Al sinds de Vroege kerk is bekering tot het christelijke geloof een controversieel onderwerp. In tweeduizend jaar geschiedenis heeft de kerk immers maar al te vaak een beroep gedaan op geweld en illegitiem lokaas om zich van voldoende bekeringen te verzekeren. Wanneer zulke anti-christelijke methoden gebruikt werden, hadden de kerkelijke overheden meestal een intieme band met politieke machtsblokken en hun expansiedrang. Dat rechtvaardigt hun gedrag niet, maar plaatst het wel in de juiste context. Meer oprechte perioden van kerkgroei werden gekenmerkt door relatieve vrede. Bekeringen werden niet afgedwongen, maar vloeiden als vanzelf voort uit de betrokkenheid van christenen bij hun samenlevingen. Meestal vormden christenen in zulke perioden een minderheid.
Uit deze generalisering volgen twee conclusies. Ten eerste zien we dat christelijk geloof en macht geen gelukkig span vormen. Vrijwel iedere combinatie van macht en geloof verzwakt het geloof en verliest daarmee geloofwaardigheid. Ten tweede zien we dat christelijk geloof goed ‘werkt’ in situaties waarin gelovigen op een of andere manier naar de marge gedrongen worden – dat is per slot van rekening ook de context waarin Jezus leefde en waarin de Vroege kerk groeide.
Acuter
Bekering blijft tot op de dag van vandaag omstreden. Massale en wereldwijde migratiestromen hebben de religieuze samenstelling omgevormd van vele – misschien zelfs de meeste – samenlevingen. We leven in multireligieuze omgevingen. De zogenaamde ‘christelijke landen’ van Europa en Noord-Amerika herbergen nu de volle breedte van de wereldreligies. Tegelijkertijd is de kerk van het Zuiden sterk gegroeid. Vragen rondom bekering – tot en uit het christelijke geloof – zijn daarom, naar ik geloof, vandaag acuter dan in voorgaande generaties.
Te midden van dit veranderende landschap zal in 2011 een nieuw document het licht zien: Christelijk getuigenis in een multireligieuze wereld: Aanbevelingen voor een gedragscode. Het document is een vrucht van interreligieuze dialoog, maar het heeft een veel wijdere toepassing, zowel wat betreft de inhoud als het proces waardoor het tot stand kwam. In dit artikel geef ik een beschouwing van beide aspecten en beschrijf ik de implicaties voor de hedendaagse praktijk van zending, dialoog en evangelisatie.
Ethiek van bekering
Het gesprek dat tot de Aanbevelingen leidde, begon in 2006 tussen de Pauselijke Raad voor Interreligieuze Dialoog (PCID) en de Wereldraad van Kerken (WCC). De WCC nodigde ook de Wereldwijde Evangelische Alliantie (WEA) om deel te nemen aan het proces. Een eerste verkennende consultatie werd gehouden in Lariano in Italië. Het was een interreligieuze ontmoeting, zodat christelijke leiders de kans hadden om de perspectieven van gelovigen uit andere religies te beluisteren.
De dialoog leverde fascinerende vragen op, zowel theologisch als praktisch. Is het doel van christelijke betrokkenheid bij een noodsituatie bekering of het redden van levens? Als dat laatste het geval is, waarom maken christenen dan zo graag gebruik van hun eigen christelijke organisaties – waarom geven ze geen hulp aan lokale hulporganisaties die ook islamitisch, hindoeïstisch, atheïstisch of seculier kunnen zijn? Die verbinding tussen hulp en de christelijke kerk impliceert, zo luidt het argument, dat christenen ten diepste liever een theologisch punt maken dan eenvoudig medemensen in levensgevaarlijke omstandigheden te helpen. Hoewel we erkennen dat er heel redelijke tegenargumenten aan te voeren zijn, is het essentieel om zulke visies te beluisteren en te begrijpen. Het gaat in de dialoog immers niet om het winnen van een intellectueel debat.
Onder deze vragen liggen de fundamentele vragen naar een ethiek van bekering en naar de methoden die gebruikt worden om bekeerlingen te overtuigen. Passen deze methoden bij het geloof dat bekeerlingen wil winnen? Helaas werden er ook in deze dialoog voorbeelden gegeven van christelijke zendelingen wier benadering en boodschap inconsistent waren.
Eigen nuance
Om over deze uitdagingen dieper na te denken, hielden de drie organisaties (WCC, PCID en WEA) een intrachristelijke consultatie. Deze tweede bijeenkomst in het proces had plaats in Toulouse, Frankrijk, in 2007. Nu richtten de deelnemers hun aandacht op de oorzaken van onbegrip en conflict, zoals de relatie tussen diakonia(dienst) en bekering. Ook bespraken zij het gebruik (en potentieel misbruik) van internationale fondsen en politieke en wettelijke macht. Met het rapport van deze vergadering in handen begon in 2009 een schrijfgroep aan de Aanbevelingen.
Het proces van samenwerking tussen de collega’s van het Vaticaan, de WCC en de WEA was stimulerend, intrigerend, frustrerend, onderhoudend, opbeurend en vormend. Niet alleen waren de drie groepen totaal verschillend – en dat waren ze echt! Maar ook bracht ieder individu een ander perspectief en andere ervaringen naar de gesprekstafel. Een katholiek perspectief op bekering in het Midden-Oosten bleek heel anders dan een orthodox perspectief en beide weken weer sterk af van de pentecostale benadering. Ook liepen de visies van Afrikanen, Aziaten en Europeanen nogal sterk uiteen. Allen waren bekend met dezelfde termen, maar een ieder bracht een eigen nuance in. Voor sommigen was evangelisatie ‘de koningin van alle bedieningen’ (zo kenschets ik het zelf graag), terwijl deze term voor anderen – vanwege hun negatieve ontmoetingen met zelfbenoemde ‘evangelisten’ – nogal agressief klonk. Zij gaven de voorkeur aan het woord ‘getuigenis’.
Alle groepsleden vertelden fascinerende verhalen over hun weg tot levend geloof in Jezus. Sommigen waren bekeerlingen uit een andere religie, anderen volgden het geloof van hun familie; voor sommigen was de bekering tot Jezus een soepel proces, voor anderen was het een heel dramatisch gebeuren. Deze verhalen bonden de groep samen en herinnerden ons eraan dat er meer is dat ons verenigt dan dat ons verdeelt, en dat God blijkbaar bereid is te werken door welke kerkelijke traditie ook, evangelisch, orthodox en katholiek. Het delen van onze geloofsgang, de debatten over omstreden punten, de samenwerking tussen collega’s uit verschillende tradities en wereldgemeenschappen, het samen eten en drinken – dit proces was essentieel voor de ontwikkeling van het document. De sterke interpersoonlijke relaties stelden ons in staat om van mening te verschillen, om frasen en alinea’s te herformuleren en om oplossingen te vinden voor schijnbaar onoplosbare problemen. Het maakte de ontmoetingen verfrissend: naast het werk aan het document was er tijd voor wederzijdse bemoediging en gebed.
Was het een gemakkelijke tocht die we samen maakten? Nee. Er waren zeker meningsverschillen en problemen, maar tot op heden is de groep in staat geweest om telkens weer een weg voorwaarts te vinden. Het essentiële leerpunt, althans voor mij, is dat het proces net zo belangrijk is als het eindproduct.
De boodschap belichamen
Op dit moment van schrijven ligt het document in concept. Het is een kort document, vooral bedoeld om discussie en debat te stimuleren op nationaal en regionaal niveau, door de wereld heen. Zulke debatten vinden natuurlijk al plaats, in het bijzonder in contexten waar bekering bij de wet verboden is of waar zulke wetten mogelijkerwijs worden ingevoerd, zoals India. We hopen echter op gesprekken op meer plaatsen in de wereld, want de oproep om Jezus te volgen – de oproep tot bekering – is vandaag nog net zo nodig als in de dagen van Handelingen 2. Een kerk die de mensen niet oproept om Christus te volgen mag nauwelijks een ‘kerk’ genoemd worden.
Missionaire reflectie en training vergeten vaak (maar niet altijd) te kijken naar de manieren waarop mensen geroepen worden. Modellen van evangelisatie zijn vaak eerder gericht op pragmatische overwegingen – wat werkt – dan op praxis: een praktijk van evangelisatie die een oprechte weerspiegeling is van de boodschap zelf. Dit is de kern van de Aanbevelingen: de methode moet de boodschap belichamen. Het is onze taak en onze vreugde om als Christus’ volgelingen elke gelegenheid aan te grijpen om het hele verhaal over Jezus te vertellen, aan iedereen, op elke tijd en plaats. Maar we moeten methoden gebruiken die deze boodschap incarneren. Strategieën die het evangelie ‘vermarkten’ alsof het slechts handelswaar was en die vervolgens claimen ‘zending’ te zijn, verlagen het evangelie en brengen Christus in diskrediet. Overtuiging – een goed, paulinisch woord – staat niet gelijk aan manipulatie. Prediking – een ander goed, bijbels woord – is geen verkooppraatje. Evangelisatie is het trouwe van Jezus delen en niet een recruteringscampagne voor de kerk.
Vinden van balans
De Aanbevelingen willen kerkelijke werkers en leiders helpen om te reflecteren op hoe ze de dingen gewoonlijk aanpakken en hoe het beter kan, dat wil zeggen: getrouwer en dichterbij het bijbelse voorbeeld van Jezus en de Vroege kerk, om zo te komen tot een scherpere weerspiegeling van het evangelie. Het gaat om het vinden van balans. Er is een dunne lijn tussen het zorgen voor het kwetsbare (iets dat wij altijd moeten doen), het delen van het evangelie met de kwetsbare (iets dat wij ook altijd moeten doen) en het zorgen dat de aangeboden hulp niet afhankelijk is van de bekering van de ontvanger. Het probleem ligt soms minder bij de missionaire praktijk dan bij de perceptie van deze praktijk. In sommige delen van de wereld is dit een kritiek onderscheid waaraan we niet voorbij mogen zien.
Aanbevelingen heeft een eenvoudige structuur. Het is geen formeel-theologische verklaring per se, hoewel de inhoud voluit theologisch is. Het is in de eerste plaats een instrument dat reflectie op de verschillende aspecten van bekering bevordert en faciliteert. Het document begint met een korte paragraaf getiteld ‘de basis van het christelijk getuigenis’. Dan volgt een lijst met ‘principes’. Hier, in het hart van het document, staan suggesties voor gebed en discussie, maar ook voor toepassingen in specifieke contexten. Het eerste principe, bijvoorbeeld, stelt eenvoudigweg: ‘Christenen zijn geroepen om in hun getuigenis het voorbeeld en het onderwijs van Jezus Christus te volgen.’ Ik kan me niet voorstellen dat enig christen deze bewering zal tegenspreken, maar als we haar toepassen, wordt het spannend. Wat zijn de meest relevante aspecten van het onderwijs van Jezus in contexten van aperte en gewelddadige vervolging? Hoe zit dat in de Europese context waar een zekere apathie heerst ten opzichte van de claims van Jezus? Wat impliceert het onderwijs van Jezus voor ons gedrag en ons getuigenis in deze verscheidene contexten? Het document eindigt met een aantal aanbevelingen voor lokale en nationale organisaties.
Toen ik een keer werd uitgenodigd het document te presenteren aan een groep belangrijke kerkleiders, hield ik mijn toespraak beperkt tot een paar minuten en daarna vroeg ik om opmerkingen en vragen. Twee uur later was de discussie nog volop gaande! Dat is het doel van dit document. Ik geloof dat dit doel vervuld wordt als zulke gesprekken ons allemaal brengen tot een diepere bekering tot Christus en een groter verlangen om te delen in zijn onverdiende genade en liefde voor Gods gebroken wereld in nood.
Vertaling: Wilbert van Saane
— John Baxter Brown is Consultant for Evangelism bij de Wereldraad van Kerken (WCC) in Genève. Hij houdt een Evangelism blog bij op www.oikoumene.org.