Bekeringsijver onder de vlag van ontwikkelingshulp 

Wereldwijd zijn er vele organisaties die op opdringerige wijze streven naar bekering van andersdenkenden. Ook ontwikkelingshulp en noodhulp worden voor dit doel aangewend. Zo werd de tsunami in 2004 in Azië door diverse organisatiesgroepen aangegrepen om de overlevenden te bekeren. Op welke wijze kunnen ontwikkelingsorganisaties hiermee het beste omgaan? 

Het gaat bij het zogeheten proselitisme om bekeringsijver, gekoppeld aan drie kenmerken. Ten eerste is de manier waarop het wordt uitgevoerd, opdringerig. Het gaat erom dat je de ander overtuigt dat jouw geloof beter is dan het geloof van de ander en dat deze zich beter kan bekeren, teneinde te worden gered, rijkdom te vergaren of een goed leven na dit leven te verkrijgen. Een tweede kenmerk is dat het in georganiseerd verband plaatsvindt. Dat kan regionaal zijn, maar ook nationaal en internationaal. Ten derde richten proselitische organisaties zich doorgaans op (groepen) mensen in kwetsbare posities, zoals mensen die te maken krijgen met armoede, oorlogen en natuurrampen. Inzet van (economische, sociale) machtsmiddelen wordt daarbij niet geschuwd.

Proselitisme is een term die in veel gevallen een negatief waardeoordeel in zich heeft. Organisaties zullen niet snel van zichzelf zeggen dat ze proselitistisch zijn; het is meestal de typering en beschuldiging van anderen die het als zodanig ervaren.

Organisaties zullen van zichzelf niet snel zeggen dat ze proselitisch zijn

Jacques Matthey, directeur van de zendingsafdeling van de Wereldraad van Kerken, geeft een goede weergave van het gevaar van proselitisme, bezien vanuit christelijk perspectief: ‘In terms of power, the danger of proselytism lies in the pretension of one’s superiority in terms of belief, theology, ecclesiology, ethics, coupled with a denigration of other traditions and the use of political alliances to effect conversions, the offering of economic incentives for attracting people and manipulating fear through apocalyptic narratives of God’s judgement.’Opdringerige bekeringsijver gaat volgens Matthey dus gepaard met een superioriteitsgevoel, de inzet van verschillende machtsmiddelen en het zaaien van angst voor de ‘dag des oordeels’. 

‘Gaat dan heen’

Vooral binnen het christendom en de islam worden gelovigen opgeroepen om de religieuze boodschap te verspreiden. De centrale boodschap waarbij christenen worden aangemoedigd om anderen te bekeren staat in Mattheüs 28 vers 18-20. De katholieken spreken hierbij meestal over missie en de protestanten over zending. Moslims noemen het dacwa (uitnodiging tot het geloof) of tabligh (bekendmaking). Hun inspiratie is te vinden in de Koran, met name Soera An-Nahl (de Bijen) 16 vers 125. 

De interpretatie van deze oproepen het geloof te verspreiden verschilt sterk: sommigen menen dat het volstaat om als christen of moslim het geloof te praktiseren door het goede voorbeeld te geven, waarbij de religieuze inspiratie niet altijd aan de orde hoeft te komen. Anderen zijn van mening dat in de religieuze bronnen wordt opgeroepen alle ‘ongelovigen’ actief te bekeren.

Ook binnen het hindoeïsme en boeddhisme houden groeperingen zich bezig met bekeringsactiviteiten.

Mondiale ontwikkelingen

Wereldwijd zien we de laatste decennia een aantal gebeurtenissen waar bekeringsijver een rol speelt. Hiermee worden de onrust binnen samenlevingen en conflicten rond religies versterkt. Ik noem hier vier zaken: conflicten waarin religie een rol speelt, War on Terror, internationale lobbybewegingen en het aantal (rijke) bekeringsorganisaties.

Conflicten waarin religie een rol speelt

Er vindt een toename plaats van conflicten waarin religie een rol speelt, zoals bijvoorbeeld in India waar veel strijd heerst tussen hindoes, moslims en christenen. Doordat de afgelopen decennia – onder invloed van een groeiende economie – veel veranderd is in de Indiase samenleving, zijn er fundamentalistische bewegingen opgekomen die terugverlangen naar de oude hindoewaarden. Deze bewegingen opereren op tal van fronten, zowel religieus als politiek. Voor moslims en christenen is, volgens hen, geen plaats in de op te richten hindoestaat. Ondertussen groeien ook islam en christendom door, en eisen hun plek op. 

War on Terror

Christelijke bekeringsorganisaties zijn actief betrokken bij de zogenaamde War on Terror. De landen die doelwit zijn van deze oorlog tegen het terrorisme, zoals Irak en Afhanistan, zijn voornamelijk islamitisch. Na invallen van het Westen in deze landen werd het leger gevolgd door grote groepen zendelingen die de moslims kwamen bekeren. Zo werden tijdens de Golfoorlog van begin jaren negentig door de Amerikaanse zendingsbeweging Samaritan’s Purse 30.000 bijbels de regio binnengebracht.2 En in Irak werden door 800 vrijwilligers van de Southern Baptist Convention (SBC) voedselpakketten bezorgd waarop in het Arabisch een bijbeltekst was geplaatst. De directeur voor Noord-Afrika en het Midden-Oosten van SBC sprak zelfs van een ‘war of souls’ in Irak.3

Internationale lobbybewegingen

Vooral rijke internationale organisaties proberen via lobby hun invloed uit te breiden, bijvoorbeeld op het gebied van aids en de omgang met homo’s. Een bekend voorbeeld hiervan is de lobby van conservatieve Amerikaanse protestanten die prominente Afrikaanse religieuze leiders overreden om de mensenrechten van homoseksuelen sterk in te perken.Dat deze campagne succesvol is, valt te zien aan de sterke groei van de reeds aanwezige homofobie in verschillende Afrikaanse landen. Dit uit zich in een toename van geweld tegen deze mensen en het instellen van de doodstraf op het actief propageren van afwijkende seksuele voorkeuren.

Rijke bekeringsorganisaties

Er is een groot aantal bekeringsorganisaties die met veel geld en weinig respect voor de religieuze verhoudingen, er alles aan doet om bekeerlingen te maken. 

Vanuit de Verenigde Staten vindt de meeste christelijke zendingsijver plaats; dat geldt niet alleen voor de aantallen mensen die hiermee bezig zijn, maar ook voor de enorme hoeveelheden geld die hiermee gemoeid zijn. De organisatie Samaritan’s Purse heeft bijvoorbeeld een jaarbudget van 220 miljoen dollar en is actief in meer dan honderd landen in de wereld. In Zuid-Korea is het christendom de laatste jaren enorm gegroeid. Het land staat inmiddels op de tweede plaats na de Verenigde Staten van de landen met de grootste zendingsactiviteit. Jaarlijks worden er vanuit Korea meer dan 17.000 zendelingen naar 123 landen in de wereld gezonden.5

In Nederland is TRIN de bekendste organisatie die proselitistisch genoemd kan worden: Touch, Reach and Impact the Nations. Oprichter Mattheus van der Steen houdt niet alleen massabijeenkomsten in Nederland, maar ook in Azië en Afrika. De bijeenkomsten in het buitenland worden gecombineerd met ontwikkelingshulp. Op hun website6 staat in een reisverslag naar India (februari 2008) te lezen: ‘Transformatie in Bhimavaram! Dat is wat we de afgelopen dagen hebben gezien en meegemaakt. God heeft deze Indiase stad aangeraakt. Er is een zaad van opwekking geplant en we geloven dat er een nieuwe tijd gaat aanbreken voor Bhimavaram en omgeving. In het tsunamigebied heeft Mattheus gesproken voor 1500 mensen. Gods geest werkte zeer krachtig en 980 mensen hebben hun hart aan Jezus gegeven. We hebben velen gezegend met de liefde van God.’

Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingsorganisaties worden in hun werk geconfronteerd met proselitisme. Enerzijds doordat ze nationale en internationale proselitische organisaties tegenkomen in de regio’s waar ze werken. Ontwikkelingswerkers zien dat van armoede en rampen misbruik wordt gemaakt om zieltjes te winnen. Daarbij sparen proselitische organisaties kosten noch moeite, schuwen zij de inzet van machtsmiddelen niet en tonen zij weinig respect voor de bestaande religieuze verhoudingen.

Er wordt misbruik gemaakt van armoede en rampen om zieltjes te winnen

Anderzijds kunnen ontwikkelingsorganisaties ook zelf beschuldigd worden van proselitisme. Dat gevaar is het grootst voor Faith Based Organisations (fbo’s) die werken vanuit een religieuze inspiratie maar bekering niet ten doel hebben gesteld. De mate waarin fbo’s religieus zijn en opereren varieert sterk. Hun religieuze inspiratie heeft betrekking op de missie van de organisatie, maar kan daarnaast ook bepalend zijn voor het aannamebeleid van personeel, de keuze van de groepen waarmee wordt samengewerkt in ontwikkelingslanden, de achterban, enzovoorts. 

Bekering is geen doel van deze organisaties, maar het kan wel een neveneffect zijn van de werkzaamheden die vanuit religieuze inspiratie worden uitgevoerd.

Voor fbo’s is het lastig om een goede positie in te nemen. Zo stelde Waseem Yaqub, destijds hoofd van het Brits Kantoor van Islamic Relief Worldwide, dat er een groot vooroordeel bestaat tegen islamitische ontwikkelingsorganisaties. Tijdens een bijeenkomst van het Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling in 2004 zei hij: ‘Als Islamic Relief zich puur richt op islamitische groepen, krijgt ze het verwijt op exclusieve basis werkzaam te zijn. Maar als ze zich ook op andere groeperingen richt, wordt ze al snel beschuldigd van evangelisatie.’

Christchurch

Vooral in regio’s waar religies een rol spelen bij conflicten, kunnen fbo’s gemakkelijk beschuldigd worden van proselitisme. Om een voorbeeld te noemen: in Indonesië werden na de tsunami van december 2004, van overal uit de wereld hulpgoederen ingevlogen en kwamen vele hulporganisaties de bevolking assistentie verlenen. Ook in de overwegend islamitische provincie Atjeh gebeurde dit. Christelijke hulporganisaties werden wel geaccepteerd, maar er was ook wantrouwen. Toen er dozen medicijnen kwamen uit de Nieuw-Zeelandse plaats Christchurch ontstond veel commotie. Meteen werd door sommigen gedacht dat dit een poging was om de moslimbevolking tot het christendom te bekeren. Enkele islamitische organisaties bliezen dit voorval groot op. Voor een deel kon deze commotie gesust worden door uit te leggen dat de naam Christchurch sloeg op de plaats van herkomst van de medicijnen. Voor de ontwikkelingsorganisaties was het een les in hoe gevoelig dit soort zaken kunnen zijn.

Schijn vermijden

Om de schijn van proselitisme te vermijden kunnen fbo’s, afhankelijk van de context, verschillende maatregelen nemen. 

Het begint met het expliciet openstellen van de activiteiten voor iedereen binnen de lokale gemeenschap, en niet alleen voor de mensen met dezelfde religieuze achtergrond als de samenwerkingspartner. Vervolgens is het belangrijk te zorgen voor volstrekte openheid en transparantie over de bedoelingen van de organisatie en de activiteiten. Het actief uitdragen van een ethische code of gedragscode kan hierbij helpen. Daarmee kunnen organisaties duidelijk maken dat de bedoelingen zuiver zijn en dat bekering geen doel is van de activiteiten. 

De afgelopen jaren zijn er verschillende codes opgesteld die oproepen tot wederzijds begrip en die richtlijnen bieden voor interreligieuze samenwerking.7 Een belangrijke gedragscode is de ‘code of conduct for the International Red Cross and Red Crescent Movement and NGOs in Disaster Relief’.8 Veel organisaties gebruiken deze code bij het bieden van noodhulp. Hierin staat onder andere dat hulp wordt gegeven ongeacht ras, geloof of nationaliteit van de ontvanger, dat hulp nooit zal worden aangewend om een politiek of religieus standpunt te verkondigen en dat de cultuur en de gebruiken van de ander zullen worden gerespecteerd.

Religieuze ontwikkelingsorganisaties kunnen in sommige gevallen er beter voor kiezen de religieuze inspiratie van de organisatie buiten beschouwing te laten en deze hooguit vermelden als inspiratiebron voor de activiteiten. Dat is van belang voor ontwikkelingsorganisaties die werkzaam zijn in gebieden waar religies niet vreedzaam naast elkaar bestaan en in regio’s waar bepaalde religies negatieve associaties oproepen. 

Antenne ontwikkelen 

Seculiere ontwikkelingsorganisaties zullen over het algemeen werkzaam zijn in gebieden waar religie wel een rol speelt in het dagelijks leven, en waar bekeringsorganisaties actief zijn. Religie negeren als ‘niet ter zake doende’ is geen optie; ook seculiere ontwikkelingsorganisaties zullen een antenne moeten ontwikkelen om de religieuze gevoeligheden te registeren. Daarmee voorkomen ze dat de samenwerking met lokale partners of de effectiviteit van projecten negatief wordt beïnvloed. Het Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling heeft onlangs een praktijkboek gepubliceerd om zowel seculiere als religieuze ontwikkelingswerkers handreikingen te bieden voor de omgang met religie in de praktijk van ontwikkelingssamenwerking.9

Wendy Tyndale, voormalig coördinator van World Faith Development Dialogue, biedt een interessante invalshoek op seculier proselitisme: ‘Ironically, it seems to me that the clearest case of proselytism among aid agencies is from secular agencies, or even secular workers within faith-based aid agencies, whose message is often clearly one of giving technological or managerial concerns much higher priority than concerns that may be high on the agenda of faith-based communities, such as building a community and including everyone etc..This proselytism to a secular view of life is extremely widespread.’10

Tyndale voert hier een belangrijk punt aan. Westerse ontwikkelingsorganisaties promoten sterk het seculiere ontwikkelingsmodel waarbij religieuze en andere lastig meetbare elementen nauwelijks een rol spelen. Dat valt moeilijk te rijmen met de dagelijkse realiteit in ontwikkelingslanden. Ze pleit er dan ook voor om meer aandacht te geven aan de eigen prioriteiten van lokale religieuze gemeenschappen. 

Conclusie

Iedere ontwikkelingsorganisatie heeft te maken met proselitisme. Deels betreft dit proselitisme van andere organisaties in de context waarin ze werken. En anderzijds gaat het om beschuldigingen aan hun eigen adres. Een open houding en transparantie over de bedoelingen van de organisatie helpen mee om het wantrouwen van de plaatselijke bevolking weg te halen. Het onderschrijven van een ethische code of gedragscode kan hierbij helpen. Daarbij is het overigens niet de bedoeling om religie helemaal buiten beschouwing te laten. Religie speelt een rol in het dagelijks leven van veel mensen; ontwikkelingswerkers dienen hier oog voor te hebben.

Noten

1 Jacques Matthey, ‘Mission and power’, speech tijden EEMC-bijeenkomst, georganiseerd door EEMC Utrecht februari 2010.

2 A. Rashied Omar: “The right to religious conversion. Between apostasy and proselytization”. Occasional paper #27:OP:1 (Notre Dame: University of Notre Dame, Kroc Institute, 2006).

3 Eman Ahmed, “A dangerous mix. Religion and development aid”, Challenging fundamentalisms. A web resource for women’s human rights (2005). Zie: www.hhh.umn.edu/humanitarianisms/pdf/Ahmed%20-%20A%20Dangerous%20Mix,%20Religion%20and%20Developmental%20Aid%20.pdf

4 Political Research Associates (PRA): “Globalizing the Culture Wars. US Conservatives, African Churches and Homophobia” (2009), zie www.publiceye.org/publications/globalizing-the-culture-wars/pdf/africa-full-report.pdf

5 Krasimira Petrova, “South Korea rethinks mission strategy”, BBC News, 26 juli 2007. Zie http://news.bbc.co.uk/2/hi/6915268.stm.

Zie www.trin.nl

7 Zie voor een overzicht: www.oslocoalition.org/documents/chr_muslim_guidelines.pdf

8 Zie www.ifrc.org/publicat/conduct

9 Meer informatie: zie www.religie-en-ontwikkeling.nl/praktijkboek

10 Persoonlijke correspondentie met Wendy Tyndale, lid van de Internationale Adviesraad van het Kenniscentrum Religie e&n Ontwikkeling

— Esther Dwarswaard is projectmedewerker bij Oikos – Kenniscentrum Religie en Ontwikkeling, dat kennis van en begrip voor religie in ontwikkelingsprocessen wil stimuleren.