‘Het begint allemaal bij het volk,’ aldus Geybels. Als woordvoerder van de Belgische kardinaal Danneels maakte hij (van 2005-2010) van dichtbij de zaligverklaring van Joannes Paulus II en de heiligverklaring van de Belgische pater Damiaan mee. ‘Het Latijnse gezegde luidt niet voor niets: “vox populi, vox Dei”. Dat zagen we ook in het geval van Joannes Paulus II, toen het volk bij zijn uitvaart “santo subito” (meteen heilig, red.) riep. Een proces van heiligverklaring begint als er ergens verering voor een persoon ontstaat. Dat mag officieel niet, zodat er een onderzoek moet worden ingesteld.’
Volgens Geybels neemt de kerk slechts in uitzonderlijke gevallen zelf het initiatief, bijvoorbeeld bij de mysticus Jan van Ruusbroec. Die is ‘van grote betekenis geweest voor de kerk, maar stond heel ver van het gewone volk, waardoor er geen verering voor hem ontstond’.
Kostbare procedure
De procedures van zalig- en heiligverklaring (beatificatie en canonisatie) zijn vastgelegd in het kerkelijke recht. ‘Paus Benedictus XIV heeft in de achttiende eeuw de huidige procedure gestalte gegeven. Sinds de tiende eeuw heeft Rome wegens wantoestanden het proces naar zich toegetrokken. Daarvoor lag de beslissing bij de bisschop, die de wens van het volk kon bekrachtigen.’ De huidige procedures zijn lang en complex, omdat heel het onderzoek enkele keren wordt overgedaan. Bovendien kost het veel geld: een proces van zaligverklaring kost gemiddeld 20.000 dollar, dat van heiligverklaring 30.000 dollar. ‘Daarom zijn er ook veel meer religieuzen dan priesters of leken heilig verklaard. Congregaties en orden hebben immers veel meer middelen dan bisdommen.’
De procedure van heiligverklaring gaat over twee zaken: de persoon in kwestie moet een buitengewoon deugdzaam leven hebben geleid (men spreekt over ‘heroïsche deugden’) en er moet een mirakel hebben plaatsgevonden. Alleen in het geval van martelaars is er geen wonder nodig; hun martelaarschap geldt als mirakel. ‘De deugdzaamheid is de aardse bevestiging en het mirakel het hemelse teken van heiligheid, die beide noodzakelijk zijn.’
Volgens Geybels bleef de heiligverklaring van pater Damiaan zo lang uit, omdat er simpelweg geen wonder erkend werd. Over een mirakel wil hij niet geheimzinnig doen, hoewel het natuurlijk veel aandacht krijgt: ‘Het is niet meer dan een gebeuren, dat onverklaarbaar is binnen de huidige stand van zaken in de wetenschap.’
Heiligverklaring in hoofdlijnen
- Een vorm van verering van een persoon leidt tot het instellen van een onderzoek door een bisdom of congregatie. De bisschop of overste stelt een postulator aan, die de deugdzaamheid van de vereerde persoon onderzoekt en zoekt naar een mirakel dat op zijn of haar voorspraak is gebeurd.
- Bij een positieve uitkomst van het onderzoek stuurt de bisschop een dossier naar de Congregatie voor de heiligverklaringen in Rome. Wanneer deze het dossier ontvankelijk verklaard, is er sprake van een zaak (causa) en wordt de persoon in kwestie ‘venerabel’. Op dit moment zijn er ongeveer vijftienhonderd causae. De dossiers zijn publiek en er is de mogelijkheid om kritische en positieve getuigenissen over de persoon in te brengen.
- In het Vaticaan wordt een procurator aangesteld die de zaak grondig bestudeerd. Daarnaast speelt ook de promotor fidei een rol in het onderzoek. Deze wordt in de volksmond ‘de advocaat van de duivel’ genoemd en heeft de functie om de geloofwaardigheid van de zaak te testen door de bewijsvoering te weerleggen. De congregatie voor de heiligverklaringen beslist uiteindelijk, in een vergadering onder voorzitterschap van de paus, of een persoon wordt zalig verklaard (beatificatie).
- Dit is een eerste stap, want daarna wordt het proces nog eens overgedaan, waarbij wel een nieuw mirakel nodig is en in principe geen nieuwe feiten over het leven van de zalige worden toegelaten. Dit is in feite een soort hoger beroep, waarbij een extra bevestiging in de vorm van een wonder nodig is. Wie het tweede proces met succes ‘doorloopt’, wordt heilig verklaard (canonisatie).
- Het verschil tussen zalig en heilig is niet principieel, maar betreft de reikwijdte van de verering: een zalige mag alleen worden vereerd in het eigen bisdom en/of de eigen congregatie, terwijl een heilige in de hele kerk vereerd mag worden.
Bijzaak wordt hoofdzaak
Volgens Geybels is er een verschil tussen de betekenis van heiligen voor de kerk en voor het volk. ‘Voor de kerk zijn heiligen modellen van christelijk leven die navolging verdienen. Nieuwe heiligen zijn hedendaagse voorbeelden van de vita apostolica, het apostolische leven. Dit is de hoofdzaak voor Rome. In de volksdevotie echter spelen heiligen een andere rol. Die zou ik eerder magisch noemen. Het gaat bij heiligenverering om de voorspraak van de heilige die kan zorgen voor genezing of om het bekomen van andere gunsten. De bijzaak voor de kerk, namelijk dat heiligen voorspraak kunnen doen bij Christus, wordt in de volksdevotie de hoofdzaak.’
Als kenner van volksdevotie ziet Geybels dat de leiding van de kerk regelmatig probeert om de heiligenverering te zuiveren. ‘Rome werpt geregeld dammen op tegen de magische en theologisch onzuivere devotie, bijvoorbeeld in Latijns-Amerika. De huidige paus heeft herhaaldelijk gezegd dat de volksvroomheid wezenlijk is voor de kerk, maar wel altijd moet worden uitgezuiverd.’ Geybels betwijfelt echter of dit zal werken. ‘De heilige is de bemiddelaar par excellence. God is voor veel mensen veel te abstract en te hoog, terwijl heiligen herkenbaar en dichtbij zijn. Maria is voor de mensen een heilige vanwege haar moederschap en lijden en niet zozeer vanwege haar exemplarische deugden. Mensen zoeken concrete hulp en troost in hun leven. Ik merk dat bijvoorbeeld in het onderzoek van de vota scripta, dat wat mensen neerschrijven in kapellen of bedevaartsoorden: tachtig procent daarvan zijn vragen, waarvan vijfenzeventig procent gaat over gezondheid en de rest voornamelijk over examens en relaties.’
Wat is het verschil nog tussen de heiligen in de volksdevotie en de idolencultus in de hedendaagse samenleving?
‘Mensen gaan met heiligen om als met idolen. Mensen zien naar hen op, geven hen een hele persoonlijke invulling en vervangen ze vaak ook weer snel door anderen – de uitzondering daarop is Maria, met wie veel mensen een blijvende band hebben. Maar het grote verschil is dat mensen niet bidden tot idolen, wat ze wel doen tot heiligen. Bij idolen gaat het om een personencultus, terwijl bij heiligen er sprake is van een transcendente relatie, die bovendien ook functioneel is: mensen willen iets van een heilige gedaan krijgen.’
Voor Geybels is juist die transcendente relatie belangrijk. ‘Je kunt de volkse omgang met heiligen onzuiver vinden en de paus mag uitzuiveren wat hij wil, maar zonder deze volkse devotie is er voor velen geen link meer met God en de kerk. Ik volg de lijn van de grote middeleeuwse theoloog Thomas, dat de genade op de natuur komt. Zoals trouwens ook Jezus anders omging met de menigte dan met zijn leerlingen. De heiligen zijn het herkenbare gelaat van God voor mensen. Zo hebben zij in hun concrete leven toch een verbinding met het transcendente. Ik ben ervoor om de spanning tussen theologie en devotie levend te houden. Je hebt de theologie nodig om te voorkomen dat de heiligen alleen maar magische figuren worden, maar je hebt de devotie ook nodig om dichtbij bij de mensen en het leven te blijven.’
Kerkelijke strategie
Hoewel de kerk een ambivalente houding aanneemt ten opzichte van het volkse gebruik van heiligen, maakt ze er ook gebruik van volgens Geybels. ‘Onder het pontificaat van Joannes Paulus II was heiligverklaring een onderdeel van de evangelisatiestrategie. Hij wilde door middel van heiligen de volksvroomheid aanwakkeren. Dat heeft wel gewerkt in Latijns-Amerika, maar niet in Europa.’
De Belgische pater Damiaan bijvoorbeeld werd verkozen tot de grootste Belg en bij zijn heiligverklaring alom geprezen voor zijn sociaal engagement. Maar zijn geloof en band met de kerk bleef grotendeels buiten beschouwing. De devotie rond zijn persoon bleef uit, zowel in Hawaii als in België. Tot zijn eigen verrassing stuitte Geybels toch op een uitzondering. ‘In de basiliek van Scherpenheuvel (het grootste Belgische bedevaartsoord, red.) is een groot beeld van hem onthuld waarbij een vorm van devotie is ontstaan. De mensen raken de voeten van het beeld aan en er zijn ook al tegeltjes met dankbetuigingen opgehangen. Blijkbaar kan in de context van bestaande devotie een nieuwe heilige wel een plek krijgen.’
Omdat de meeste heiligverklaringen van onderop beginnen, wil Geybels de kerkelijke strategie daarbij niet te veel gewicht geven. Al speelt deze natuurlijk wel een rol. ‘Dat aartsbisschop Romero niet heilig wordt verklaard, terwijl hij voor velen duidelijk een heilige is, heeft natuurlijk te maken met het feit dat een deel van de kerkelijke leiding geen canonisatie van de bevrijdingstheologie wil. Daarnaast zet de kerk ook heiligen in als ondersteuning van de christenen die onderdrukt en vervolgd worden. Zo zijn er nog niet zo heel lang geleden een aantal Chinese martelaars heilig verklaard. Dat gebeurt natuurlijk ook om de kerk van China een hart onder de riem te steken.’
Zullen ‘de heiligen’ een struikelblok blijven vormen in de oecumenische relaties met de protestanten?
‘Ik begrijp dat de protestanten bezwaren hebben tegen de rol van de heiligen in de katholieke kerk. Zij hebben volgens mij serieuze en plausibele kritiek, maar ik denk niet dat er op dit gebied sprake zal zijn van toenadering. Met de orthodoxen delen we nog het fenomeen van de heiligen en de heiligen van voor het schisma, daar is het struikelblok een stuk kleiner. Maar oecumene op deze manier is voor mij verloren tijd. Je kunt heel mooie theologische teksten formuleren, maar uiteindelijk zullen de posities niet veranderen. Het is beter om respect voor elkaar te hebben en te erkennen dat je op bepaalde punten niet bij elkaar zult komen. We kunnen beter met elkaar bidden dan theologiseren.’
― Johan Visser is predikant in Antwerpen voor de Verenigde Protestantse Kerk in België.