Tegenstrijdige ervaringen
Heilige boeken zijn levensgevaarlijk. In veel conflicten zijn ze olie op het vuur of de lont in het kruitvat. Je ziet dat aan de manier waarop moslims kunnen reageren op misbruik van exemplaren van de Koran. Islamitische extremisten laten zich inspireren door bepaalde passages uit de Koran. Hetzelfde kan worden opgemerkt over de rol van de Bijbel; de kerkgeschiedenis is er vol van.
Daar staat tegenover dat beide heilige boeken de vrede propageren. ‘Zalig de vredestichters’, verkondigt Jezus in de Bergrede. En in het Oude Testament vinden we naast de verhalen over geweld in Gods naam het visioen van de volken die optrekken naar Jeruzalem, niet om het te belegeren, maar om daar geïnspireerd door de Wet van Mozes de wapens om te smeden tot landbouwwerktuigen. Psalm 46 sluit daar bij aan. Het bezingt God als degene die de oorlogen doet ophouden en de wapens stuk maakt.
De Koran kan men eveneens vredelievend noemen. Omdat ik geen kenner ben van dat boek, beroep ik me in deze op het werk van de Pakistaanse geleerde Muhammad Farooq Khan. We ontmoetten elkaar tijdens een conferentie in 2009 in Utrecht waarbij we vanuit verschillende godsdienstige tradities nadachten over vijandsbeelden. Hij vertelde dat hij door de overheid was aangesteld om tijdig gearresteerde zelfmoordterroristen te begeleiden. Met hulp van de Koran maakte hij ze duidelijk dat er ook vrediger wegen waren om hun idealen te bereiken. In 2013 publiceerde ik samen met Lucien van Liere de bundel met bijdragen aan de conferentie in Utrecht, Images of Enmity and Hope: The Transformative Power of Religions in Conflicts (zie ook blz. 59 van deze TussenRuimte – red.). Het was uitermate verdrietig dat we in het woord vooraf moesten melden dat Farooq Khan een jaar na zijn lezing in zijn woonplaats was vermoord door geloofsgenoten die zijn opvattingen over de weg van vrede niet deelden.
Onverdraagzaam monotheïsme
Men verwijt aanhangers van het monotheïsme dat hun godsdiensten geweld in dehand werken. Hun geloofsleer is immers in principe onverdraagzaam ten opzichte van wie andere goden vereren. Voor atheïsme is er al helemaal geen begrip. Het feit dat deze godsdiensten ook nog eens gebaseerd zijn op vastgelegde heilige, in een ver verleden opgestelde boeken versterkt dit alleen nog maar. Er is weinig tot geen ruimte voor de relativering van het eigen standpunt. Zodra monotheïsten de macht krijgen moeten andersdenkenden er aan geloven.
Deze aantijging is moeilijk te weerleggen. De geschiedenis van christendom en islam lijkt haar gelijk te bewijzen. Het jodendom is wat dit betreft minder belast, maar dat laat zich verklaren. Het joodse monotheïsme is immers gekoppeld aan een bepaald volk. Anders dan christendom en islam heeft het jodendom niet de neiging de wereld voor zijn geloof te winnen. Maar ook voor het jodendom geldt dat monotheïsme en macht een gevaarlijke combinatie is. Dat blijkt uit de onverkwikkelijke geschiedenis die verteld wordt in de laatste hoofdstukken van het bijbelboek Ezra. De Joden die terugkeerden uit de ballingschap wilden een nieuw begin maken met een duidelijke eigen identiteit gekoppeld aan een zuivere, monotheïstische godsdienst. Om die reden werden gemengde huwelijken streng verboden en eerdere gemengde huwelijken ontbonden en de ‘vreemde’ vrouwen en kinderen onverbiddelijk weggestuurd.
Het andere geluid van de Bijbel
Moet men dan de Bijbel maar gesloten laten als het gaat om de vraag hoe geweld beteugeld kan worden? Kunnen we niet beter gewoon uitgaan van het gezond verstand, van de wens die ieder mens toch heeft naar vrede voor zichzelf en zijn of haar kinderen of van de wereldwijd geaccepteerde verklaring van de rechten van de mens? Men zou op zijn minst dan nog kunnen zeggen dat de Bijbel het nodige bijgedragen heeft aan de ontwikkeling van die humanitaire waarden in onze samenleving.
De Bijbel kan echter nog wel degelijk bijdragen aan het nadenken over en het naleven van die waarden. Blijvende bezinning is nodig, omdat telkens weer blijkt dat het zicht op vrede vertroebeld wordt door allerlei, vaak verborgen vormen van eigenbelang. Werken aan vrede is maar al te vaak ook een moeizaam gevecht. Het is de kunst om te kunnen volharden.
Hier kan de Bijbel misschien betekenis houden of krijgen als een bron van inspiratie. Dat kan gebeuren aan de hand van teksten over geweld. Je zou dat op het eerste gezicht niet verwachten. Zulke teksten legitimeren immers doorgaans geweld door het te beschrijven als opdracht van God of als handeling door God zelf. Er zit echter ook een andere kant aan. Om te beginnen bieden juist zulke teksten de gelegenheid om zich te bezinnen op geweld. Dit moeilijke thema wordt niet uit de weg gegaan. Het is een erkenning van de realiteit van de wereld waarin we leven. Dat geldt vooral voor het Oude Testament dat zich – veel meer dan het Nieuwe Testament – bezig houdt met het dagelijks leven, met politiek en met machtsvragen.
Het wordt niet ontkend dat het volk van God wat dit betreft weinig anders is dan elk ander volk met zijn eigen identiteit, zijn eigen land en met buren met wie je soms goed en soms ook helemaal niet goed mee kunt omgaan. De vaderlandse geschiedenis van Israël zoals die verteld wordt in de Bijbel, is in veel opzichten heel gewoon en dus op de gebruikelijke wijze net als bij andere volken soms onprettig nationalistisch gekleurd. Dat is echter niet het hele verhaal. Er licht af en toe iets op van een andere kijk op de geschiedenis, op geweld, op de ander en op zichzelf. Daar wordt de lezer aan het denken gezet, zeker als men de tekst ook ziet als een spiegel waarin je iets van jezelf kunt zien. Men kan er van opschrikken of inspiratie uit opdoen.
Jozua
Op zoek naar bijbelteksten als wapen tegen geweld lijkt er weinig van het boek Jozua te verwachten. Dat staat immers vol van etnisch geweld tegen volkeren die verdreven worden uit het land dat men zich op basis van Gods belofte meent te mogen toeëigenen. Er zit voor ons als latere lezer niets anders op dan dit voor kennisgeving aan te nemen en in ieder geval niet als een vrijbrief om eigen nationalistische neigingen te verbinden met goddelijke instemming en bijstand. Beter is het om te letten op wat afwijkt van het gewone en daarvan te leren.
Dat is om te beginnen de opmerkelijke rol van Rachab. Zij is de eerste de beste Kanaänitische hoer die de verspieders helemaal aan het begin van hun verkenning tegenkomen op de muur (de walletjes) van Jericho. Rachab ontpopt zich als een vrouw die overtuigd is van de macht van de God van Israël en ze overtuigt de verspieders van het succes van de verovering. Daarmee hebben zij voldoende informatie en keren terug naar Jozua. De strijd kan beginnen.
Tegenover deze onverwachte positieve rol van de op het eerste gezicht verdachte Rachab staat Achan. Hij is van goede afkomst want uit de stam vanJuda. Juist door zijn toedoen stokt echter de strijd. Hij liet zich leiden door zijn begeerte toen hij zich vergreep aan de buit van het veroverde Jericho. Zo worden aan het begin van het boek de obligate vijandsbeelden doorbroken. Dat geeft te denken. Zodra de vijand een gezicht krijgt – in dit geval Rachab – blijken de dingen soms heel anders te liggen. Zo wordt de lezer aangespoord om de verdeling in wij en zij, goed en slecht, nog eens kritisch te bekijken.
Ook de goddelijke bijstand is niet zo vanzelfsprekend aan dat ene volk gebonden als men wellicht zou denken. Voorafgaand aan de belegering van Jericho ontmoet Jozua – zo lezen we in hoofdstuk 5 – een hem onbekende gewapende man. ‘Hoor je bij ons of bij de vijand?’, vraagt Jozua. De man zegt dat hij de aanvoerder van de God van Israël is, maar het directe antwoord op de vraag luidt: ‘Bij geen van beide.’ Het lijkt erop alsof God zich boven de partijen stelt. Dat geeft opnieuw te denken: je kunt God niet zomaar aan jouw zaak verbinden.
Nineve
Geweld wordt soms gerechtvaardigd doordat het noodzakelijk wordt geacht om het kwaad te bestrijden. Dat veronderstelt dan wel dat deze beoordeling op goede gronden berust. Daarover kan nog wel eens twijfel bestaan. Het gebeurt nogal eens dat men – vaak achteraf – moet constateren dat de dingen minder zwart-wit waren dan ze werden voorgesteld. In de situatie van Israël in de achtste tot de zesde eeuw voor het begin van onze jaartelling zal er echter geen twijfel over hebben bestaan dat de Assyriërs als het grote kwaad mochten worden betiteld. Zij waren de gesel van de Levant. Hun militaire macht en intimiderende wreedheid werd alom gevreesd. Ze waren verantwoordelijk voor de val van Samaria en daarmee het einde van het noordelijke tienstammenrijk, samen met andere kleinere koninkrijken in de regio. Juda was niet meer dan een vazal die enorme belastingen moest afdragen in de hoofdstad van de Assyriërs, Nineve. Die stad was het symbool van onderdrukking en hoogmoed.
Maar juist als alles simpel lijkt, moet je oppassen. Dat is de bijbelse boodschap zoals we die meekrijgen in het boek Jona. In dit schitterende verhaal word je als lezer voortdurend op het verkeerde been gezet. Eerst is er de profeet die zijn roeping probeert te ontlopen en dan mede door heidense zeelui weer op het juiste spoor gezet moet worden. Dan is er die heidense stad Nineve die geheel onverwacht tot bekering kan komen. Dan komt ook God op andere gedachten. Dat had de profeet niet gedacht en het is maar de vraag of de profeet er zelf in slaagt dit nieuwe inzicht te aanvaarden. Dat geeft de lezer te denken: kunnen wij onze eigen oordelen ook onder kritiek stellen?
Er is echter nog een ander profetisch boek over Nineve. Dat zijn de woorden van de profeet Nahum, die net als Jona de ondergang van de hoofdstad van de Assyriërs aankondigt. Dit boek is minder populair dan dat over Jona. Het is niet zo’n meeslepend verhaal. Theologisch is het ook weinig aantrekkelijk. God is een wreker, zo staat er tot drie keer toe in het begin. Dat is geen blijde boodschap. Wie zich verdiept in de historische achtergrond van deze profetie gaat daar misschien toch anders over denken. Dit vernietigende oordeel over Nineve werd uitgesproken in de tijd dat de macht van de Assyriërs zijn hoogtepunt had bereikt. Ze waren er zelfs in geslaagd het onoverwinnelijk geachte Egypte te veroveren. Wie durfde op dat moment te hopen, laat staan uit te spreken dat de Assyriërs zouden ondergaan in hetzelfde geweld waarmee zij nu andere volken aan zich onderwierpen? Wie dat openlijk zei kon daar met zijn leven voor boeten. Verstandiger was het om je bij de feiten neer te leggen en er maar het beste van te maken. Nahum zwichtte niet voor die verleiding en liet zich leiden door de hoop dat zijn God sterker was dan het kwaad. Dat geeft te denken aan wie mismoedig en gefrustreerd raakt door alle teleurstellingen in de strijd voor vrede: hoe goed is het als je mag leven in de verwachting dat het kwaad uiteindelijk niet ongestraft zal blijven.
Leve de vredestichter
De Bijbel helpt ons het visioen van vrede in deze wereld niet uit het oog te verliezen. Tegelijkertijd leert de Bijbel ons om de ogen niet te sluiten voor de harde realiteit, om niet toe te geven aan frustratie of wanhoop, maar ook om af en toe ook eens goed in de spiegel te kijken. Wie niet ophoudt om steeds opnieuw en steeds weer anders te zoeken naar de weg van de vrede en die ook durft te gaan, die heeft de Bijbel het best begrepen. Daarom is het goed als de Bijbel steeds weer wordt gelezen, het liefst samen met mensen vanuit verschillende achtergronden.
— Klaas Spronk is hoogleraar Oude Testament Protestantse Theologische Universiteit, locatie Amsterdam.