De oude naam voor Kerala is Malabar of Malankara. Thomaschristenen beschouwen zichzelf als de erfgenamen van een kerk die daar rond 52 n.Chr. door Thomas zou zijn gesticht. De verschillende kerken verbinden hun bijzondere identiteit aan hem.
Christenen van Thomas?
Gaan ze werkelijk terug op Thomas? De wetenschappelijke literatuur vertoont een waterscheiding tussen Indiërs en niet-Indiërs. De theologen en kerkhistorici onder de Thomaschristenen zijn het als academici aan zichzelf verplicht gerede twijfel toe te laten. Maar per saldo geven zij onveranderlijk Thomas het voordeel van diezelfde twijfel. Veel niet-Indiase wetenschappers wijzen de claim naar het land der fabelen. Volgens anderen onder hen kan Thomas’ missie in India niet worden bewezen, maar ook niet dat die er niet is geweest. Die onbeslistheid is misschien nog het redelijkste standpunt. Aan beide kanten ontbreken definitieve bewijzen.
Kerstening
Alleszins historisch plausibel is de stichting in Malabar van christelijke gemeenten in de eerste of misschien toch liever tweede eeuw. Wel of niet historisch, Thomas’ missiewerk symboliseert deze vroege, historische kennismaking van India met het evangelie. Van oudsher bestonden er allerlei (handels)contacten met het Midden-Oosten. In de eerste eeuw waren er in Malabar joodse gemeenschappen, wellicht de alleroudste aanknopingspunten voor het christendom daar. Bepaalde Thomaschristenen voeren hun gemeenschap terug op deze joden. In elk geval sloten inheemse bewoners zich aan bij het nieuwe geloof, volgens bepaalde tradities leden van een hoge kaste.
Hoezo Syrisch?
Thomaschristenen spreken net als de hindoes en moslims Malayalam, een Zuid-Indiase taal, die niet verwant is met het Syrisch. Waarom noemen ze zich dan toch ‘Syrisch’? Thomaschristenen zijn per definitie altijd ‘Syrische’ christenen, omdat hun oude christelijke traditie zich uitdrukt in de Syrische kerktaal. Deze stamt uit Mesopotamië. Een duidelijke band tussen de Thomaschristenen en de zogeheten ‘Kerk van het Oosten’ van Mesopotamië zien we vanaf ongeveer 345. De Syrische christen Thomas Kana komt vanuit Mesopotamië naar Malabar, in opdracht van de katholikos (= soort patriarch) van de Kerk van het Oosten. De relatief gesloten ‘subkaste’ van de Knanaya onder de Thomaschristenen voert op Thomas Kana haar Midden-Oosterse oorsprong terug en heeft tegenwoordig in twee kerkgenootschappen zelfs eigen bisschoppen. Vanaf 345 vielen de Thomaschristenen aanwijsbaar onder de Kerk van het Oosten in Mesopotamië. Vanwege haar zowel oostelijke locatie als Syrische taal wordt de traditie van deze kerk ‘Oost-Syrisch’ genoemd. Ze werd voortaan ook de traditie van de Thomaschristen, mét Indiase toevoegingen.
Later wees de Kerk van het Oosten het Concilie van Efeze (431) af, dat de leer van Nestorius veroordeelde. Voortaan werd de Kerk van het Oosten door andere kerken als ketters (‘nestoriaans’) beschouwd. Dogmatische kwesties rond het ‘nestorianisme’ moeten de Thomaschristenen echter vreemd geweest zijn.
In de dertiende en veertiende eeuw waren er vriendelijke incidentele contacten geweest met rooms-katholieken uit het Westen. Gedurende heel onze middeleeuwen was onder christenen in het verre India het bewustzijn levend gebleven dat ze behoorden tot de grote christelijke Kerk.
Portugese twistappel
In 1498 landden de rooms-katholieke Portugezen op de Malabarkust. Mede op grond van bovengenoemd bewustzijn waren de contacten van de Thomaschristenen met deze westerse christenen aanvankelijk goed. Maar de grote verschillen, met name in de liturgie, zinden de nieuwe heersers niet. De Portugezen kwamen vooral iets halen in India (specerijen!), maar één ding hebben ze onherroepelijk ingevoerd in christelijk India: de bittere vrucht die twistappel heet. De geschiedenis van de Thomaschristenen sinds 1500 vormt de kroniek van een niet aflatende reeks ruzies.
De Portugezen namen eigen missionarissen mee, die de Thomaschristenen het Latijnse christendom opdrongen. Met het pauselijk primaatschap op zich hadden de Thomaschristenen niet zoveel moeite; ze hadden zich nooit als afgescheiden van de grote christelijke Kerk beschouwd.
Wel wezen de Thomaschristenen als gelovigen van een oosterse traditie het kerkelijke gezag door Latijnse westerlingen over hen af en hebben steeds geprobeerd hun bisschoppen te betrekken van de katholikos in Mesopotamië, die nota bene eind zestiende eeuw in kerkelijke gemeenschap was met Rome! Dit alles bijeengenomen deden de Latijnse beschuldigingen aan hun adres van ketterij (nestorianisme), scheurmakerij en de ongeldigheid der sacramenten de Thomaschristenen extra pijn.
Tegenbeweging
De laatste Oost-Syrische bisschop in India stierf in 1597. Op de ‘Synode van Diamper’ in 1599 legde de door de Portugezen ingestelde rooms-katholieke kerkleiding van India aan de Thomaschristenen het Latijnse christendom à la het Concilie van Trente (1545-1563) op. De Syrische Thomaschristenen stonden definitief onder Latijnse bisschoppen. Omdat hun Syrische liturgie niet vrij zou zijn van nestorianisme en andere vermeende ongerechtigheden, onderging deze een radicale verwestersing. Dit sloeg een flinke bres in een meer dan anderhalf millennium bestaande ‘Weg van Sint-Thomas’. Maar nog onder de Portugese heerschappij zwoer in 1653 een groep Thomaschristenen de zogeheten ‘Eed van het Coonan-kruis’ tegen de Latijnse hiërarchie.
Dissidenten
Deze tegenbeweging kreeg de wind in de zeilen toen de katholieke Portugezen uit Malabar moesten vertrekken onder de nieuwe Hollandse heersers, de Verenigde Provinciën. De ‘dissidente’ Thomaschristenen wendden zich in 1665 tot de Syrisch-orthodoxe patriarch van Antiochië in het Midden-Oosten.
De Syrisch-orthodoxe Kerk is net als de Kerk van het Oosten een Syrischtalige kerk en deelt daarmee in het gezamenlijke Oud-Syrische christelijke erfgoed. Ze had ooit wel het Concilie van Efeze aanvaard, maar dat van Chalcedon (451) radicaal afgewezen. Samen met onder anderen Kopten en Armeniërs vormen ze de ‘oriëntaals-orthodoxe’ kerken. Met haar acceptatie van het Concilie van Efeze was de Syrisch-orthodoxe Kerk dogmatisch de volstrekte tegenpool van de Kerk van het Oosten die ‘Efeze’ had afgewezen. Ook de Syrische liturgie van het patriarchaat Antiochië was ondanks oude verwantschappen in de praktijk toch écht anders. Vanwege de westelijker gelegen locatie van de Syrisch-orthodoxe Kerk wordt haar traditie ‘West-Syrisch’ genoemd.
Dat de revolterende Thomaschristenen over al die verschillen heenstapten, geeft aan hoe graag zij – naar eigen keuze weliswaar – zich onder een oosterse bisschoppelijke hiërarchie stelden, die ze meenden gevonden te hebben bij de zo afwijkende Syrisch-orthodoxen. Met de komst van de West-Syrische ritus naar Malabar werd, ná de Latijnse Kerk, een tweede allochtone traditie in India ingevoerd.
Verdere versplintering
Al enige tijd eerder, maar toch vooral ná de komst van de Britse overheersing in 1795 werd de basis gelegd voor verdere versplintering van de Thomaschristenen. De verschillende kerken van vandaag staan in het bijgevoegde overzicht.
In de Syrisch-orthodoxe Kerk van India, ontstaan uit de tegenbeweging van 1653, bleef het besef levend dat men als Thomaschristenen oude wortels had die niet teruggingen op het patriarchaat van Antiochië. Dit leidde tot groepen onder hen die een zelfstandige Indiase Syrisch-orthodoxe Kerk onder eigen leiding nastreefden.
De Britse overheersing bracht ook anglicaans-protestantse zending. Haar hervormingsijver bereikte de niet-katholieke Thomaschristenen, de Syrisch-orthodoxen. Na aanvankelijke sympathie stootte de Syrisch-orthodoxe Kerk de uit deze reformbewegingen ontstane groepen uiteindelijk als Fremdkörper af. Deze vormden eigen protestantse kerken, soms met behoud van de West-Syrische traditie. Het geïmporteerde Syrisch-orthodoxe christendom van West-Syrische snit waaierde zo uiteindelijk uit in maar liefst zeven afzonderlijke kerken: drie orthodoxe (zie in het overzicht de nummers 2., 3. en.4.), drie reformatorische (7., 8.en 9.) en één geünieerde katholieke (6.)
Onder de Thomaschristenen van de Oost-Syrische traditie herleefde vanaf 1908 de oorspronkelijke Kerk van het Oosten (1.) en kregen de katholieke Syromalabaren tussen 1886 en 1923 een eigen hiërarchie (5.). Thomaschristenen sloten zich ook aan bij pinksterkerken en evangelicale kerken (10). Door alle versplintering heen was er ook het vele positieve: zending, oecumene, diaconie, onderwijs, gezondheidszorg, theologie. Wat bindt al deze kerken?
Identiteit
In bovenstaande historische schets zijn alle componenten van de Thomas-christelijke identiteit al aanwezig die ook nú nog geldig zijn: het christelijk geloof, Mar Thoma (Sint-Thomas) de Apostel, de (Oost-)Syrische traditie, India, en de ‘externe’ factor, de invloeden van buiten. Het zoeken naar een eigen identiteit gebeurt rondom deze vijf.
Het christelijk geloof, dat men deelt met alle andere christenen, ontving men in India via Thomas. Hij was een van de twaalf apostelen, wat elke kerk van de Thomaschristenen een ‘apostolisch’ karakter verleent dat direct is terug te voeren op Jezus zelf. Men volgt de Mar Thoma Margam, de ‘Weg van Sint-Thomas’, het geheel van de lifestyle van de Thomaschristenen. Voor de gelovigen aan de basis betreft dat met name het eigen Keralees christelijke: de typisch Thomaschristelijke volkstradities zoals bepaalde festivals, devoties, gebruiken en zeden – heel concreet dus.
Sommige theologen promoten de ‘Weg van Sint-Thomas’ vanuit een soort thomasiaanse theologie: een wijze van geloven die met name is gebaseerd op de sublieme Christuservaring van Thomas: ‘Mijn Heer en mijn God’ (Johannes 20: 28), maar ook op andere summiere passages over Thomas in het Nieuwe Testament. Christelijk geloof én Thomas staan voor de Thomaschristenen beide steeds rotsvast centraal.
Waar de identiteitsbepaling zich bewéégt, is vooral binnen de verschillende posities die Thomaschristenen innemen ten opzichte van de drie laatste bovengenoemde componenten: Syrisch, India, extern. Ook deze drie componenten – in welke onderlinge verhouding dan ook – bepalen als bewegelijke polen de Thomaschristelijke identiteit. Zo klinkt steeds de Indiase context van zowel verleden als heden door, maar deze wordt verschillend geïnterpreteerd: als cultureel, maar door sommige ook als religieus. Wat de externe factor aangaat, er is altijd contact geweest van Thomaschristenen met westelijker contreien: Mesopotamië, het patriarchaat van Antiochië in Syrië, maar na 1500 vooral het Westen in de vorm van het (Latijnse) katholicisme en de Reformatie. Een groot deel van de identiteit wordt bepaald door de positie die men hiertegenover inneemt: de hele scala tussen verwelkomend en afwijzend.
Syrisch
De Oost-Syrische component omvat een oosters christelijk erfgoed van Semitische signatuur, dat deelt in de grote Syrische, dat wil zeggen Arameestalige traditie van het christendom, waartoe ook de West-Syrische traditie behoort. Daarom lag het overnemen van de West-Syrische traditie door de dissidenten na 1653 voor de hand. De Syrische traditie die ik hier verder als geheel behandel, heeft de volgende kenmerken: zeer bijbels; het Woord staat meer centraal dan het beeld (er zijn in de Syrische traditie weinig iconen en in die van India al helemaal niet); een theologie die eerder poëtisch is dan theoretisch-dogmatisch; een grote plaats voor de Heilige Geest; ze heeft archaïsche geloofsvormen levend gehouden en is bestempeld door het monnikendom.
Liturgie
De Syrische traditie speelt vooral binnen de liturgie. De gelovigen van de kerken van de later geïmporteerde West-Syrische ritus (orthodoxen, protestanten en katholieken) praktizeren de Syrische traditie nog het meest in hun wekelijkse zo niet dagelijkse eredienst. Uitbundig in tekst en zang, kleurrijk in outfit, met alle ‘smells and bells’ die bij deze hoogkerkelijke West-Syrische traditie hoort.
Onder de Thomaschristenen van de Oost-Syrische traditie ligt de situatie diverser. Sommige gelovigen lieten de oude ‘Kerk van het Oosten’ weer herleven met zijn ‘zuivere’ ingetogen Oost-Syrische traditie en onderhouden zo hun Syrische identiteit. De katholieke Kerk van de Oost-Syrische ritus kent vele spanningen rond liturgiehervormingen. Op het basisniveau zijn haar gelovigen vaak nog erg gehecht aan de mengvorm die is ontstaan tussen de Oost-Syrische traditie en het Zuid-Europese Latijnse katholicisme met zijn barokke devoties. Zij vullen het Mar Thomasdeel van hun identiteit niet zo in vanuit een retour naar de zuivere Oost-Syrische liturgie. Onder de bisschoppen, priesters, kloosterlingen en theologen liggen de posities diverser. Sommigen vinden het inruilen van de gelatiniseerde Oost-Syrische mengritus voor de ‘zuivere’ Oost-Syrische liturgie ingaan tegen de Mar Thoma Margam. Anderen zien meer heil in een binnen de Indiase context geïncultureerde geloofsvorm. Een derde groep vindt dat gelovigen en geestelijken nog de psychologische ommezwaai moeten maken, weg van de latinisaties naar de eigen onvervalste Syrische traditie; ze ziet de Syrische traditie van de Thomaschristenen vanaf het begin als volledig Indiaas en vindt daarom de idee van inculturatie absurd, zeker als dat gebeurt met aan het christelijk geloof vreemde hindoeïstische concepten, symbolen en rituelen. Het proces van een eigen Mar Thoma-identiteit is nog niet af.
Verdieping en kerkopvatting
Binnen het kloosterleven en de bestudering van de Syrische taal en traditie zijn er de laatste decennia belangrijke initiatieven genomen om de Syrische tradities onder alle Thomaskerken te verdiepen en zo nodig te doen herleven. Op het belangrijke onderdeel van de kerkopvatting manifesteert zich tevens de Syrische traditie. Net als alle oosterse christelijke tradities is zij traditioneel meer gericht op de lokale kerk, in communio met andere lokale kerken, dan op onderhorigheid aan een supranationale universele jurisdictie. Voor de twee katholieke Thomaskerken betekent dit een spanning tussen het behoren tot een wereldkerk en de status van particuliere kerk ‘van eigen recht’. Voor enkele Syrisch-orthodoxe kerken in India houdt dit een volledig bestuurlijke zelfstandigheid ten opzichte van het verre patriarchaat van Antiochië in, met alle ruzies, rechtzaken en gespannen verhoudingen ten gevolge. De Mar Thoma Margam is polyinterpretabel, maar bezit hoe dan ook een soort eigenzinnigheid waardoor ze zelf nog een lange weg te gaan heeft om een eigentijds getuigenis van de ‘Weg van Sint-Thomas’ te worden.
— Leo van Leijsen is medewerker Oosterse Kerken van de Katholieke Vereniging voor Oecumene.