Liever bijbelstudie dan bible sharing Zuster Melina: Filippijnse zendelinge in Nederland

Enkele van de grootste missiecongregaties in de Rooms-Katholieke Kerk vinden hun oorsprong in Nederland. Na meer dan honderd jaar uitzending vanuit Europa naar Afrika, Azië en Latijns-Amerika zien we in de laatste decennia ook een omgekeerde beweging: missionarissen die vanuit landen in het Zuiden gaan werken in Europa. Voor de Missiezusters Dienaressen van de Heilige Geest en voor het Gezelschap van het Goddelijk Woord is dat een logisch vervolg op waar ze vandaan kwamen. Toch is missie in een rijk land anders dan in een arm. TussenRuimte sprak met zuster Melina Polo S.Sp.S., een van de pioniers op dit vlak.

Zuster Melina Polo is lid van de congregatie Missiezusters Dienaressen van de Heilige Geest, in het Latijn afgekort tot S.Sp.S. Deze congregatie werd opgericht in 1889, als vrouwelijke pendant van het Gezelschap van het Goddelijk Woord (S.V.D.). Naast deze twee congregaties is er de contemplatieve vrouwelijke tak, die ook nog steeds in Nederland present is. Het was een initiatief van de Duitse priester Arnold Jansen, die voor de vrouwelijke tak de hulp kreeg van Maria Helena Stollenwerk en Josefa Hendrina Stenmanns. De oprichting van deze drie congregaties vond plaats in Steyl bij Venlo. Het was een Duits initiatief, maar Arnold Jansen moest uitwijken omdat in Duitsland op dat moment de Kulturkampf heerste.

Missie was van meet af aan het doel van deze congregaties. Ze kregen een grote verspreiding, en zijn nu gevestigd in zestig landen. Wereldwijd heeft de S.Sp.S. 3.200 leden, de S.V.D. ongeveer 6.500. Missie in Azië kreeg vanaf het begin prioriteit. Hoewel de Duitse cultuur in het begin sterk dominant was, werkte men al vanaf het begin met internationale communiteiten. Vanuit diverse Europese landen werden kandidaten geworven die, honderd jaar geleden al, met elkaar moesten leren optrekken, over nationale en culturele grenzen heen.

Een zending naar Nederland

Zuster Melina Polo komt uit Erosin, op het eiland Luzon, Filippijnen. Ze is opgeleid als lerares Engels en geschiedenis, en leerde later ook nog door voor catechesedocent. Dertien jaar lang gaf ze les. Intussen trad zij in 1982 in bij de S.Sp.S. In april 1991 was haar voorbereidingstijd ten einde, en legde zij de eeuwige geloften af, waarmee ze zich levenslang verbond aan de congregatie. In september van dat jaar kwam zij in Nederland aan. Sindsdien woont ze hier.

Hoe kwam het dat je naar Nederland werd uitgezonden?

Zuster Melina: ‘Ik ben lid van een internationale missiecongregatie. Bij ons is het gebruik, dat je direct na je eeuwige geloften een benoeming krijgt. Dat is niet je eigen keuze, het hangt af van wat er nodig is. Mijn voorkeur ging uit naar Papoea Nieuw-Guinea. Maar ik werd naar Nederland uitgezonden. Het Generaal Bestuur had bekendgemaakt dat er kandidates werden gezocht voor een zending naar Nederland, en dat werd mijn opdracht.’

Welk idee had het Generaal Bestuur daarbij?

Zuster Melina: ‘Elke provincie1 kan voorstellen indienen voor nieuwe projecten. De Nederlandse provincie had gevraagd om enkele zusters te sturen, om iets nieuws te beginnen. Ze dachten vooral aan Azië. Nu zijn we met negen buitenlandse zusters hier, vooral uit Indonesië en de Filippijnen.’

Was je blij met je benoeming?

Zuster Melina: ‘Na zo’n benoeming heb je twee weken bedenktijd. Ik was onzeker, bang voor het onbekende. Nederland is toch wel iets anders dan Papoea Nieuw-Guinea. Europa is moeilijker. We hadden gehoord van secularisatie, maar wat was dat eigenlijk? Dat mensen moeilijker over God spreken. Maar hoe dat precies zat? Met dat idee kwam ik hier aan. Nu ervaar ik dat wel, weet ik uit eigen ondervinding wat secularisatie inhoudt.’

Ze kwam in Brunssum, Zuid-Limburg, te wonen. Het eerste wat zij merkte van secularisatie was dat kerkdiensten weinig mensen trokken, en dan nog vooral ouderen. Ze vroeg zich af waarom dat zo was. Om daar meer over te weten te komen, ging ze theologie studeren. Zo hoopte ze er meer begrip van te krijgen, en te kunnen ontdekken wat je als missiezuster kunt doen. In eigen land was de taak redelijk gemakkelijk te vinden geweest: catechese, recollecties (bezinningsdagen). In Nederland kon dat niet op dezelfde manier.

Zuster Melina: ‘We begonnen in Brunssum met een bijbelgroep: een stuk uit de Bijbel lezen en dan met elkaar delen hoe de tekst betrekking heeft op je eigen leven. Bible sharing dus. De belangstelling daarvoor was niet zo groot. Op zich wilde men wel graag de Bijbel lezen, maar dan op een andere manier: liever bijbelstudie dan bible sharing. Liever studeren in de Bijbel dan openhartig met anderen spreken over wat die Bijbel met hen doet. Toen we overschakelden op bijbelstudie kwamen er meer mensen naar toe.’

Verschil in geloofsbeleving

Melina Polo kwam in de jaren zeventig zelf in contact met de Bijbel via de Katholieke Charismatische Vernieuwing2. Op de Filippijnen is ook een andere grote beweging met een charismatische inslag, El Shaddai. Vanuit de katholieke kerk wordt El Shaddai met enige argwaan bekeken, maar als mensen erbij zijn aangesloten, is dat beter dan dat ze nergens in geloven. Toch hechtte Melina zelf aan het katholieke geloof, en ze voelde zich daarom thuis bij de Katholieke Charismatische Vernieuwing.

Zuster Melina: ‘In Nederland houden we niet zo van zwevers. Een pastor moet down to earth zijn. Nederlandse mensen willen het geloof voor zichzelf houden, het moet niet te uitbundig.’ 

Zij begeleidt nu samen met Richard Lobo S.V.D., een Indiase priester, een Filippijnse gemeenschap in Nederland. Daar zie je hoe Filippijnse immigranten hun Nederlandse partners meenemen naar kerkdiensten, en hoe die partners de levendigere Filippijnse uitdrukking van het geloof leren kennen en waarderen.

Ervaringen van missiewerk in Nederland

Als Filippijnse heeft zuster Melina veel te maken gehad met het immigratiebeleid van Nederland. Aan den lijve heeft ze gemerkt dat Nederland immigranten niet echt welkom heet. 

Zuster Melina: ‘De bureaucratie: ik kan er niet aan wennen. De kleine mensen worden daar het slachtoffer van.’ 

Ze heeft veel tijdelijke verblijfsvergunningen gehad. Menigmaal moest ze naar de IND om verlenging te regelen. Soms was een verblijfsvergunning al verlopen voordat de nieuwe was toegekend. Maar een ander punt woog zwaarder. 

Zuster Melina: Een grote moeilijkheid als missiezuster is het krijgen van een werkvergunning. Ondanks mijn opleidingen mocht ik geen betaald werk aannemen. Voor priesters is dat wat gemakkelijker. Zij kunnen een benoeming in een parochie krijgen, als pastoor. Dat is geen probleem.’

Aan onbetaald werk heeft zuster Melina een schat aan ervaring. Bovendien heeft ze in Nederland nog enkele opleidingen gedaan. Vanuit Brunssum ging ze niet alleen theologie studeren, maar raakte ze ook betrokken bij vluchtelingenwerk. Om daar goed te kunnen helpen, deed ze een opleiding Sociale Dienstverlening. Na tien jaar in Brunssum verhuisde ze naar Tilburg, waar ze drie jaar in een parochie werkte, met een aanstelling van het bisdom. Na die drie jaar bleef ze in Tilburg, en was ze actief in vrijwilligerswerk. Intussen was ze overgegaan van de Filippijnse provincie van de S.Sp.S. naar de Nederlandse. In 2013 werd ze verkozen tot provinciaal overste van de Nederlandse provincie. In die functie besteedt ze speciale zorg aan de jonge buitenlandse missiezusters in ons land. Het leiderschap van de provincie deelt ze met haar raad, en vooral met één zuster, die de financiën en het vastgoed onder haar hoede heeft.

Hoe kijkt men in de congregatie aan tegen missie in Europa? Wat zijn overeenkomsten en verschillen met missie in Aziatische landen?

Zuster Melina: ‘Op de Filippijnen is onze congregatie heel belangrijk geweest voor het onderwijs. Wij hebben veel scholen gesticht. Dat gebeurde vaak door Duitse zusters, met geld van Misereor, de grote Duitse katholieke ontwikkelingsorganisatie. Die scholen hebben veel betekend voor het land. Tienduizenden mensen hebben er een goede vorming gehad. We vragen ons weleens af wat voor leiders onze studenten zijn geworden. Er zitten heel goede tussen. Zij hebben geleerd om te delen. Maar er zitten ook boeven bij.

Vroeger was missie het helpen van arme mensen. Nu is de strijd voor gerechtigheid ook belangrijk geworden. Nederlandse missionarissen hebben daar hard aan gewerkt. Daar heb ik veel van geleerd.’

Wie als missionaris naar Nederland gaat, hoeft niet met geld aan te komen. De betekenis van missie kan niet zitten in het opzetten van structuren die er nog niet zijn. Het moet in iets anders gezocht worden.

De dimensie van sociale gerechtigheid zit er echter wel in. Ook in Nederland is er op dat vlak veel werk te doen. De zusters S.Sp.S. werken met vluchtelingen, met mensen die hiv-besmet zijn, met Afrikaanse moeders. Daarbij staat niet zo zeer de actie centraal, maar het naast mensen gaan staan, en met hen optrekken: missionaire presentie.

Nederland heeft heel positieve kanten voor een missionaris. 

Zuster Melina: ‘Je kunt met studies je horizon verbreden. Je wordt uitgedaagd om je geloof te delen, niet alleen met mensen die toch al kerkelijk zijn, maar ook met anderen. Nederlanders beleven hun geloof door mensen te helpen, niet zozeer door naar de kerk te gaan. En van de mensen die wel naar de kerk gaan, kun je ook niet zeggen dat die altijd zo sociaal zijn.’

Betekenis voor de congregatie

De uitzending van zusters vanuit andere continenten naar Europa heeft de congregatie als geheel voor nieuwe opgaven geplaatst en nieuwe dingen gebracht. Een van de redenen om zusters naar Nederland uit te nodigen, was dat men wilde proberen de Nederlandse provincie nieuwe vitaliteit te geven. Met die nieuwe levendigheid is er een nieuwe uitstraling naar buiten gekomen. Veel roepingen heeft dat echter niet opgeleverd. Werk onder migrantenvrouwen levert soms wel nieuwe aanwas op. Er zijn soms wel jonge Nederlandse vrouwen, die hun licht komen opsteken, maar ze haken doorgaans snel af.

Intercultureel samenleven waren de S.Sp.S.-zusters al gewend. In een internationale communiteit moeten er minstens drie nationaliteiten vertegenwoordigd zijn. Toch gaat dat samenleven niet vanzelf. Daar is coaching bij nodig. Om effectief te zijn als missionaris moet je aan jezelf werken. Daarom wordt bij elke nieuwe communiteit een coach ingeschakeld om de groep te begeleiden.

De dominante rol van de Europese provincies is er niet meer. Belangrijk hierbij is bijvoorbeeld dat de Filippijnse provincie financieel onafhankelijk is. De meeste zusters op de Filippijnen komen nu ook uit het land zelf. Op mondiaal niveau is het niet meer zo dat de rijke provincies bepalen wat er met het geld gebeurt. Er is een solidariteitsfonds, waar alle zestig landen geld in stoppen en waar alle zestig een beroep op kunnen doen.

Noten

1 Een rooms-katholieke kloostergemeenschap is, als hij te groot wordt om vanuit één plek bestuurd te worden, doorgaans georganiseerd in provincies. Een provincie is meestal de groep zusters, paters of broeders van een congregatie uit een bepaald land. Een provincie heeft een eigen bestuur. Het bestuur van de congregatie als geheel, dus internationaal, heet het Generaal Bestuur.

2 Zie hierover TussenRuimte 2013 | 4 ‘Klassieke en pinksterkerken in gesprek’.

— Tom Boesten is stafmedewerker bij de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR) en vanaf 2011 tot dit jaarredactielid van TussenRuimte.