Dr. Manuela Kalsky is theologe en directeur van het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving. Ze geeft onder meer leiding aan het project Nieuw W!J (www.nieuwwij.nl). Zie voor meer informatie en publicaties: www.manuelakalsky.nl
We hebben deze uitspraak voorgelegd aan Manuela Kalsky, feministisch en systematisch theologe. Het mondde uit in een boeiend gesprek over veel meer dan dit ene gezegde. Het werd een gesprek over het omgaan met traditie in het heden en over de waardering van diversiteit.
‘Voordat ik op deze tekst inga, eerst een algemene opmerking. Onlangs heb ik me verdiept in het Evangelie van Maria Magdalena. Uiteraard een hele andere tekst dan het Evangelie van Thomas, maar ook een product uit de eerste eeuwen van het christendom. Het is ergens tussen 80 en 150 naChristus geschreven en hoort samen met het Thomasevangelie tot de oudste vroegchristelijke bronnen. Blijkbaar waren er in die tijd allerlei verschillende stromingen met eigen geschriften. Het vroege christendom was dus heel divers. Leden van de Jezus-beweging trokken door het hele Romeinse Rijk en kwamen zo in aanraking met verschillende culturen, bijvoorbeeld de Griekse, de Afrikaanse, de Syrische, de Iraanse. Er was niet het verhaal over Jezus en zijn volgelingen, maar een grote hoeveelheid. En iedere auteur gaf zo’n verhaal weer een eigen kleur, een eigen interpretatie, zette eigen accenten, afhankelijk van de omgeving waarin hij leefde en geloofde. Een interessant gegeven, toch? Hoeveel verschillende verhalen zouden er binnen die Jezus-beweging in omloop zijn geweest? In de Bijbel staan vier evangeliën. Dat toont al aan dat er een diversiteit aan verhalen is geweest. En de later gevonden Evangeliën, waaronder ook het Evangelie van Thomas bevestigen dat. En misschien liggen er nog veel meer papyruscodices onder het woestijnzand.
Opmerkelijk aan dat Evangelie van Maria is dat niet mannen het hoogste woord voeren, maar dat een vrouw met gezag spreekt. Uit dat geschrift kun je opmaken dat er een machtsstrijd gaande was tussen de aanhangers van Simon Petrus en van Maria Magdalena. Wie van die twee had het meeste gezag en het meeste recht van spreken? Blijkbaar was dat een heikel punt. Vermoedelijk had Maria Magdalena zelf ook volgelingen, anders was er geen conflict geweest. Bijbelwetenschapper Esther de Boer heeft een prachtig boek geschreven over Maria Magdalena en de verschillende personages die ze belichaamt. We kennen Maria Magdalena vooral als de zondares, de hoer die door Jezus weer op het goede pad terechtkomt. Maar er is ook nog Maria, de zuster van Marta en Lazarus en een Maria die de voeten van Jezus zalfde. In de kerkgeschiedenis zijn deze drie personages in elkaar geschoven en kreeg de verhaallijn van Maria als zondares de nadruk. En dan duikt deze Maria plotseling als de leider weer op in het Evangelie naar Maria. Als de apostola apostolorum, die de eerste getuige van de opstanding van Jezus uit de dood was en iets te vertellen heeft. En dat lees je nu ook – tussen de regels door – in het Thomasevangelie. Petrus is haar duidelijk liever kwijt dan rijk: ‘Laat Maria van ons weggaan, want vrouwen zijn het leven niet waardig.’ Daar vond dus een aardige clash tussen de seksen plaats. Misschien was Petrus wel jaloers op de nabijheid van Maria uit Magdala en Jezus. In het Evangelie van Philippus wordt zij zijn metgezellin genoemd. En er staat: ‘Christus hield meer van haar dan van alle leerlingen. Hij kuste haar dikwijls op de mond’ (63,34-35).
Deze strijd tussen Petrus en Maria is in de kerkgeschiedenis nauwelijks zichtbaar. Soms denk ik: hoe had de kerk eruit gezien als niet de volgelingen van Petrus maar van Maria het voor het zeggen hadden gekregen en als de verkondiging van Maria de richting van de kerk in de eerste eeuwen had bepaald?’
Wat voor aantrekkingskracht had de Jezus-beweging op vrouwen?
‘Vooral familiebanden bepaalden het bestaan van vrouwen. Bij Jezus en zijn beweging was dat niet het geval. Daar kon je vrij met elkaar optrekken. Uit onderzoek weten we dat ook vrouwen bij de Jezus-beweging hoorden. Zij trokken mee of waren sponsoren. Ze ambieerden de rol van moeder en echtgenote blijkbaar niet. Soms werd hun naam in een latere vertaling in een mannennaam veranderd. Bij Junia was dat bijvoorbeeld het geval. De vertaler dacht waarschijnlijk ‘dit kan niet, dit moet een man zijn geweest’ en maakte er een Junius van. Mooi niet. De bijbelwetenschapper Elisabeth Schlüsser-Fiorenza heeft op dit terrein baanbrekend onderzoek verricht.
Bij zo’n citaat uit het Evangelie van Thomas vraag ik me af welke positie vrouwen in die beweging hadden. Wat werd er van hen verwacht? In de Handelingen van Philippus zegt Christus tegen Maria: ‘Wat jou betreft, Maria, verander je kleding en je uiterlijk: verwijder alles wat aan de buitenkant aan een vrouw erinnert’ (77).Bedoelt de schrijver van het Thomasevangelie dat ook wanneer hij Jezus laat zeggen dat hij Maria mannelijk zal maken? Moesten vrouwen hun ‘vrouwelijkheid’ alleen in uiterlijkheden achter zich laten om bij de discipelen van Jezus te horen? Of was er ook een innerlijke transformatie nodig?
En hoe zat het met de ‘mannelijkheid’ van Simon Petrus? Stond die ook ter discussie? Het lijkt alsof Jezus in het stuk uit het Thomasevangelie de strijd tussen de seksen probeert te sussen. Of leggen we met die verklaring te snel ons huidige referentiekader op de tekst? Ik heb niet de behoefte in de Jezus van toen een bevrijder van vrouwen te vinden. Welke strijd was er toen gaande en wat zou een vrouw in die tijd mannelijk hebben gemaakt in de ogen van de omstanders?’
Hoe kijkt u tegen huidige vormen van ‘nieuwe spiritualiteit’ en de aantrekkingskracht daarvan op vrouwen aan?
Onderzoek heeft uitgewezen dat nieuwe spirituele bewegingen voor het merendeel uit vrouwen bestaan en ook door hen worden gedragen. Ik denk dat het aantrekkelijke voor hen is dat ze, net als toen in de Jezusbeweging, zich niet hoeven te schikken in gangbare rolpatronen. Ze zoeken naar een leven waarin ze zich niet moeten opofferen voor anderen, en toch zorgzame verbindingen kunnen aangaan. Zij willen als vrouw zelf bepalen wat spiritueel bij hen past en zich dat niet laten gezeggen door ‘patriarchale Petrussen’. Wie deze spiritualiteit als egocentrisme bestempelt heeft niet goed gekeken. Vrouwen zorgen nog steeds voor anderen, maar ook een stuk beter voor zichzelf – ook wat hun geloof betreft. En dat lijkt mij een goede zaak. Dat zij in hun zoektocht daarnaar eerder aansluiting vinden bij apocriefe teksten en gnostische stromingen zegt misschien meer over de dominante christelijke traditie en theologie dan over de betreffende vrouwen.
Hoe kijkt u vanuit de systematische theologie tegen het Evangelie van Thomas aan?
‘Het is opmerkelijk dat in het Thomasevangelie niet over de dood van Jezus aan het kruis wordt gesproken. Het kruis is volstrekt afwezig. In de klassieke christologie is dat ondenkbaar. De hele christelijke heilsleer berust daarop. Maar blijkbaar waren er ook stromingen in het vroege christendom die de kruisiging niet tot de essentie van hun geloof rekenden. Goed beschouwd is dit gegeven een bom onder elke theologie van het kruis die zich op de vroegchristelijke bronnen beroept. Sinds de vondst van het Thomasevangelie is duidelijk dat die bronnen veel pluriformer zijn dan eerder gedacht. Ook wat de visies op heil en verlossing aangaat.
En als dan zo’n Thomasevangelie opduikt of een Evangelie van Maria Magdalena werpt dat weer een nieuw licht op de traditie. Wat werd wel en niet in die traditie opgenomen? Wie hoorde er bij en wie niet? En hoe heeft dat de christelijke theologie bepaald? Het gaat mij om de hermeneutiek, het verstaan en de interpretatie van zo’n tekst in het hier en nu. Welke vragen roept hij op, welke nieuwe theologische inzichten? Mooier dan de componist Gustav Mahler kan ik mijn eigen visie op traditie en theologie niet verwoorden: ‘Traditie is het doorgeven van het vuur en niet de aanbidding van de as.’ Theologie moet naar voren kijken en niet naar achteren. Ik zoek de legitimatie voor mijn eigen denken en de theologie niet in het verleden. Wel laat ik me erdoor inspireren voor een eigentijdse theologie die vanuit het hier en nu vertrekt. Niet met de rug naar de toekomst staan en je heil in het verleden zoeken, maar met het verleden als inspiratie in de rug de toekomst in kijken, naar die horizon van het koninkrijk van God. En je dan afvragen wat daarvoor nodig is. Dat is mijn manier van theologie bedrijven. Speuren naar dat koninkrijk van God, naar het goede leven voor allen, in heden en verleden met het oog op de toekomst. Het lezen van apocriefe, bijbelse en hedendaagse literatuur helpt mij daarbij.
Maar ik vertrek bij de ervaringen van mensen in het hier en nu, in een Nederlandse samenleving die met het verschijnsel diversiteit worstelt. Bij het lezen van teksten uit de traditie zet ik dan heel bewust de bril van diversiteit op. Speelde het toen ook? Hetzelfde geldt ook voor de verhouding tussen de seksen. Zegt de tekst daar iets over? Niemand leest neutraal. De vragen die je aan een tekst stelt, zijn jouw vragen. De kunst is alleen dat je niet ook je antwoorden erin bevestigd wilt zien.
Wat het Thomasevangelie mij laat zien? Dat er in de eerste eeuw verschillende verhalen waren over de betekenis van Jezus en zijn beweging. Sommige daarvan zijn wel in de canon terechtgekomen, andere niet. En met mijn bril van diversiteit op constateer ik dat niet eenheid maar verscheidenheid aan de wieg van het christendom stond. Tot nu toe werd voornamelijk door de bril van eenheid gekeken. Eenheid en harmonie bieden veiligheid en zekerheid. Daar is in onze tijd weer veel behoefte aan. Maar laten we niet vergeten dat omwille van die eenheid verschillen worden buitengesloten. Dan denk je in wij en zij. Eenheid is geen inclusief maar een exclusief principe. Het sluit andersdenkenden uit. Zo is het ook met de gnostieke evangeliën gegaan. Ik denk dat je eerlijk moet durven constateren: gnostische manieren van leven en denken maakten deel uit van de Jezusbeweging en in die zin horen zij thuis in het christendom. Er was in die tijd verscheidenheid van denken en geloven mogelijk, zoals we aan het Evangelie van Thomas kunnen zien. En dat kan ons nu aan het denken zetten. Wat betekent de erkenning van religieuze en culturele diversiteit in onze eigen christelijke kring, in kerk en theologie? Welke kansen voor een vernieuwing van de christelijke traditie en theologie liggen er? Diversiteit toen en daar, diversiteit hier en nu, erken het als een gegeven en vraag je dan af wat dat kan opleveren voor de huidige theologie.’
En zo leverde ons citaat uit het Thomasevangelie veel meer stof tot nadenken op dan alleen de constatering dat het vrouwonvriendelijk is. Is het of-of schema in ons denken te doorbreken en door en-en te vervangen, zoals Manuela Kalsky beoogt? Kunnen we leren denken in veelvoud en de apocriefe bronnen ook als deel van onze christelijke traditie beschouwen? Wat betekent dat voor ons geloofsverstaan? Leren leven met diversiteit en omwille daarvan afscheid nemen van het eenheidsdenken. Het is nogal wat. En dat alles naar aanleiding van een geschrift van tweeduizend jaar geleden.
De datering van het Evangelie van Thomas is onzeker. Sommigen beweren dat ‘Thomas’ overgeschreven zou zijn uit de nieuwtestamentische evangeliën, als een soort samenvatting in slagzinnen. Anderen denken dat ‘Thomas’ een onafhankelijke traditie is, los van de nieuwtestamentische evangeliën.
Ook over de datering van de oertekst van het Evangelie van Maria Magdalena bestaat verschil van mening. Het is bij het grote publiek bekend geworden door de roman De Da Vinci Code van Dan Brown.
Thomas en Maria in één legende
Toen Thomas in India het evangelie verkondigde, lag Maria op sterven. Door de grote afstand tussen hen beiden zou Thomas te laat komen om afscheid van haar te nemen. Daarom droegen engelen hem naar haar toe. Maar hij zou te laat komen. Op het moment dat Thomas door de engelen werd gebracht, werd Maria ten hemel opgenomen. Hun wegen kruisten elkaar in de lucht. Zij wierp hem haar ceintuur toe, zodat hij kon bewijzen dat zij met lichaam en ziel in de hemel was opgenomen. Maar toen Thomas dat later aan de andere apostelen vertelde, wilden zij hem niet geloven. Daarop begaven ze zich naar het graf van Maria en vonden het leeg…
Literatuur
- Esther de Boer, Maria Magdalena. De mythe voorbij, Zoetermeer: Meinema, 1996.
- Elisabeth Schüssler Fiorenza, Ter herinnering aan haar. Een feministisch theologische reconstructie van de oorsprong van het christendom, Hilversum: Gooi en Sticht, 1987.
- Paul Heelas & Linda Woodhead, The Spiritual Revolution. Why Religion is Giving Way to Spirituality, Oxford: Wiley-Blackwell, 2005.
— Dr. Adriaan van Klinken is postdoc-onderzoeker aan het Departement Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit Utrecht.
— Dineke Spee is voorzitter van de redactie van TussenRuimte.