Een niche om te bestaan’ 

Al lang voor de komst van de islam was het christendom in Iran wijd verbreid, maar tegenwoordig vormen christenen nog slechts ongeveer een half procent van de bevolking. Missionair werk is er verboden. Ook is het moslims niet toegestaan over te gaan tot het christendom. Dit kan zelfs leiden tot de doodstraf. Desondanks weten kleine christelijke gemeenten met de nodige aanpassingen een vorm van bestaan te vinden, is de persoonlijke ervaring van de Duitse Almut Birkenstock die als predikant naar Teheran is uitgezonden.

Christenen die in dit land Iran wonen, geven blijk van een enorme inzet voor hun geloof:  kracht, moeite, angst, carrière, kansen en zelfs soms ook hun leven. Menige ontmoeting met hen maakt mij nederig.

Vol vragen

Zo ontmoette ik Mariam, een jonge vrouw die leiding geeft aan de buitenlandse vestiging van een Duitse firma in Iran en goed Engels spreekt. Op haar twaalfde zou ze uitgehuwelijkt worden. Waar ze de energie vandaan haalde om weg te lopen van haar ouders, naar haar grootmoeder in een provinciestad,, en daar verder naar school te gaan, weet ik niet. Het was de wil van Allah – van God. Ze haalt haar schoolexamen, krijgt een beurs van de overheid en studeert. Haar ouders laten haar met rust, de grootmoeder helpt haar. Ze is nu midden twintig en ondersteunt haar beide jongere zussen die bij haar wonen. 

Elke dag kijken ze naar een christelijke video, die ze cadeau kregen van een Koreaanse vriendin. Ze zingen de liederen mee, ze lezen hoofdstuk voor hoofdstuk uit hun Perzische bijbel en ze bidden. Er is veel dat ze niet begrijpen. Hun vragen schrijven ze op, om aan iemand te kunnen stellen zodra zich  een gelegenheid voordoet. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen ze mijn man leerden kennen en hem uitnodigden. ‘Wat is het verschil tussen evangelisch en katholiek?’, luidde een van hun vragen. 

Zo zien waarschijnlijk veel van de honderden huiskerken die hier moeten zijn  eruit – naïef, onwetend, maar vol verlangen om te leren en te begrijpen. In de islam is het stellen van vragen vaak niet toegestaan. Als het gaat over kennis van de islam, moeten leerlingen gewoon luisteren en de geboden gehoorzamen. Wat Mariam en haar zussen doen, is ten strengste verboden in dit islamitische land. 

Ander godsbeeld

In mijn hoofd en in mijn hart draag ik altijd de overtuiging met me mee dat moslims en christenen in het dagelijks leven helemaal niet zo ver van elkaar afstaan. Niet wat naastenliefde en barmhartigheid aangaat en  ook zeker niet waar het gaat om gastvrijheid en tolerantie ten opzichte van andere religies en culturen. 

Maar dan komt toch ook weer die andere ervaring met moslims mij in gedachten. Andersgelovigen zijn voor moslims ‘narjess’, oftewel onrein. Hun wetten hebben voor moslims geen geldingskracht. Het godsbeeld staat op grote afstand van ons christelijke geloof. ‘Allah is groot’, de lofprijzing die onderdeel uitmaakt van elke gebedsoproep, betekent ook: Hij is ver weg en geen menselijk wezen kan Hem naderen – behalve Mohammed, zijn profeet. Hij is de wreker en geweldige, maar soms ook de gewelddadige. Dit godsbeeld deel ik niet, onze bijbel en ons geloof reiken ons iets anders aan.

Spagaat

Dan hebben we ook onze vrouwen met een dubbele nationaliteit, Europese vrouwen die gehuwd zijn met Iraniërs. Zij tonen mij de spagaat, waarmee zij hun dagelijkse problemen in de relatie te boven komen. De meesten hebben hun echtgenoten leren kennen in Duitsland, waar zij studeerden of al beroepshalve werkzaam waren. Zij zijn de relatie met deze mannen uit een andere cultuur aangegaan in het vertrouwen gewaardeerd te worden, en erkend te worden als partner met gelijke rechten.

Maar als dat niet goed functioneert, dan ziet het er, volgens ons met ons westers begrip van recht, niet goed uit. De man kan zijn vrouw te allen tijde de uitreis verbieden. In het geval van een scheiding kan zij haar kinderen niet houden. Ze heeft geen erfrecht, tenzij dit voorafgaand aan de huwelijkssluiting of in eigendomsverklaringen is vastgelegd. 

Het kan ook anders

Het hoort bij mijn werk dat ik door de Golfregio reis. Ik ga regelmatig naar Doha, de hoofdstad van Qatar en af en toe naar Saoedi-Arabië. In de Emiraten beleef ik de islam, die daar eveneens staatsreligie is, geheel anders. Dat ligt ongetwijfeld aan de politieke leiding, de emir in Qatar, die de aartsbisschop van Canterbury tot zijn persoonlijke vrienden rekent. Niet alleen in Qatar, maar ook in Dubai heeft men de verschillende christelijke kerken kosteloos land ter beschikking gesteld om hun godshuizen te bouwen. Zo is er in Doha op een reusachtig perceel grond een soort oecumenisch centrum: daar staat de orthodoxe kerk naast de katholieke kathedraal en daar weer naast staat het door de Anglicanen gebouwde en geleide protestantse centrum waarin iedereen bidt, zingt, doopt, huwt en viert die niet katholiek, orthodox of moslim is.

‘Ik draag altijd de overtuiging met me mee dat moslims en christenen in het dagelijks leven helemaal niet zo ver van elkaar af staan’

Er zijn daar vooral veel christelijke gastarbeiders uit de Filipijnen, India en Sri Lanka die samenkomen, maar ook door Amerika beïnvloede pinksterkerken komen er elke dag van de week bijeen voor bijbelstudie, kerkdiensten en andere activiteiten.

Geheel anders is het in Saoedi-Arabië. Daar kom ik alleen in met een diplomatenpaspoort, waarin staat dat ik onderwijzeres ben. Tijdens mijn bezoeken ga ik regelmatig naar de Duitse school in Riad waar ik in alle klassen ethieklessen geef. Ik ben daar als gast van de Duitse ambassade, verblijf ook privé bij medewerkers van de ambassade en leidt kerkdiensten in de residentie van de ambassadeur. 

Onbeschermd

Tijdens de voorbereiding van mijn preken vraag ik mezelf vaak af: Wat kan ik zeggen te midden van alle onzekerheid waarin we ons hier bevinden? In Riad vertelde men mij over de dreiging met een militair ingrijpen, in Jedda hoorde ik over de bestorming van de Britse ambassade in Teheran begin december. Willekeur en geweld lijken zo snel aan de oppervlakte te komen en mensen te beheersen. Maar vormt dat nu niet juist de plaats en de tijd waar de boodschap van liefde zonder enige twijfel passend is?

‘Onze kleine gemeente scheert hier altijd een beetje langs de rand van de afgrond,
balancerend tussen wat verboden is en wat mogelijk schijnt’

Zo onbeschermd als het kind in de kribbe, zo onbeschermd is mijn huidige gevoel. Zo zonder bescherming lijken ook veel mensen te zijn, die ik in dit deel van de wereld ontmoet: 

de jonge vrouw Mariam met haar zussen;

de Filipijnse hulp in de huishouding in Koeweit, die door de heer des huizes zonder loon naar huis werd gestuurd en die ik op het vliegveld nog honderd euro toestopte, zodat ze voor familie in ieder geval nog iets kon meenemen; 

de kleingelovige grootverdieners in Qatar die hun angstige houding rechtvaardigen; 

de vrouw uit onze gemeente die van haar man geen toestemming krijgt om met haar kinderen uit te reizen; 

de weduwe uit ons café, die het niet aandurft gemeentelid te worden, omdat het politiek comité van haar stadsdeel haar perceel grond bezet heeft waar ze alleen geld voor krijgt als ze zich niet als christin bekendmaakt 

– en zo denk ik aan nog vele anderen.

Balancerend

Op deze manier scheert onze kleine gemeente met nog geen vijftig ingeschreven leden hier altijd een beetje langs de rand van de afgrond. Met rechte rug balancerend tussen wat verboden is en wat mogelijk schijnt. Aan de ene kant mogen Iraniërs, die immers bijna allemaal moslim zijn, niet naar de kerkdienst en in de gemeente komen. Aan de andere kant bestaat het grootste deel van onze gemeenteleden uit hier woonachtige Duitsers, die bijna allemaal door hun huwelijk Iraniër en daarmee moslim geworden zijn. Zo vinden wij een niche om te bestaan. Een niche kan ook een beschermende ruimte zijn, waarin zich verzamelt wat elders niet welkom is of wat in zijn anders-zijn te zeer zou opvallen. Een dergelijke niche maakt mogelijk wat officieel niet toegestaan is.

Er zijn

Ik geloof dat de belangrijkste bijdrage die we in dit land leveren kunnen eenvoudig is: er te zijn. Daardoor kunnen we mensen moed  geven om vast te houden aan hun geloof, en daarmee aan gerechtigheid, aan gelijkheid en aan het hoge goed van de geestelijke vrijheid. Ik denk aan het woord van de apostel Paulus dat we ‘de slaaf een slaaf, de Griek een Griek’ mogen zijn. Voor mij betekent dat niet dat ik alles doe wat gevraagd wordt. Ik beschouw dit woord als een oproep tot solidariteit in moeilijke levensomstandigheden – deze met elkaar te delen, zonder de eigen kern te verliezen. Die kern kristalliseert hier duidelijk: als een christen in deze omgeving leven en de liefde tot de mensen als Gods schepping niet verliezen, of het nu om moslims of angstige volkschristenen gaat, of het nu charismatische, op mij naïef overkomende gelovigen of nuchtere kerkbestuurders betreft, of het nu gaat om traditionele of fundamentalistische mullahs

Of de Arabische lente iets wijzigt in de onderlinge verhouding van de religies? Ik hoop op een verandering en op de bereidheid tot gesprek ,zowel van de zijde van de islam als de christelijke wereld. We weten veel te weinig van elkaar, van elkaars dagelijks leven met al zijn problemen. Die problemen stellen vragen aan ons eigen geloof – dat wordt me hier duidelijk.   

Met toestemming overgenomen uit Naher Osten. Christen in der Minderheit: Jahrbuch Mission 2012uitgegeven door Evangelisches Missionswerk in Deutschland en gepubliceerd bij Missionshilfe Verlag te Hamburg (2012).

Vertaald uit het Duits door Gert Noort

― Dominee Almut Birkenstock-Koll draagt sinds 2009 samen met haar man zorg voor de Duitstalige Evangelische Gemeinde in Teheran. In opdracht van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD) bereist ze als predikant ook de hele regio van het Arabische schiereiland.