Honderdvijftig jaar afschaffing slavernij
Keti Koti
In 1934 publiceerde Anton de Kom de eerste, gecensureerde, versie van Wij slaven van Suriname. Hij deed dit nadat hij in mei 1933 door de Nederlandse koloniale overheid uitgewezen was uit Suriname.
De Kom, zoon van een exslaaf, was te kritisch geweest over de mensonterende situatie daar, zeventig jaar na de afschaffing. Zijn uitwijzing bracht hem echter niet tot zwijgen. In zijn boek stelde hij onrecht uit verleden en heden aan de kaak. Kijkend naar de ‘woningen der vroegere slaven’ in Paramaribo stelde hij: ‘Slechts weinig is hier veranderd sedert de slavernij afgeschaft werd’
(Wij slaven van Suriname, Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Contact, 2009, p. 111).
Enkele jaren later kwam hij op tegen een andere vorm van onrecht, het fascisme van de nazi’s. Het kostte hem zijn leven. In april 1945 stierf hij in een concentratiekamp aan tuberculose.
In het voetspoor van Anton de Kom willen we slavernij in verleden en heden ter sprake brengen. We doen dat met het oog op bewustwording, besef van wat er gebeurd is en wat er nog steeds gebeurt. Ook met de
hoop dat we samen kunnen bouwen aan de toekomst.
Dit nummer van TussenRuimte presenteren wij ter gelegenheid van honderdvijftig jaar afschaffing, in de wetenschap dat voor velen de slavernij nog niet is afgeschaft. Keti Koti, de Surinaamse benaming van de herdenking van de afschaffing van de slavernij (letterlijk: gebroken ketenen), is daarom niet alleen een indicatief, maar ook een imperatief.
— Wilbert van Saane, hoofdredacteur