Het einde der tijden, de einden der aarde: pentecostale missiologie 

Het fenomeen dat in de kerkgeschiedenis aangeduid wordt als de moderne Pinksterbeweging, is tegenwoordig een van de meest bruisende missionaire bewegingen. Dit artikel belicht de visie van de Pinksterbeweging die richting geeft aan haar zendingspraxis en missionaire prioriteiten. 

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstond in Los Angeles (Verenigde Staten), in Sunderland (Engeland) en rondom het werk van Thomas Barrett in Noorwegen de moderne Pinksterbeweging. Door de opwekkingsbewegingen in deze plaatsen, of door de bedieningen van mensen die werden aangeraakt door de opwekking, beleefden mensen uit diverse landen de Heilige Geest en charismatische gaven op een manier zoals ze die voorheen niet kenden. Onder degenen die een ‘doop in de Geest’ ervoeren, bevonden zich gelovigen en zendingswerkers van verschillende christelijke tradities en denominaties.

Wel zending, geen missiologie

De Pinksterbeweging stelt dat zending altijd een essentieel onderdeel van haar DNA is geweest. Bijna een eeuw was de beweging actief betrokken bij missionaire activiteiten in de hele wereld. Ook vervulde zij een voortrekkersrol in ‘omgekeerde zending’, het uitzenden van zendelingen vanuit het zuidelijk naar het noordelijk halfrond. Maar met betrekking tot een omvattende pentecostale missiologie hebben pinkstergelovigen weinig gepubliceerd. 

Een verklaring daarvoor is dat de Pinksterbeweging naar haar karakter een spontane, enthousiaste, door de Geest geïnspireerde zendingsbeweging is. Geraakt door Gods genade deelden pinkstergelovigen veelal hun christelijk geloof, zonder het gevoel dat een voorgegeven missiologische visie noodzakelijk is om richting te geven. Voor hen ging de praktijk vooraf aan filosofische of theologische reflectie, en het formuleren van een theologie of missiologie was een nevenproduct of een gevolg van hun geloofsactiviteit. 

Belangrijker nog is dat de Pinksterbeweging vanaf het begin een eclectische christelijke beweging was, met aanhangers uit verschillende confessionele, kerkelijke, theologische en sociaal-culturele achtergronden. Hen verenigde echter de gemeenschappelijke ervaring van de genadegaven van de Geest. Te midden van deze diversiteit was het vrijwel onmogelijk, of zelfs problematisch, om gestalte te geven aan een sluitende pinkstertheologie of -missiologie.

Zes kenmerken 

Hoewel er geen omvattende pentecostale missiologie is, zijn er wel een aantal filosofische overtuigingen te benoemen die bepalend zijn voor hun missionaire activiteiten. 

Spiritueel-eschatologisch

Veel pinkstergelovigen beschouwden de pinkstertraditie als een beweging van herstel, namelijk als Gods heilsplan om de kerk te herstellen in de nieuwtestamentische zuiverheid.

Deze begon met de ‘herontdekking’ van de ‘rechtvaardiging door geloof’ door Luther en de protestantse beweging. Hierop volgde de herontdekking van de ‘heiliging’ door John Wesley en de heiligingsbeweging, en van ‘goddelijke genezing’ door A.J. Gordons ‘genezing in de verzoening’. De moderne Pinksterbeweging was de herontdekking van de charismatische gaven en de kracht van de Heilige Geest, die de vroege apostolische kerk had gekenmerkt. Pinkstergelovigen beschouwden het fenomeen van de doop in de Geest, met het daaraan verbonden ‘spreken in tongen’ (glossolalia) en andere charismata, als de vervulling van de op de Pinksterdag aangehaalde profetie van Joël (Handelingen 2). Zij populariseerden de theologische termen ‘vroege’ en de ‘late regen’ en beschouwden de vroege regen als een verwijzing naar de uitstorting van de Geest van God op de Pinksterdag, terwijl ze de late regen zagen als de moderne Pinksterbeweging.

Toen pinkstergelovigen de doop in de Heilige Geest en het spreken in tongen ervoeren, concludeerden zij dat wat Joël de ‘laatste dag’ noemde aanstaande was: het eschaton dat was aangebroken met de Pinksterdag en dat uiteindelijk zou culmineren in de wederkomst van Jezus. Zij verwachtten dat met de laatste regen – de uitstorting van de Heilige Geest en de heroprichting van Israël als een natiestaat – het einde van het eschatonen de tweede komst van Jezus op elk moment in hun leven kon plaatsvinden.

Een ander element dat onderdeel was van het missiologische bouwwerk van de eerste pinkstergelovigen betrof de veronderstelling dat het ‘evangelie van het koninkrijk’ moest worden gepredikt aan alle naties en dat dan het einde (der tijden) zou komen (Mattheüs 24:14), voorafgaand aan Jezus’ wederkomst. Deze bijbeltekst en het missiologisch verstaan daarvan vormde het hart van de pentecostale zending. Een bekend motto van pentecostale zendingsleiders was, gericht op hun zendingscollega’s: ‘Laten we het evangelie aan al de volken prediken om de wederkomst van Christus te bespoedigen’, of: ‘Laten we het evangelie aan alle volken verkondigen en de Koning (Jezus) terugbrengen.’ 

Uit deze spiritueel-eschatologische missiologie van de eerste pinkstermensen kunnen we het volgende afleiden over pentecostale missiologie. Ten eerste dat de Heilige Geest de bron en de kracht van de zending is. Dit heeft een spontane wereldwijde verspreiding van het evangelie als gevolg. Ten tweede dat de primaire en voornaamste focus van de pentecostale zending gelegen is in de verkondiging van het evangelie aan de volken (‘tot de einden der aarde’) en in het vormen van christelijke gemeenschappen van gelovigen (kerkplanting daar waar het evangelie nog niet werd verkondigd). Ten derde dat de pinkstergelovige een sterk eschatologische verwachting heeft. De aanstaande wederkomst van Christus en het einde der tijden werden de grondleggende motivatie en drijfveer van de pentecostale zending. Het evangelie moet wereldwijd worden verkondigd en het eind van de geschiedenis is nabij.

Vrouwen met een bediening

De profetie van Joël en Petrus’ aanhaling daarvan maakten duidelijk dat de Geest zou worden uitgestort op mannelijke en vrouwelijke dienaren en dat beiden zouden profeteren of namens Hem zouden spreken. Dit betekende dat vrouwen ook opgenomen werden in Zijn dienst of door God werden ingezet. Het moderne pentecostalisme onderstreept zonder enige terughoudendheid dat vrouwen, net als mannen, een bediening en missionair werk toevertrouwd wordt. Onder pinkstergelovigen bestond geen theologische, missiologische of kerkelijke controverse over de vraag of vrouwen konden worden bevestigd in een bediening of konden worden uitgezonden voor zendingswerk. Zij hadden gelijke rechten als de mannen. Hoewel dit nog niet vanuit de bronnen is aangetoond, zal een onderzoek naar pinksterzending aantonen dat vrouwen een grote invloed hadden op het zendingsveld. Meer dan eens waren zij effectiever en succesvoller dan de mannen. Klaarblijkelijk waren zij ook beter in staat lokale talen te leren, pasten ze zich sneller en beter aan de zendingscontext aan en waren ze vaardiger in het opbouwen van relaties.

Pinkstergelovigen waren verbonden met de evangelische beweging, vanwege het onderschrijven van het gezag van de Bijbel. Zij leunden op evangelische academici en literatuur, ook namen ze veel evangelische theologische verklaringen over. Vooral nadat de Pinksterbeweging erkend werd als behorend tot de hoofdstroom van de evangelische beweging, gaf zij steeds meer toe aan wat wel genoemd wordt de ‘evangelicalisering van de pinkstertraditie’. Een van de gevolgen daarvan was dat prioriteit gegeven werd aan mannelijk leiderschap en hun participatie in bedieningen. Onderzoek door pinkstersociologe Margaret Poloma en pinksterhistoricus Edith Blumhofer laat zowel in aantallen, rol, invloed als functie een daling zien van pinkstervrouwen in bedieningen en zendingswerk.

Inheemse kerken

Een ander aspect van de pentecostale zendingsfilosofie is de stevige positie van het ‘indigenous church principle’. Tegelijk met de opkomst van het moderne pentecostalisme vond een significante paradigmawisseling plaats in de zending. De achttiende- en negentiende-eeuwse zendingsfilosofie van ‘kerstening als europeanisatie’ – zichtbaar in de gewoonte om voor nieuwe bekeerlingen aparte dorpen te bouwen (om hen te scheiden van hun heidense omgeving) en in het buitenlands bestuur en financiering van het zendingswerk – sloeg om naar de inheemse kerk-principes van ‘self-government, self-support and self-propagation’.

Pinksterzendingspraktijk is gericht op ‘reaching, planting, teaching, touching’

Pinksterzendelingen stonden onder sterke invloed van de geschriften van Roland Allen, zoals zijn Missionary Methods: St. Paul’s or Ours? en namen zijn ideeën als richtinggevend over. Al in 1928 bepleitte Alice Luce, pinksterzendelinge in Latijns-Amerika, in het pentecostale blad Word and Witness de zogenaamde ‘drie-zelf-formule’, die toonaangevend werd in de pentecostale zendingsvisie. Pinksterzendingsleider William Richardson droeg daaraan veel bij, evenals Melvin Hodges die dit uiteindelijk volledig uitwerkte in The Indigenous Church, de eerste gepubliceerde pentecostale missiologie.

Deze omslag in denken en visie had een grote toename van bijbelscholen en andere vormen van training voor het gemeentewerk tot gevolg. Met toewijding werden lokale kerken gebouwd, geleid en onderhouden door mensen uit het land zelf. Dit ging niet zonder moeiten en persoonlijke offers. Pinkstergelovigen zijn pas sinds kort begonnen met het weloverwogen ruimte maken voor ‘zelf-theologiseren’, als een belangrijk en noodzakelijk instrument in de pentecostale missiologie, als een noodzakelijk aspect ook in het volwassen worden van pinksterkerken in de niet-westerse wereld.

Partnerschap in zending

De dynamische relatie tussen de opkomende nationale pinksterkerken, gesticht door zendingswerkers, en uitzendende westerse zendingsgenootschappen werd na verloop van tijd problematisch. Pinksterzendingsman Ralph Winter schreef een praktische handleiding Missions Partnership. Het blijft evenwel een moeizaam proces voor zendelingen die afkomstig zijn uit een welvarend, technologisch ver ontwikkeld deel van de wereld, om zich te verstaan met een voortdurende veranderend missionair partnerschap met de lokale kerken en hun leiders. Karakter, vorm en ethiek van missionaire partnerschappen blijven vooralsnog lastige onderwerpen in de pentecostale missiologie.

Contextualisatie

Pinkstermensen zijn niet gericht op theologische beschouwingen en over het algemeen sceptisch over de bijdrage van wetenschappers aan de zending. Het duurde lang voordat ze aandacht schonken aan contextualisatie in zending en ze wezen bevrijdingstheologieën van de hand. Ze hebben weinig belangstelling voor mensen als Koyama, Nacpil en Kwame Bediako en hun besprekingen van contextuele theologie. Tot op vandaag zijn pinkstergelovigen uitsluitend toegewijd aan de verkondiging van wat zij definiëren als het bijbelse evangelie. Het gebruik van contemporaine en cultureel passende mediavormen in evangelisatiewerk beschouwen ze als de enige vorm van contextualisatie.

Integrale zending

Zoals ze zeer terughoudend waren met betrekking tot contextualisatie, zo zijn pinkstermensen ook argwanend als het gaat om sociaal werk of sociale en ethische vraagstukken van de moderne samenleving. De resultaten van het handjevol dat wel sociaal werk oppakte en daarmee inging tegen het gangbare pentecostale zendingsethos – zoals de Lillian Thrasher Orphanage in Assuit (Egypte), Mark Buntains Mission of Mercy in India en David Wilkersons bediening Teen Challenge (rehabilitatie van verslaafden) – hebben echter deze houding ten goede kunnen veranderen. Tegenwoordig gaan pentecostalen uit van een viervoudige zendingspraktijk: reaching (evangelisatie, bekering), planting (stichten van lokale kerken), teaching (training van discipelen en leiders) en touching (barmhartigheid en sociaal werk). Wel blijven pinkstermensen deze sociale bedieningen bewust verbinden aan evangelisatie; diensten van barmhartigheid beschouwen zij niet als een doel in zichzelf.

Taakgerichte theologie

Deze korte historische beschrijving van de pentecostale zendingsvisie en praktijk onderstreept voor ons dat de missiologie van de Pinksterbeweging in essentie een taakgerichte theologie is. Het theologische raamwerk is spiritueel-eschatologisch. De toewijding aan de principes van de inheemse kerk zijn de basis, de focus en het uiteindelijke doel van de activiteiten. Het anti-intellectuele vooroordeel dat in de ontstaansjaren van de Pinksterbeweging de boventoon voerde, vormde het pragmatische karakter van het zendingswerk. Datzelfde geldt voor de karakteristieke reacties op contextualisatie, de missiologische reflectie en de ontwikkeling van een omvattende pentecostale missiologie.

Vertaling: Gert Noort 

De Engelstalige versie van dit artikel, met literatuuropgave, kunt u vinden op www.tussenruimte.com.

– Melvin Ho werkt voor de Assemblies of God als docent theologie en missie momenteel in Nederland.