Aarden in een andere kerk

Geeske Zijp en Tanny Hagens zijn uitgezonden door Leprazending Nederland. Zij wonen en werken al decennialang in verschillende landen in Azië en Afrika. Geeske werkt in Tsjaad en heeft een korte periode in de Democratische Republiek Congo gewerkt, waar zij enkele keren moest evacueren. Tanny werkte in Thailand en Myanmar, maar vooral in Indonesië. Sinds ruim een jaar werkt zij in Ethiopië. Wat zijn hun ervaringen en belevingen in de lokale kerk* in een voor hen andere cultuur en context?

Bij welke gemeente ben of was je betrokken? Schets de ‘kerkelijke kleur’ eens? 

Geeske: Sinds ik in Tsjaad woon en werk, vanaf 1992, ben ik betrokken bij de plaatselijke kerk van de AET, de Assemblées Evangéliques au Tchad. Het is een evangelische kerk van rond de zeshonderd leden, inclusief de kinderen. 

Sinds een jaar of zes komt meer dan de helft van de leden uit het zuiden van Tsjaad. Met deze nieuwe aanwinst is de kerk flink veranderd. Was het eerder meer een ‘autochtone’ kerk, aangepast aan de plaatselijke (moslim)omgeving, met veel samenzang in het Frans en Arabisch, tegenwoordig is het meer een ‘zuidelijke’, pinksterachtige kerk geworden met veel evangelische liederen, dans en hardere muziek.

De gemeenschap bestaat vooral uit (grote) gezinnen en studenten van elders die tijdens de studiemaanden bij ons kerken. Heel belangrijk in diensten is de muziek, vooral de koormuziek, het lijkt soms wel het allerbelangrijkste.

Een aantal jaren geleden is er een nieuwe grote kerk gebouwd, voorzien van houten banken en een podium voor het koor. De voorganger doet zijn preek na een lange serie afkondigingen en veel zang vanachter een klein katheder. De preek is vaak lang, drie kwartier of langer. De focus en bedoeling van de preek is niet altijd even duidelijk.

Tanny: Ik heb ruim twintig jaar in Indonesië gewoond, op verschillende eilanden en kerkte daar waar ik me het beste thuis voelde. In Papua was ik betrokken bij de CAMA-kerk (Christian and Missionary Alliance). Van 1997 tot 2006 woonde ik in Kupang op West-Timor, daar ging ik naar de CAMA/Kingmi-kerk, de Gereja Kemah Injil Indonesia (tegenwoordig afgekort als GKII). 

De CAMA/Kingmi kerk is een evangelische gemeente met toen ruim tweehonderd leden, kinderen meegeteld. De leden komen van verschillende eilanden niet ver van Timor, zoals Saba en Sumba. De grootste groep komt van Alor. 

De kerk staat in een van de wijken van Kupang, maar veel mensen hebben een agrarische achtergrond en zijn naar de stad gekomen om werk te vinden of om er te studeren. De gemeenschap bestaat uit gezinnen en studenten, ambtenaren en dagloners, en mensen zonder baan. Het zijn voornamelijk tweede of derde generatie gelovigen.

Het kerkgebouw was nieuw en eenvoudig. We zaten op plastic stoelen en later zijn er banken gekomen. De samenzang werd eerst begeleid met een elektronisch keyboard en later uitgebreid met drum, gitaren en zangers. Tijdens de dienst werd er gelegenheid gegeven voor groepen om te zingen of om een getuigenis te geven. 

Er was een senior dominee en zijn vrouw was eveneens dominee. Afgestudeerde jonge predikanten die naar de kerk kwamen kregen ook gelegenheid tot preken. Sommige preken waren heel praktisch en to-the-point, maar het gebeurde ook dat iemand hoogdravende taal gebruikte en eindeloos preekte, waar niemand wat van begreep omdat het over de hoofden van de mensen ging.

Doordeweeks kwamen mensen in vijf verschillende groepen in de wijk samen. Wij hadden een fijne groep waarin we met elkaar de Bijbel bestudeerden. De kerk heeft een eigen kleuterschool gebouwd en er bestond ook een plan om een lagere school te bouwen.

Hoe voel je je verbonden met deze lokale gemeente?

Geeske: We zijn letterlijke elkaars buren. De kerk staat net achter onze achtermuur en we huren ons huis en kantoor binnen de kerkcompound.

We doen een heel aantal dingen samen, zoals het besturen en begeleiden van een Blindenschool, een internaat voor de jongste blinde kinderen en een guesthouse. Vooral met de dominee, die zelf blind is, kan ik goed overweg. Hij is een man met veel ervaring en staat met beide benen op de grond, wat hier zeker nodig is. Hij vormt samen met een aantal leden van onze kerk het plaatselijke steuncomité van Leprazending en bemoedigen ons in ons werk via advies en gebed.

Af en toe rijd ik patiënten van de kerk, buren of jongeren uit het internaat van de kerk tijdens de schoolperiode, naar het ziekenhuis voor een behandeling, soms midden in de nacht. De blinde kinderen zijn veel bij mij in huis. Op dit moment wonen twee leerlingen wegens familieomstandigheden bij me in. Een van hen is een aantal jaren geleden christen geworden en we hebben hem tot zijn doop begeleid.

Tanny: De CAMA/Kingmi-gemeente was geen grote gemeenschap. Daardoor kende ik veel mensen bij naam en waren we meer betrokken bij elkaar, ook door met en voor elkaar te bidden. Soms werd ik gevraagd om speciale diensten voor de zondagschool te leiden, zoals met Kerst of Pasen of bij andere gelegenheden. Ook leidde ik wel de gebedsbijeenkomst.

Waar schuurt het, waar kan het botsen?

Geeske: Persoonlijk vind ik de AET-kerk nogal naar binnen gekeerd. Opvallend is de negatieve houding naar de moslim-buitenwereld en het idee dat de kerk ‘het beter weet en doet’. Daarbij worden anderen, soms ook elkaar, ‘gewoon’ afgekeurd. De soms zo praktische woorden tijdens de preek uitgesproken, worden aan de kant geschoven. Of men lacht om (schrijnende) voorbeelden, terwijl ik er zelf liever om zou huilen …

De omgang en samenwerking met moslims in het kader van ons werk bij Leprazending heeft ons al vaak in een moeilijke positie gebracht, vooral waar het om geld draait. Er zijn momenten dat onze moslim-staf een ‘christelijker’ houding inneemt dan sommige kerkmensen. 

We hebben op zeker moment moeten besluiten dat Lepazending niet langer zonder bescherming op het kerkterrein kon wonen. De muur werd verhoogd en we hebben nachtwaker aangesteld. Helaas zijn het onze naaste buren (met een vader die ouderling is), die de grootste fysieke bedreiging voor ons vormen. 

Tanny: Dat er geen echte eenheid was onder de mensen van verschillende eilanden, vond ik naar. Ook dat de dominee het idee gaf de ‘eigenaar’ van de kerk te zijn. Toen de senior dominee de pensioengerechtigde leeftijd bereikte werd er een jonge dominee die van het eiland Alor kwam gekozen om de gemeente te leiden. De voormalige dominee vertrok met aanhang van hetzelfde eiland waarvan hij afkomstig was en hij begon een andere kerk. 

Wat hoop je voor de gemeente en jezelf?

Geeske: Ik hoop dat de gemeente steeds beter gaat begrijpen dat wij als kerk niet ‘het beste’ zijn of ‘het meeste weten’, en dat Jezus ons juist uitnodigt om ‘de naaste’ te zijn van hen die Hem nog niet kennen. Ook dat men het evangelie gaat uitleven in plaats van het steeds maar in soms heftige bewoordingen uit te dragen zonder zelf invulling te geven aan dat evangelie. Ik hoop ook dat er minder afkeuring zal zijn en meer liefde onderling en naar onze naasten.

Tanny: Ik hoop dat we ons realiseren dat wat en wie we zijn de genade van de Heer is. Dat we de liefde van Christus uitstralen, zodat anderen jaloers op ons zijn en zich gaan afvragen of dat wat wij hebben ook voor hen belangrijk zou kunnen zijn. 

* Leprazending zendt medewerkers uit in overleg met overheden die verantwoordelijk zijn voor nationale leprabestrijding. Met de lokale kerken waar Geeske en Tanny bij betrokken zijn bestaat geen overeenkomst of werkverband. 

— Piet Both was werkzaam voor Leprazending en is lid van de redactie van TussenRuimte.