Russisch-Orthodoxe Kerk: tussen traditie en ideologie

De toenemende politieke en ideologische verdeeldheid tussen Rusland en het Westen getuigt van het feit dat Rusland het Sovjetverleden nooit achter zich heeft gelaten. Maar het laat ook zien dat het Westen het Koude Oorlog-denken niet echt heeft overwonnen. Het gangbare westerse beeld dat de Russisch-Orthodoxe Kerk de grootste en meest invloedrijke van de Oost-Europese Orthodoxe kerken is, strookt niet met de werkelijkheid. 

Mijn eerste these voor dit artikel is dat niemand in het Westen noch in het Oosten een adequate analyse geven van hoe de Russisch-Orthodoxe Kerk (ROK) werkelijk is, omdat niemand over voldoende actuele kennis en informatie beschikt. Dit gebrek aan kennis heeft aan beide kanten historische, theologische en politieke oorzaken. Mijn tweede these is dat deze kennis nodig is om het Koude Oorlog-denken te overwinnen. 

Symbiose tussen kerk en staat

Het beeld dat in het Westen heerste – en deels nog heerst – is dat van de Orthodoxie als een monoliet. Daaronder valt de verhouding tussen de ROK en de staat, die als een symbiose wordt gezien. En inderdaad, sinds de val van de Sovjet-Unie, met name sinds het presidentschap van Vladimir Poetin (2000) en de installatie van Patriarch Kirill (2009), heeft de ROK grote institutionele en maatschappelijke invloed verworven: ze maakt aanspraak op 80 procent van de Russische bevolking. 

Kerk en staat presenteren Orthodoxie als een essentieel onderdeel van de nationale identiteit en van het Russisch culturele erfgoed. Het nationalistische predicaat ‘Russische’ is de voornaamste reden voor het succes van de ROK boven de alternatieven: katholicisme, protestantisme, islam, boeddhisme en vormen van niet-traditionele religiositeit. De ROK kreeg een bevoorrechte juridische positie boven andere confessies en religies in de Federale Wet van Vrijheid van Geweten en Religieuze Associaties (1997).1 Vanaf dit moment kan gesteld worden dat het Kremlin de kerk en ‘Orthodoxie’ strategisch gebruikt.

De banden tussen de ROK en de staat lijken met de dag doorzichtiger te worden. Zo ontsloeg Patriarch Kirill in december 2015 twee prominente orthodoxe publieke figuren vanwege hun kritiek op deze banden. Intussen beaamt Patriarch Kirill de Russische geopolitiek volmondig, bijvoorbeeld in zijn eigen televisieprogramma ‘Het woord van de herder’ van 8 oktober 2016.

De officiële ROK draagt bij aan de patriottische ideologie van het Kremlin. De conflicten in de Oekraïne en Syrië worden ingekaderd als ‘heilige oorlog’, analoog aan de Tweede Wereldoorlog en Oekraïense ‘fascisten’ worden gelijkgesteld aan de Duitse fascisten. De Tweede Wereldoorlog wordt ‘gesacraliseerd’ als heroïsche geschiedenis, terwijl de geschiedenis van de stalinistische terreur tot in de schoolboeken wordt ‘herschreven’. 

Ondanks de schijnbare symbiose hebben kerk en staat elk echter hun eigen geopolitieke agenda. Het Moskouse Patriarchaat heeft bijvoorbeeld veel te verliezen in de Oekraïne: als het zijn grote aantal jurisdicties daar kwijtraakt, raakt het ook zijn status als de belangrijkste speler in de orthodoxe wereld kwijt. Dit verklaart waarom Kirill zich relatief zelden over het conflict in de Oekraïne uitlaat. 

Moskou als het Derde Rome

In plaats van onpartijdige reflectie op de traditie, wordt de Russische Orthodoxie als de enige verlossingsweg gepresenteerd. Orthodoxie en nationaliteit worden feitelijk vereenzelvigd. Een spreekwoordelijke uitdrukking van deze eigenaardige verlossingsleer stamt curieus genoeg van de geniale Russische schrijver Fjodor Dostojevski: ‘Rus zijn is orthodox zijn.’ De ‘politieke’ motivatie spreekt tevens uit de herleving van het idee van het Heilige Rusland en de toespitsing daarvan in het idee van Moskou als het Derde Rome.

De Orthodoxie in Rusland heeft zich tot de vijftiende eeuw ontwikkeld onder het primaat van de patriarch van Constantinopel; ook het gezag van de Byzantijnse keizer werd niet betwist. Constantinopel stond voor het tweede Rome. Het huwelijk in 1472 van Ivan III van Moskovië met de nicht van de laatste Byzantijnse keizer Constantijn XI, Sophia Palaeologus, vormde voor Moskou de aanleiding om zich als erfgenaam van het in 1453 gevallen Constantinopel op te werpen. 

De eerste duidelijke articulatie van de gedachte van Moskou als Derde Rome staat in een brief uit 1510 van de Pskovse monnik Filofei aan tsaar Vasili III.2 In de negentiende eeuw vlamde het idee van Rusland als Derde Rome weer op onder de intellectuelen (met name de slavofielen). Het idee, dat oorspronkelijk was ontstaan op basis van het kerkelijke en politieke machtsconflict tussen Rome en Constantinopel, kon na de perestrojkavanwege dezelfde gronden op een veel grotere schaal worden geherintroduceerd. 

Geen monoliet

Maar terwijl ongeveer 80 procent van de Russen zichzelf als ‘orthodox’ identificeert, gaat slechts 5 procent wekelijks ter kerke. Deze tegenspraak maakt de aard van de post-Sovjet-religieuze opleving verdacht. Onder die 80 procent gaat een enorme diversiteit schuil van fracties, groepen en personen, die alle beweren tot één normatieve ‘orthodoxe traditie’ te ‘behoren’. Enerzijds beschouwt de Orthodoxie zichzelf traditioneel als de meest ‘onveranderlijke’ en ‘normatieve’ van de drie christelijke confessies.3 Wat dat betreft is het hierboven geschetste beeld van een monoliet niet geheel ongegrond. Anderzijds bevindt de ROK zich, net als iedere levende traditie, in een permanente transformatie en bevat ze uiteenlopende posities van uiterst ‘links’ tot uiterst ‘rechts’.

Eén aspect van de religieuze opleving in Rusland sinds de perestrojka is de opkomst van ‘radicale’ tendensen binnen de ROK, zoals nationalisme, fundamentalisme, xenofobie, antisemitisme en obscurantisme (oftewel het misbruik van het heilige dat bijgeloof en vooroordelen teweegbrengt of voedt). Dit ‘radicalisme’ kan deels worden verklaard vanuit sociologisch perspectief, maar kent ook specifieke kerkgerelateerde factoren. Hier spelen bijvoorbeeld interne kerkelijke aangelegenheden, maar ook zaken als de invloed van het door de Sovjetstaat decennialang gepropageerde ‘wetenschappelijke atheïsme’ op de spiritualiteit.4

Voor een groot deel echter weerspiegelen deze tendensen in feite de ideologie van het huidige Kremlin. Zoals in de seculiere context het Sovjetverleden wordt verdrongen, is er ook binnen de ROK geen enkele structurele aanzet tot reflectie over het recente verleden van de kerk die ook maar enigszins vergelijkbaar zou zijn met theologie in andere post-traumatische contexten, bijvoorbeeld ‘Theologie nach Auschwitz’ of post-apartheidstheologie. 

Transformatie en autorisatie van traditie

Verwant aan het ‘radicalisme’ is een verschijnsel dat de ‘transformatie van traditie’ genoemd kan worden. De Orthodoxie benadrukt, veel sterker dan het katholicisme of het protestantisme, Gods transcendentie en de menselijke onmogelijkheid om God conceptueel of visueel ‘uit te drukken’ (de apofatische traditie). De traditionele verering van iconen en relikwieën vindt plaats tegen deze achtergrond. 

Traditionele vormen van orthodox geloof worden nu aangepast aan de (post)moderne context, zonder dat er een theologische verantwoording voor wordt gegeven. Een voorbeeld hiervan is dat er tussen 1992 en 2000 ‘minstens driemaal zo veel’ heiligen gecanoniseerd zijn als in de gehele voorgaande geschiedenis van de kerk. Van 2000 tot 2008 heeft de Synodale Commissie voor Heiligverklaring van de ROK canoniseringen in vergelijkbare orde van grootte voortgezet.5

Een opmerkelijk geval in dit verband betreft de uiterst populaire hagiografie van Vader Arsenij.6 Hoewel Arsenij niet werkelijk heeft bestaan en niet tot de officieel gecanoniseerde heiligen behoort, is er met de zegen van aartsbisschop Michail van Jaroslavlj en Rostov een grafsteen geplaatst op een kerkhof in Rostov, de stad die in de hagiografie als woonplaats van Arsenij wordt genoemd, met als opschrift: ‘Ter nagedachtenis van de heilige starets priestermonnik Arsenij (1894-1975), die met zijn daad als belijder velen tot Christus heeft gebracht’.7 Dit roept moeilijke theologische en ethische vragen op, bijvoorbeeld omdat (veel) mensen nu tot Sint Arsenij bidden. Wat voor implicaties heeft bidden tot een niet-bestaande heilige voor het concept van gebed en voor de mensen die tot hem bidden?

Gebrek aan reflectie

Het grote probleem is dat er op dit moment binnen de ROK geen kritische (theologische) reflectie is op dergelijke ontwikkelingen, net zo min als op de politisering van Orthodoxie. Deze situatie is symptomatisch. Vanzelfsprekend kunnen de radicale vormen van nationalisme of transformatie van traditie niet als officiële kerkleer worden aangenomen. 

Eén van de officiële doelstellingen van het Departement voor Missie van het Moskouse Patriarchaat bijvoorbeeld is het bestrijden van sektes, occultisme, obscurantisme en pseudo-christelijke fenomenen. Maar het onderzoekt niet het interne probleem, namelijk de genoemde ontwikkelingen en de theologische en dogmatische spanningen ten aanzien van de traditie die ze oproepen. 

De weinige aanzetten tot reflectie over de traditie op niveau zijn te vinden bij ‘dissidenten’ en ‘exil-orthodoxen’, theologen als Alexander Menj, Alexander Shmemann en Ioann Meyendorff; maar ook zij geven te weinig een kritische analyse van de traditie. Bovendien zijn al deze theologen inmiddels overleden, en er is geen volwaardige voortzetting van hun traditie. 

Zoals hierboven reeds geconstateerd, is de ROK geen monoliet maar een zeer heterogeen, levend organisme. Het probleem is dat de meer oecumenisch en academisch gezinde stemmen binnen de bestaande theologisch-politieke constellatie niet aan bod kunnen komen. Hiertoe behoren unieke initiatieven als dat van St. Andrews Biblical Theological Institute in Moskou en van het Interchurch Partnership Apostolic City in St. Petersburg. De eerstgenoemde is de enige academische instelling die al meer dan vijfentwintig jaar westerse theologische en filosofische studies vertaalt en uitgeeft. Dergelijke initiatieven, die op grond van academischevorming heden en verleden van de kerk kritisch beschouwen, zijn het uiterste van eerlijkheid en gedurfdheid wat binnen de kerk mogelijk is; ze zijn op één hand te tellen.

Het probleem van de schaarse ‘positieve’ initiatieven in Rusland en Oost-Europa is dat deze elkaar niet weten te vinden, dat er onderlinge concurrentie bestaat, en/of dat men bij het ontbreken van een theoretisch kader alleen op de praktische (diaconale) problemen is gericht. Ongewild leidt deze situatie tot een nieuwe vorm van xenofobie, zeker in het huidige klimaat. Zo blijft een rijkdom aan orthodoxe theologische inzichten, die ook aan de oecumene en reflectie op het verleden kunnen bijdragen, in de traditie verborgen. 

Het Koude Oorlog-denken ontstijgen

Werkelijk inzicht in wat (Russische) Orthodoxie is, vraagt om begrip van de actualiteit van de kerk ten aanzien van de orthodoxe traditie. Daaronder valt de vraag: hoe verhouden zich de huidige uiteenlopende tendensen tot staatspolitiek? En theologisch: tot de orthodoxe apofatische traditie, tot de orthodoxe Godsleer, de kerk- en de scheppingsleer? Welke houding nemen de kerk officieel en de clerus in praktijk aan tegenover die theologische spanningen? 

Antwoord op dergelijke vragen is alleen mogelijk door diepgaande bestudering van de Orthodoxie: de protestantse en orthodoxe gesprekspartners kennen elkaar nog lang niet goed genoeg, maar de orthodoxe gesprekspartner kent ook zichzelf nauwelijks. Echte oecumene vraagt om openheid naar de ander en respect voor zijn of haar anders-zijn. Maar oecumene vergt ook kennis van en kritische reflectie op de traditie(s). Vanuit die kennis kan ook adequaat op de huidige ontwikkelingen in de ROK worden gereageerd. Om het Koude Oorlog-denken te kunnen ontstijgen, is enerzijds inzicht nodig in de (machts)verhoudingen binnen de hedendaagse ROK, anderzijds moeten de genoemde vragen vanuit een brede benadering worden onderzocht, aangezien de factoren als theologie, politiek, sociologie, cultuur samenhangen.

Noten 

1 Zie hierover bijvoorbeeld: Behrens, Kathrin, Die Russische Orthodoxe Kirche: Segen für die ‘neuen Zaren’? Religion und Politik im postsowjetischen Russland (1991-2000), Paderborn: Schöningh, 2002, 281-307; Fagan, Geraldine, Believing in Russia: Religious Policy after Communism, Abingdon: Routledge, 2013, 66-68 en hfdst. 4. Zie over de relatie tussen de hedendaagse ROK en de politiek ook: Richters, Katja, The Post-Soviet Russian Orthodox Church: Politics, Culture and Greater Russia, Routledge, 2012; Zoe Knox, Anastasia Mitrofanova, ‘The Russian Orthodox Church’, in: Leustean, Lucian N. (ed.), Eastern Christianity and Politics in the Twenty-First Century, New York: Routledge, 38-66.

2 Dmitrieva, L.A., Lichatsjev, D.S. (red.), [De literaire geschriften van het oude Rusland: eind 15e – eerste helft 16e eeuw], Moskou 1984, 441.

3 Vgl. de bespreking in Tolstaya, Katya, ‘Orthodox Paradoxes. Introduction’, in: K. Tolstaya (ed.), Orthodox Paradoxes: Heterogeneities and Complexities in Contemporary Russian Orthodoxy, Leiden/Boston: Brill, 2014, 1-20 (2-4).

4 Epstein, Mikhail N., Genis, Alexander A., Vladiv-Glover, Slobodanka M. (eds.), Russian Postmodermism: New Perspectives on Post-Soviet Culture, New York/Oxford: Berghahn Books, 1999; Sutton, Jonathan, ‘Minimal Religion’ and Mikhail Epstein’s Interpretation of Religion in Late Soviet and Post-Soviet Russia, in:Studies in East European Thought 58, 2006, 107-135; Smolkin-Rothrock, Victoria, ‘A Sacred Space Is Never Empty’: The Spiritual Life of Soviet Atheism, Princeton: Princeton University Press (forthcoming).

5 Cypin, Vladislav, [Kerkrecht], Moskva: Fond Christianskaja zhizn, 2002, op: www.klikovo.ru/db/book/msg/4203, § 48.1. Terwijl de meeste recentelijk heiligverklaarde martelaren van het communistische bewind zijn, zijn er ook gevallen van verering van lokale heiligen, die de achterdocht van de Commissie wekken. Cf. Maximov, Maxim, [Over het werk van de synodale commissie voor de canonisering van heiligen ROF ‘Herinnering aan de martelaars en belijders van de ROK’ – Werken. Editie 1. Nieuwe martelaars van de XXe eeuw], Moskva: Bulat, 2004, 16-17. 

6 Engelse vertaling: Father Arseny, 1893-1973: Priest, Prisoner, Spiritual Father, Crestwood, NY: St. Vladimir’s Seminary Press, 1998; Father Arseny, A Cloud of Witnesses, Crestwood, NY: St. Vladimir’s Seminary Press, 2001. Zie over Vader Arsenij: Tolstaja, Katja en Versteeg, Peter, ‘Inventing a Saint: Religious Fiction in Post-Communist Russia’, The Journal of the American Academy of Religion 82/1 2014, 70-119.

7 Vorobjev V. (red.), [Vader Arsenij], Moskou 20055, 7, 480.

* Dit onderzoeksartikel valt in extenso inclusief noten te lezen via zendingsraad.nl/pulicaties

— Katja Tolstaja is universitair hoofddocent aan de Theologische Faculteit van de Vrije Universiteit Amsterdam en directeur van INaSEC, Institute for the Academic Study of Eastern Christianity.