Vanuit welke perspectieven lezen Nederlanders de Bijbel?

Haast iedereen beseft dat het onmogelijk is om op een volstrekt neutrale manier de Bijbel uit te leggen en te interpreteren. Tegelijkertijd is het lastig om je als lezer ten volle bewust te zijn van de perspectieven waarmee je de Bijbel leest. Het veronderstelt namelijk dat je van een afstand naar jezelf en naar je cultuur kijkt. 

In dit artikel concentreren we ons op de vraag welke perspectieven schuilgaan achter de leesverslagen van de 33 Nederlandse groepen die hebben deelgenomen aan het Project Intercultureel Bijbellezen (ICB).1Sommigen zal het herkenning bieden, anderen juist niet. In beide gevallen kan het helpen om scherper te beseffen met welke perspectieven men de Bijbel leest. 

Vers voor vers de tekst vanuit een historisch en rationeel perspectief lezen

Een van de drie vragen die aan alle ICB-groepen is voorgelegd, luidt: Wat staat er precies in de tekst? Veel Nederlandse groepen hebben deze vraag beantwoord door Johannes 4 systematisch vers voor vers te bespreken en na te gaan of men de inhoud begrijpt. Vooral de eerste verzen riepen historisch georiënteerde vragen op, zoals: Waarom koos Jezus ervoor om de weg door Samaria te nemen? Hoe waren destijds de verhoudingen tussen Joden en Samaritanen? Wat is het West-Europese equivalent van het twaalfde uur, het moment dat de Samaritaanse vrouw naar de bron gaat? Waarom koos ze juist dit tijdstip? 

Gaandeweg het verhaal krijgen de vragen meer een rationeel karakter. Een leesgroep in Geldrop vindt dat, als vers 21 wordt geschrapt, het verhaal beter zou lopen. Voorts is een van de deelnemers van mening dat Johannes met weinig woorden veel probeert te vertellen, waardoor het verhaal onduidelijk, duister en vaag wordt. In Amstelveen wordt opgemerkt dat de vreemde overgang tussen vers 31 en 32 afbreuk doet aan de logische ontwikkeling in het verhaal. 

De leeswijze van veel Nederlandse ICB-groepen sluit aan op een academische traditie in West-Europa, die sterk de nadruk legt op objectieve, kritische exegese. Afgaande op de ICB-verslagen, is deze bijbelwetenschappelijke traditie ook doorgesijpeld naar het grondvlak van sommige protestantse kerken in Nederland. Zo benadrukken diverse Nederlandse ICB-leesgroepen deze leeswijze als waardevol te ervaren en uiten ze kritiek op de meer algemene én dogmatische leeswijze van partnergroepen overzee. Zij vinden dat het bij hun overzeese partners te snel gaat over waarheden zoals ‘de genade van Jezus, die ons komt bevrijden van onze zonden’. Nederlandse deelnemers associëren dergelijke dogmatische visies op Johannes 4 met het verleden.

Zo merkt een Nederlandse deelnemer op: ‘Het is iets dat wij al vijfentwintig of dertig jaar achter de rug hebben.’ Niet alle 33 Nederlandse groepen laten zich even negatief uit over de traditionele leeswijzen van hun partners. Maar tegelijkertijd is evident dat vrijwel alle Nederlandse leesverslagen zich verre houden van een meer dogmatische lezing van Johannes 4. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gezocht worden in de veranderende manier van bijbellezen in Nederland. Vijftig jaar geleden beschouwden veel protestanten bijbelteksten primair als kapstokken om geloofsmatige opvattingen te onderbouwen. De geleidelijke verdwijning van de protestantse zuil heeft geleid tot een bevrijding van kerkelijke dogma’s en, in het verlengde daarvan, tot een meer exegetische lezing van de Bijbel. 

Levend water?

Toch zit er nog een addertje onder het gras. Hoe indrukwekkend de bijbelwetenschappelijke vaardigheden en kennis van Nederlandse leesgroepen ook moge zijn, hun uitleg van Johannes 4 zou een exegetische toets niet doorstaan. Bij een nauwkeurige bestudering van de leesverslagen blijkt namelijk dat het overgrote deel van de leesgroepen de metafoor van levend water (Johannes 4:7-15), zonder enige motivatie heeft overgeslagen. Het gegeven dat men, ondanks de systematische vers-voor-vers benadering, argeloos over deze metafoor heen heeft te lezen, is opvallend. Naar het zich laat aanzien, hangt de blinde vlek samen met het gegeven dat metaforen bij uitstek moeilijk te duiden te zijn. Nog sterker: binnen de bijbelwetenschappen bestaat geen consensus over de betekenis van levend water in Joh. 4, behalve dat het beeld een spirituele lading lijkt te hebben. Vanuit een meer rationeel perspectief op de tekst, is het begrijpelijk dat veel ICB-groepen de ongrijpbare, spiritueel geladen metafoor hebben overgeslagen. Per saldo wekt het de indruk dat veel Nederlandse ICB-deelnemers een systematische lezing van de tekst loslaten op het moment dat de inhoud van verzen niet past binnen hun rationele denkraam.2

De moeite om de Bijbel te betrekken op het eigen leven

In het protocol dat alle ICB-groepen als leidraad hebben gebruikt bij het lezen van Johannes 4, stonden drie vragen. De middelste vraag is, zoals we gezien hebben, exegetisch van aard. De eerste en de derde vraag richten zich op de interpretatie: Welke ervaringen uit het dagelijks leven roept de tekst op? Met welk personage identificeer je je? 

De eerste vraag is door vrijwel alle Nederlandse leesgroepen overgeslagen. In een enkel geval kwam deze vraag alsnog ter sprake naar aanleiding van correspondentie met een partner overzee. Een voorbeeld daarvan is een leesgroep uit Amsterdam, die gekoppeld werd met een leesgroep in Ghana. Sommige Nederlandse deelnemers waren in positieve zin getroffen door het gemak waarmee hun partners Johannes 4 op hun eigen leven betrokken. ‘Ze ervaren Jezus op een heel directe manier als een voorbeeld voor zichzelf. En de hogere laag die in het beeld van levend water zit, kunnen ze in twee zinnetjes aangeven en vervolgens verbinden met eenduidige antwoorden voor hun dagelijkse leven.’ De eenheid die de Ghanese groep ervaart tussen Bijbel en leven, roept bij de deelnemers dubbele gevoelens op. Zo merkt iemand op: ‘Misschien is het zelfs wel zo dat wij hiernaar toe terug moeten, maar ik weet niet of het wel terug te draaien is. En misschien voel ik me ook niet meer op mijn gemak bij al die antwoorden.’

De derde vraag, die zich richt op de identificatie met personages in Johannes 4, is door diverse Nederlandse leesgroepen beantwoord. Men heeft relatief veel waardering voor de Samaritaanse vrouw, die open en assertief reageert op de woorden van Jezus. Een deelnemer in Andijk legt een verband tussen de Samaritaanse en Afghaanse vrouwen. ‘In Afghanistan wordt de helft van de samenleving genegeerd, of nog erger: men laat vrouwen verhongeren totdat ze dood gaan. Ik zie de Samaritaanse als het symbool voor degenen die geen plek hebben.’ De waardering die de Samaritaanse in sommige Nederlandse leesgroepen krijgt, staat haaks op de visie van de meeste overzeese partners die haar vooral als een prostituee beschouwen, omdat ze verschillende mannen heeft gehad. Dit aspect is in de Nederlandse ICB-groepen nauwelijks tot niet ter sprake gekomen.  

Terwijl de Samaritaanse bij Nederlandse leesgroepen betrekkelijk veel sympathie oogst, krijgt Jezus vooral kritiek. In Apeldoorn vindt men dat Jezus ietwat vreemd reageert, bijvoorbeeld door de vrouw op te roepen haar echtgenoot te gaan halen. Verder verloopt volgens de deelnemers de communicatie tussen Jezus en de vrouw niet op alle punten logisch, waardoor de twee elkaar niet goed begrijpen. In andere Nederlandse leesgroepen is men evenmin gecharmeerd van Jezus’ benadering. Zo merkt iemand op: ‘Ik vind hem bijna pinnig tegenover haar met opmerkingen zoals: Ik heb beter water’, ‘Jullie weten niet wat jullie geloven, wij weten dat wel’.’ Een ander vindt dat Jezus de vrouw gebruikt als middel om duidelijk te maken dat hij de Messias is. 

Al met al hebben Nederlandse leesgroepen relatief weinig aandacht besteed aan de de eerste en derde vraag in het protocol, die gericht zijn op de interpretatie. Ook dit aspect sluit goed aan bij een West-Europese bijbelwetenschappelijke traditie die teksten vanuit een historisch perspectief benadert. De Bijbel is een oud boek dat twee- tot drieduizend jaar geleden is geschreven. Naarmate men nadrukkelijker de historische dimensie van teksten onderstreept, zal de vraag welke identificatiemogelijkheden bijbelse personages bieden, lastiger te beantwoorden zijn. 

Johannes 4, de rol van vrouwen en het belang van de interreligieuze dialoog

De perspectieven waarmee Nederlanders de tekst hebben geëxegetiseerd en geïnterpreteerd, lijken in belangrijke mate samen te hangen met de ontzuiling en de toenemende invloed van de bijbelwetenschappen. Toch zou het te simpel zijn om de leeswijzen van Nederlandse ICB-deelnemers enkel en alleen te verbinden met ontwikkelingen van de afgelopen vijftig jaar. Uit het vervolg zal blijken dat ook typisch Nederlandse culturele waarden invloed hebben gehad op het perspectief waarmee ICB-deelnemers Johannes 4 hebben gelezen.

In de vorige paragraaf hebben we gezien dat verschillende Nederlandse leesgroepen zich meer identificeerden met de Samaritaanse vrouw dan met Jezus. In het verlengde daarvan komt ook de positie van de vrouw in de hedendaagse samenleving regelmatig ter sprake in de correspondentie met partnergroepen. Zo blijkt uit de briefwisseling tussen een leesgroep in Hilversum en partners in Ecuador dat de Nederlandse leesgroep geschokt is dat in Latijns-Amerika mannen zich verzetten tegen het idee dat vrouwen ook recht hebben op een opleiding. In het verlengde daarvan merkt men op dat vrouwen in Nederland een gelijkwaardige positie lijken te hebben, maar in de praktijk vrouwelijke predikanten vaak kritischer worden beoordeeld dan hun mannelijke collega’s. Bovendien zijn er in Nederland diverse subculturen, zoals in de rooms-katholieke kerk, waar nog veel ongelijkheid is tussen mannen en vrouwen.

De aandacht die ICB-deelnemers besteden aan de rol van de vrouw in Johannes 4 én in de Nederlandse samenleving, is vanuit cultureel-antropologisch oogpunt niet verrassend. Een van de vijf dimensies die volgens Hofstede dwars door alle nationale culturen loopt, is de verhouding tussen man en vrouw.3 De biologische verschillen zijn absoluut, maar de emotionele sekserollen van mannen en vrouwen kunnen variëren. De invloed van de mannelijke rol in een samenleving, door Hofstede (124vv) ‘masculien’ genoemd, kenmerkt zich door een duidelijke scheiding tussen mannen en vrouwen. Mannen worden geacht assertief en hard te zijn, en materieel succes na te jagen. Vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht te zijn op de kwaliteit van het bestaan. In een meer feminiene samenleving zijn beide rollen zowel bij vrouwen als bij mannen te vinden. Op een schaal van 74 landen scoort Nederland wat betreft masculiniteit zeer laag (positie 72) en zijn Nederlanders dus per saldo meer feminien (Hofstede, 129). Gelet op deze score is het in zekere zin voorspelbaar dat Nederlandse ICB-groepen waardering hebben voor de assertieve opstelling van de Samaritaanse vrouw en minder gecharmeerd zijn van de ietwat eigenzinnig ogende opstelling van Jezus.

Respectvol

Een tweede aspect dat Nederlandse ICB-deelnemers benadrukken, is het gegeven dat in Johannes 4 Jezus en de Samaritaanse met elkaar in gesprek zijn gegaan, ondanks de religieuze spanningen die destijds bestonden tussen Joden en Samaritanen. Verschillende Nederlandse leesgroepen benadrukken in dit verband respectvol met moslims om te willen gaan. Volgens Hofstede (169vv) maakt interreligieuze dialoog deel uit van een culturele dimensie die hij ‘onzekerheidsvermijding’ noemt. Sommige culturen spelen liever op safe, andere culturen zoeken gemakkelijker het risico of de onzekerheid op. Deze dimensie van culturen is op allerlei terreinen zichtbaar. Zo leidt sterke onzekerheidsvermijding onder meer tot etnische vooroordelen, vreemdelingenangst en het accent op de gedachte dat er, religieus gezien maar één enkele waarheid is. Op de schaal van 74 landen staat Nederland op positie 53, hetgeen betekent dat Nederlanders relatief weinig etnische vooroordelen of vreemdelingenangst hebben en minder sterk hun eigen religieuze waarheid onderstrepen. Denkbaar is dat deze culturele factor invloed heeft gehad op het perspectief waarmee Nederlanders relatief kritisch de ‘pinnige opstelling’ van Jezus ten opzicht van de Samaritaanse vrouw hebben geëvalueerd.

Of we met dit alles een compleet beeld hebben geschetst van de perspectieven waarmee ‘Nederlanders’ de Bijbel lezen, staat te bezien. Hoe rijk Johannes 4 ook is, het biedt geen aanknopingspunten om na te gaan vanuit welke perspectieven ICB-deelnemers bijbelse thema’s tegemoet treden die niet in Johannes 4 voorkomen, zoals rijkdom en armoede, recht en gerechtigheid, wonderen et cetera. Voorts is denkbaar dat Nederlanders die geen PKN- achtergrond hebben, de Bijbel vanuit andere perspectieven lezen. Blijft staan dat een rationele en historische visie op teksten en de factoren die Hofstede signaleert, een sterk stempel lijken te hebben gezet op de Nederlandse cultuur als geheel.

Noten

1 Verreweg de meeste Nederlandse leesgroepen zijn verbonden met de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). 

Uit onderzoek blijkt dat een dergelijke selectieve omgang met teksten (ook wel aangeduid als  ‘subjectivering van de kennis’), wel vaker voorkomt in Nederland, ook in PKN-kringen. Zie Snoek: 252vv.

Wat Hofstede (19) betreft bestaat cultuur uit “ (…) de ongeschreven regels van het sociale spel. Het is de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van andere.“

Literatuur

H. de Wit (e.a.), Putten uit de bron. Een bijbelverhaal intercultureel gelezen, Zoetermeer 2004

G. Hofstede en G.J. Hofstede, Allemaal andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen, Amsterdam /Antwerpen 2009 (29e druk)

H. Snoek, Een huis om in te wonenUitleg en interpretatie van de Bijbel, Kampen 2010

— Hans Snoek is docent bijbelwetenschapper aan de Christelijke Hogeschool Windesheim en wetenschappelijk medewerker Intercultureel Bijbellezen aan de Vrije Universiteit. Van 1989 tot 1998 was hij werkzaam als docent Oude Testament in Latijns-Amerika.