Van de bus naar Alkmaar tot een kerkscheuring: Nederlandse hulp aan Oost-Europa

In Roemenië wordt men af en toe ‘wanhopig van die Nederlanders’. Er wordt van alles gebracht, van alles geregeld en bepaald, maar soms zonder al te veel overleg of kennis van zaken. De ontvangers moeten vervolgens nog dankbaar zijn ook voor dingen waar ze niet om gevraagd hebben, ze krijgen kritiek als ze niet handelen zoals verwacht en moeten even tien of twintig Nederlanders voorzien van bed, maaltijden en een leuk programma. Na de reis geven de goede hulpverleners in Nederland een mooie presentatie hoe ze die arme, zielige mensen daar toch zo goed geholpen hebben.

Natuurlijk is bovenstaande gechargeerd. Maar misschien niet eens zozeer als men in Nederland denkt of hoopt. Na de val van het communisme eind 1989 hebben veel West-Europeanen zich op Oost-Europa gestort.1 Dat was zeker met de beste bedoelingen: men was geschokt door de armoede en troosteloosheid van de landen die decennialang gebukt waren gegaan onder het communisme. Spontane hulpacties kwamen op gang. Veel kerkelijke gemeenten kregen een zustergemeente in Oost-Europa. Wat later kwamen er ook uitwisselingen, bijvoorbeeld van jongeren. Ook op het niveau van de kerkleiding, onderwijsinstituten en de overheid werden contacten opgebouwd. 

Zo werd ik zelf door Kerk in Actie uitgezonden naar het theologisch seminarie in Cluj-Napoca, in noord-west Roemenië (Transsylvanië), waar we Nederlandse conserven aten en mijn studenten op Nederlandse stoelen en banken zaten. Niet alleen met collega’s, maar zelfs met de klusjesman kon ik Nederlands spreken. In Noord-Roemenië kwam ik een voormalige Hollandse lijnbus naar Alkmaar tegen, in West-Roemenië kliko’s met het opschrift ‘restafval’ en meer naar het zuiden sliep ik op een Nederlands matras. Hulp die dankbaar aanvaard was. 

Linkersloffen 

Er was echter ook een ander soort hulp. Zo kreeg een dorp een vrachtwagen vol linkersloffen. De rechtersloffen hebben ze nooit gezien. Elders werden spuitbussen afgeleverd met alleen een Nederlandse gebruiksaanwijzing, waardoor men geen idee had wat men er mee kon. 

Deze zaken zijn nog tragikomisch, maar sommige hulp leverde echt problemen op. Zo ontstond er in veel dorpen ruzie over de verdeling van spullen. Een predikant vertelde mij dat hij na twee jaar weggegaan was uit zijn gemeente, omdat een groep Nederlanders die hulp bood hem voor hun karretje wilden spannen. Een conflict met hen en daardoor met een deel van zijn kerkenraad was het gevolg. In de Hongaarse kerk in Oekraïne ontstond zelfs een kerkscheuring, volgens zeggen door theologische denkbeelden die Nederlanders meebrachten.

De lijst met positieve en negatieve kanten van vijfentwintig jaar intensieve hulp is makkelijk aan te vullen. Roemenië is een goed voorbeeld van wat hulp teweeg kan brengen. Er zijn maar weinig landen die zoveel en op zoveel verschillende manieren en niveaus hulp ontvangen hebben vanuit Nederland. Hulp werd verleend vanuit de kleinste gemeente tot de overheid, van kerkelijke organisaties tot de Europese Unie. 

Ds. Zsolt Kerékgyártó

Over de Nederlandse (hulpverlenings)relatie met de Hongaarse Hervormde Kerk2 in Roemenië had ik een gesprek met ds. Zsolt Kerékgyártó. Als kind woonde hij langs de grote weg, die vanuit Hongarije verder Roemenië in ging, vlakbij de Hongaarse grens. Hij zag de eerste tijd na de val van het communisme bijna dagelijks buitenlandse (vracht)auto’s met hulpgoederen langskomen. Zijn gemeente had zustergemeentes in Nederland en Duitsland. Tijdens zijn studie theologie was hij meerdere keren betrokken bij uitwisselingsprogramma’s met Nederland. De gemeente waar hij nu werkt (Cluj-Napoca) heeft ook een zustergemeente in Nederland. Door zijn ervaringen met allerlei vormen van hulp en contact, heeft hij veel nagedacht over wederkerigheid. 

Ds. Zsolt Kerékgyártó (1981) komt uit Oşorhei, een dorp een paar kilometer ten oosten van de grensstad Oradea. Na een studie geschiedenis en geografie heeft hij theologie gestudeerd aan het Protestants Theologisch Instituut in Cluj-Napoca (2004-2009). Vervolgens werd hij vicaris in het centrum van Cluj-Napoca en sinds 2012 is hij predikant in een andere wijk in de stad.

Toen ik kind was, in de communistische tijd, werd West-Europa gezien als het beloofde land en de mensen daar werden als hoogstaander beschouwd. Toen in 1990 de grenzen open gingen, kwamen er veel buitenlanders, vooral Nederlanders, naar Roemenië. De Nederlanders hadden soms veel weg van kolonisators: ze brachten hulp, maar wilden ook meteen onderwijzen hoe de hulp gebruikt moest worden. Ook vertelden ze ons hoe we moesten leven en hoe we christen behoorden te zijn. Maar wij waren al lang christen in Oost-Europa, ook in tijden dat het heel moeilijk was om christen te zijn.

We ontvingen iedereen echter van harte. Gastvrijheid betekent bij ons namelijk iets anders dan in West-Europa. Wij offeren veel op, zodat de gast zich goed voelt. Ook als dat betekent dat wij zelf minder te eten hebben, als de gast weer weg is. De gast is voor ons zeer belangrijk.

Voorschrijven

Wat ik zie, is dat er de laatste tijd minder Nederlanders komen. Ik vermoed, dat dit komt doordat er elders grotere armoede is. Een vraag is voor mij echter of de mensen elders, zoals in Afrika en Latijns-Amerika, ook ongelukkiger zijn dan Oost-Europeanen. Oost-Europa is een ongelukkige plaats. Wij kennen de westerse standaard, we schamen ons om onze situatie en om het feit dat we niet gelukkig zijn. Bij ons heerst het idee dat iedereen gelukkig moet zijn, net zoals in West-Europa. Volgens mij steunt West-Europa Oost-Europa daarom ook niet zoveel meer als vroeger, onder andere omdat men denkt dat het ons materieel en financieel beter gaat en dat we intussen net zo ‘gelukkig’ zijn als de westerlingen. 

Nog steeds merken we dat West-Europeanen ons willen voorschrijven hoe we moeten leven. Daar zijn wij echter niet blij mee. Een voorbeeld hiervan is de situatie van de Roma. Als Roma naar West-Europa gaan, worden ze daar al gauw als persona non grata verklaard. Ze sturen ze naar ons terug en West-Europa wil ons wel even wijzen hoe we ze moeten integreren in de maatschappij. Terwijl ze het zelf niet kunnen. Terwijl wij al eeuwen met de Roma samenleven! Op papier begrijpen West-Europeanen integratie, maar in de praktijk lukt het hun niet.

Langere termijn

Als het gaat om wederkerigheid moet dat volgens mij op geloofsbasis zijn, dat is wat je echt samenbindt. En mensen moeten elkaar blijven helpen, ook op de langere termijn. Zoals er nu nog steeds armen in Oost-Europa zijn die hulp nodig hebben. Het is makkelijk om te houden van mensen die ver weg zijn. Het is veel moeilijker om tegen mensen die dichtbij zijn “ik houd van jou” te zeggen en dat te laten zien. Voorbeeld: het is moeilijker om tegen een Roemeen in Nederland te zeggen dat je van hem houdt, dan tegen een Nepalees in Nepal te zeggen, dat je na de aardbeving geld voor hem inzamelt. Als er net zoveel Nepalezen als Marokkanen in Nederland zouden zijn, zou men mogelijk veel minder geld inzamelen voor hen dan dat nu gebeurt.

Eigenheid aanvaarden

De ideale wederkerigheid bestaat niet. Er is wel christelijke acceptatie. Paulus wilde bijvoorbeeld niet dat de Atheners en andere gelovigen uit de heidenen op z’n Joods christen zouden worden; hij wilde dat Atheners op z’n Grieks christen werden. 

Als Nederlanders met ons vriendschap willen opbouwen, moeten ze de plaatselijke eigenheid aanvaarden. Sommigen doen dat ook. Er zijn er echter ook, die willen dat we dezelfde regels naleven als zij. In Oekraïne leverde dat voor de Hongaarse Reformátuskerk bijvoorbeeld grote problemen op.

Elk volk en elke maatschappij heeft zijn en haar eigen roeping, uitdagingen en verzoekingen. Je kunt niet zeggen dat wat voor Nederland een verzoeking is, ook voor Hongaren zo is. Met dit soort zaken moet rekening gehouden worden als er contact wordt opgebouwd. 

Culturele verschillen mogen ons niet van elkaar scheiden, maar de multiculturele broederschap – in het Hongaars betekent dit woord zowel broeder- als zusterschap – moet de toekomst worden. Wij accepteren hoe Nederlanders als christen leven. En wij verwachten omgekeerd van Nederlanders dat zij ons niet als minderwaardig beschouwen omdat we armer zijn.

We kunnen zeker dingen van elkaar leren. Nederlanders zouden van ons kunnen leren wat gastvrijheid betekent: het spontaan ontvangen van de ander, hem en haar accepteren en van harte voor hem en haar zorgen. Nederlanders komen op mij soms star over. Ook valt me op, dat ze zich hier in Roemenië soms anders gedragen dan thuis. Voorbeeld: sommige Nederlanders komen met een groep hierheen en verwachten dat wij wel even onderdak, eten en een programma voor hen regelen, zonder eerst te vragen of wij daarvoor op dat moment de tijd en de middelen hebben. 

Andersom kunnen wij echter ook van Nederlanders leren. Ik denk bijvoorbeeld aan discipline en structuur, want ons probleem is ordeloosheid, inconsequentie en armoede. Nederlanders kunnen dingen beter opbouwen, regelen en in stand houden. Op die terreinen zouden wij veel van jullie kunnen leren.

Noten

1 Ook vóór 1989 waren er al contacten, maar dat was toen nog mondjesmaat.

2 De kerk heet in het Hongaars ‘Református’. Dit kan zowel met ‘hervormd’ als met ‘gereformeerd’ vertaald worden. Er is in Roemenië maar één ‘Reformed’ kerk. Veel Nederlandse gemeenten hebben contact met deze kerk.

Een voorbeeld hiervan is Frankrijk, dat enkele jaren geleden alle Roemeense Roma terugstuurde naar Roemenië.

4 Er is in 2006 een kerkscheuring geweest vanwege theologische verschillen. Die theologische verschillen zijn volgens de Hongaren ontstaan doordat bepaalde Nederlanders hun theologie binnenbrachten.

— Foka van de Beek werkte van 2005 tot 2012 in Roemenië voor Kerk in Actie. Zij is sinds vorig jaar september stafmedewerker bij de Nederlandse Zendingsraad en bezoekt Roemenië regelmatig, ook in het kader van haar huidige baan.