Bootvluchtelingen en de lokale kerk van Griekenland

Een aantal ochtenden per week ben ik in de haven van Piraeus om vluchtelingen te verwelkomen en soms wordt me gevraagd: ‘What island is this?’ Op mijn antwoord dat ze nu in Griekenland zijn, kijken ze me wat verdwaasd aan: ‘What place is this?’ Velen hebben nauwelijks idee waar ze heengaan. Ze hopen op een beter leven. Dat is hun doel. ‘Zullen we geaccepteerd worden hier?’ Ook die vraag wordt gesteld. Ik weet niet zo goed wat ik daarop moet zeggen en daarom zeg ik maar dat ik het niet weet.

Wie Griekenland zegt, zegt bootvluchtelingen. Het nieuws hier en in de rest van Europa wordt al maanden gedomineerd door dit onderwerp. De UNHCR geeft aan dat in 2015 851.319 vluchtelingen de gevaarlijke oversteek naar Griekenland hebben gemaakt. De vluchtelingen landen op een van de Griekse eilanden: Lesbos, Chios, Samos … Ze worden letterlijk uit het water gehaald door vele Griekse en buitenlandse vrijwilligers op de stranden van de verschillende eilanden. Ze zetten hun reis voort, op weg naar de haven vanwaar de ferries hen naar het vasteland van Europa brengen. Ze landen in de haven van Piraeus, waar ze voet zetten op Griekse bodem. Vervolgens reizen ze zo snel als mogelijk is door naar Macedonië. Met bussen, trein en taxi’s. Een aantal van hen echter moet een tijdlang in Athene verblijven. Hun geld is op, ze hebben niet de juiste papieren of contacten, of ze weten gewoon niet zo goed hoe ze verder moeten. 

Liever op straat 

Vluchtelingen verlaten de veerboot in de haven van Piraeus.

Athene is dezer dagen overspoeld met vreemdelingen. Soms enkele honderden, soms wel duizend op een dag. Zij zwerven naamloos door de stad of verblijven in één van de vluchtelingenkampen. Sommigen verdwijnen in de illegaliteit. Er komen ook vluchtelingen terug, omdat ze de grens niet over mogen. Die worden naar de vluchtelingenkampen gebracht of bivakkeren in het Victoriapark, waar verschillende organisaties en/of kerken hulp bieden. De groepen die over de grens mogen zijn: Syriërs, Afghanen en mensen uit Irak. De anderen, zoals Iraniërs en Pakistanen, komen terug. Een tijd waren er ook veel Marokkaanse migranten. Zij veroorzaakten zoveel problemen dat ze naar een speciaal voor hen opgezet kamp in Korinthe gebracht worden.

De leefomstandigheden in de kampen zijn slecht. Veel mensen willen er niet eens blijven en geven er de voorkeur aan om buiten te kamperen. Meestal zijn het voormalige Olympische stadions, die vaak leegstaan en veel ruimte hebben. De burgerlijke gemeente waar het stadion zich bevindt, is verantwoordelijk voor de opvang en de coördinatie daarvan. De voorzieningen zoals water, elektriciteit en afvalcapaciteit zijn in korte tijd aangepast aan de grote aantallen gebruikers. Er worden tentjes opgezet, matjes en dekens neergelegd en voedsel uitgedeeld. 

‘Het is geen probleem, het is ook een gelegenheid’

Dit vraagt veel van de Griekse samenleving, die het zelf ook niet gemakkelijk heeft. Toch is er een enorme gedrevenheid om te helpen. Grote hoeveelheden hulpgoederen en kleding worden naar de diverse opvangplaatsen gebracht. Vrijwilligers uit het hele land komen naar Athene om hun steentje bij te dragen. Mensen zijn dag en nacht in de weer om de vluchtelingen en migranten van het nodige te voorzien. 

Gedreven door eigen verleden

Hoe zijn de kerken hierbij betrokken geraakt? Daarover sprak ik met Manos Diamantatos, een gedreven christen uit de gemeente Nea Zoi (Nieuw Leven). Hij is een van de coördinatoren die vanuit de kerken een aantal zaken regelt voor de kampen, zoals de maaltijden. Verschillende kerken koken een of meer keren per week. Dat is een behoorlijke organisatie. Er zijn allerlei instanties die dat doen, dus soms is er te veel eten en soms te weinig. 

Toen half mei de vluchtelingenstroom groter en groter werd, hebben de evangelisch-protestantse kerken meteen hun hulp aangeboden. ‘De Grieken zijn begaan met de vluchtelingen’, zegt Manos. ‘Dat heeft te maken met onze geschiedenis. Zelf zijn we lang geleden ook vluchteling geweest. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog leefden er 1,2 miljoen Grieken in Klein-Azië, het huidige Turkije.’

De Grieken werden door de Turken verdreven en vluchtten naar Athene. Daar werden nieuwe wijken voor hen gebouwd, die nu nog de namen dragen van de plaatsen uit het bijbelboek Openbaring: Neo Smyrna, Neo Filadelfia. Velen ook vluchtten naar Syrië. Na de Tweede Wereldoorlog woedde er een burgeroorlog in Griekenland en moesten veel mensen uitwijken naar het buitenland. Hun nageslacht keerde later weer terug. ‘Verschillende redenen dus om goed voor vluchtelingen te zijn. We zijn zelf ook vluchteling geweest.’ 

Erkenning

Dit alles was voor de kerken een heel nieuwe situatie. Ze waren niet gewend om samen te werken, aldus Manos. Ieder had en heeft zijn eigen ‘ministries’, zoals dat heet, en dat je ook samen dingen kunt ondernemen was nog niet zo in beeld. Daar hebben de vluchtelingen verandering in gebracht. 

‘Ik wil het geen vluchtelingenprobleem noemen, beter is het om te spreken van vluchtelingensituatie. Het is een realiteit dat ze hier zijn; we kunnen er een geestelijke les uit trekken. Zij laten ons zien hoe bevoorrecht wij zijn. Daarnaast zijn we ook verantwoordelijk. God stuurt ze naar ons toe. Het is geen probleem, het is ook een gelegenheid. Om nader kennis te maken met andere culturen bijvoorbeeld. En om te laten zien wie wij als christenen zijn.

‘Geen koppelverkoop, dat vind ik ethisch niet verantwoord’

Mensen herkennen ons. Er was een Iraanse man die naar ons toe kwam en om een Bijbel vroeg. Mensen met wie we samenwerken zeggen dat wij anders zijn. Dat is ook een zekere erkenning. Wij worden geaccepteerd als hulpverleningspartner door de burgerlijke overheid die verantwoordelijk is voor het management van de kampen. Dat waren we niet gewend.’

De evangelisch-protestantse kerken werden tot voor kort niet erkend door de overheid als kerkgenootschap. ‘Onze positie is nog steeds niet gemakkelijk. Maar door alles wat we de laatste tijd hebben bijgedragen aan de zorg voor de vreemdeling, heeft men gezien dat we er niet op uit zijn mensen naar onze kerken te trekken, maar dat we in alle oprechtheid onze medemens willen helpen en dat we betrouwbaar zijn. Dat is een stukje erkenning waar we heel blij mee zijn.’

Hulp of evangelisatie?

‘Natuurlijk hebben we er wel discussies over gehad: geven we alleen sociale hulp, of evangeliseren we ook? Men keek naar ons en was bang dat we ‘zieltjes wilden winnen’.’ Ook binnen de kerken zijn daarover de meningen verdeeld. De een vindt dat er veel meer geëvangeliseerd moet worden, de ander vindt dat mensen overeind geholpen moeten worden en dan zelf hun keuzes kunnen maken. 

Dat is ook de mening van Manos. ‘We doen geen koppelverkoop, dat vind ik ethisch niet verantwoord. Wel wil ik graag een extra mijl met hen oplopen en ze de liefde van God laten zien. Er is nu een inloopcentrum op het Victoriaplein, waar we mensen uitnodigen. Daar spreken we wel met hen over God. Ze weten dat wij daar namens de kerken zijn en komen er zelf naartoe.‘ 

Als voorbeeld noemt hij een avond in het Galatsikamp waarop een christelijke band kwam zingen. Dat was al bijzonder. Er waren ook enkele buitenlandse gasten die wilden afspreken om op een ander moment de ‘Jezusfilm’ te draaien. Omdat de lijntjes kort zijn, is dat meteen door Manos besproken met de verantwoordelijke leidinggevende vanuit de burgerlijke overheid én de vertegenwoordiger van de kerken. ‘We hebben besloten dit niet te doen. In deze setting waar mensen er zelf niet voor kiezen leek het ons geen goede optie. We willen voorzichtig zijn en respect tonen.’

Hulpvaardigheid en liefde raken een snaar

Binnen de kerken zijn er ook mensen die het moeilijk vinden om de vreemdelingen te accepteren omdat ze ‘anders’ zijn. Ze staan niet open voor veranderingen. Maar de meesten zijn positief. Manos ziet het overigens helemaal niet als een probleem dat er verschillende meningen zijn. ‘Juist wel goed’, vindt hij. ‘Daardoor komen we samen tot een consensus over hoe we het aanpakken. Er zijn ook mensen die bidden. Dat is heel belangrijk.’

Kindertekening

Wat vindt Manos van al die buitenlandse vrijwilligers die komen om te helpen? ‘Ik ben daar heel blij mee. Het maakt indruk op de mensen hier dat mensen veel achterlaten om hier te komen helpen. De verbondenheid met andere christenen zegt iets over hoe de hemel zal zijn!’ Ziet hij nog een oplossing voor de vluchtelingen? ‘Nee, ik weet niet hoe het afloopt, maar God heeft een plan en alles werkt daaraan mee. Ik wacht op wat Hij gaat doen. Alleen als de Heer terugkomt zal het opgelost zijn.’

Manos vertelt dat er soms goede contacten ontstaan met de andere hulpverleners. Een aantal van hen kijkt op van de houding van de evangelisch-protestantse christenen. Ze kennen hen helemaal niet en hun hulpvaardigheid en liefde voor de mens in nood raken een snaar. Zo snijdt het mes aan twee kanten. Niet alleen ontstaan er mooie contacten met de ‘vreemdeling in de stad’, maar ook met de ‘eigen mensen’. ‘Ze vragen me dan waarom ik dit allemaal doe. Zo kan ik ze vertellen dat het God is die mensen helpen wil.’ Soms komen kinderen naar hem toe met een tekening. Dat maakt hem blij. Kleine dingen, die belangrijk zijn om het werk vol te houden. 

— Judith van Ekris-Bok is sinds september 2015 werkzaam voor Operatie Mobilisatie in Athene. Daarvoor was zij als onderwijzeres werkzaam in Nederland. In Athene is zij betrokken bij de hulp aan vluchtelingen vanuit de lokale kerk. Ook is ze actief in de opstart van een fellowship van Iraanse vluchtelingen. www.judithgoesgreece.nl