In dit artikel geef ik eerst een schets van het religieuze spectrum voorafgaand aan de stemming en hoe religieus leiderschap gaandeweg een actieve rol kreeg in de conflictsituatie in Colombia. Vervolgens onderzoek ik hoe de religieuze leiders optraden tijden het openbare debat over het vredesakkoord, zowel van het kamp dat voor was als degenen die tegen het akkoord waren. Concluderend wijs ik op twee issues die relevant zijn voor religieus leiderschap, in het bijzonder binnen de evangelische traditie.
Vóór het referendum
Twintig jaar na het vredesakkoord met M19-guerillastrijders en de herziening van de grondwet, zagen evangelische leiders zich in 2016 gesteld voor een nieuw politiek scenario. Zij waren gewend een minderheid te vertegenwoordigen en op te komen voor hun rechten, terwijl het nu vooral seksuele minderheden zijn die dat doen voor hún beweging: recht op burgerlijk huwelijk, seksuele vrijheid, seksuele opvoeding op de scholen.
Dankzij de grondwet van 1991 kan de samenleving nu voor of tegen enige grondwetswijziging of bescherming van rechten stemmen. Het referendum markeerde het moment waarop de verborgen maar actieve kracht van religieuze identiteit naar voren kwam als een sterk georganiseerde uitdrukking van democratie: vier miljoen evangelische christenen stemden tegen het vredesakkoord tussen de regering en guerillabeweging FARC – red.) waarover het referendum ging.
Genderaanpak en gelijkheid
Nadat twee weken voor de stemdag de definitieve versie van het document van het vredesakkoord publiek onder de aandacht was gebracht, ontstond er een uitgebreide discussie over onder andere de kwesties van seksuele educatie en gender.
In de laatste versie van het document tussen de regering en FARC staat:
‘Gender-aanpak: bescherming van rechten van vrouwen, kinderen en jeugd zullen een prioriteit zijn. Er is ruim bewijs dat criminele organisaties deze bevolkingsgroepen hebben uitgedund door systematisch geweld gedurende deze decennia. Deze benadering zoekt naar herstel van rechten, waardigheid, integriteit en leven van de Colombiaanse vrouwen.’
(Definitieve versie van het vredesakkoord blz. 71)
‘Gelijkheid en gender-aanpak: vrouwen worden in dit akkoord erkend als actieve rechthebbenden, die onafhankelijk van hun burgerlijke staat, gezins- of cultuurachtergrond gelijke toegang hebben tot landbezit, deelname in productieprojecten, financiële alternatieven, technische diensten en onderwijs, zodat zij zich tot zelfstandige burgers kunnen ontwikkelen. Deze erkenning houdt in dat de Staat de noodzakelijke maatregelen neemt publiek beleid te ontwerpen en implementeren om de socio-economische omstandigheden van vrouwen te verbeteren. Dit beleid moet op verschillende manieren uitgewerkt worden met speciale aandacht voor de bijzondere condities waardoor onze vrouwen kunnen floreren in onze samenleving.’
(Definitieve tekst van het vredesakkoord, blz. 11)
Vrouwenonderdrukking
Volgens officiële verklaringen van de regering en FARC was dit nieuwe akkoord gebaseerd op de veronderstelling dat het conflict een cruciaal begrip van gender omvatte. Het document refereert op tal van plaatsen aan de onderdrukking van vrouwen door machtsstructuren, versterkt door een patriarchale kijk op de mensheid. Het document maakt duidelijk dat vrouwen continu buitengesloten waren van positieve bevestiging in het openbare leven, economie en cultuur.
Daarbij bespreekt het document het mannelijke aspect van het conflict, stellend dat veel slachtoffers in het conflict gedood werden om redenen van gender, en zelfs dat de aard van het conflict een diep en gevaarlijk begrip van masculiniteit verbergt, dat mannen in het oog van de storm plaatst; geweld lijkt voor mannen de eerste optie om verandering te brengen in samenleving en maatschappij.
Zo daagde de toon van het document het traditionele begrip van conflict uit, dat min of meer stelt dat rebellie de bron is van geweld. Om niet te zeggen dat een van de wonden van koloniale overheersing in Colombiaanse cultuur juist is om te rebelleren, als resistente kracht tegenover de christelijke kolonisten. De ethiek van onderwerping is deel van de ethos van gedomineerde landen door een soort contra-reformatief katholiek discours van gehoorzaamheid, ingebracht door de Spaanse kroon in de zestiende eeuw.
Aantasting van het fundamentele gezin
In het licht hiervan en gedreven door de begrippen geweld en gender, reageerden conservatieve groepen met een radicale boodschap: rebellen willen de democratische grondlegging van onze christelijke samenleving corrumperen, en dreigen hierbij de duidelijke sekseverdeling van rollen in families en scholen ongedaan te maken.
Slechts een paar uur nadat de uitkomst van de verkiezing werd gepubliceerd, riep de president in een spoedbijeenkomst de evangelisch-religieuze leiders bij elkaar. President Santos vroeg hen de voornaamste redenen uit te leggen waarom zij de christenen bewogen om tegen het vredesakkoord stemden. Een van de evangelische predikers zei tegen Santos:
‘Toen ik het document over het akkoord gelezen had zag ik hoe de LGTB-rechten, die op het spel stonden, bij het genderperspectief inbegrepen waren. We zijn het hier niet mee eens, omdat we zien dat zij hun overtuigingen opdringen tegen de grondwettelijke definitie van gezinnen in. We zijn geen homophobics, maar dragen zorg voor de natuurlijke familieorde. Dit betekent dat we de fundamentele rolverdeling naar sekse, zoals vervat in onze christelijke traditie en de Colombiaanse wetten, verdedigen: gezinnen worden exclusief gevormd door een vrouw en een man. Wij accepteren niet dat een seksuele minderheid hun ideologie opdringt aan onze fundamenten die grondwettelijk verankerd liggen. We respecteren hen, maar hun praktijken druisen in tegen christelijke doctrines, het is een zonde.’
(Dario Silva, 5 oktober 2016)
Gezamenlijke protestmars
Wat daar onmiddellijk op volgde is historisch te noemen: de katholieke kerk en de evangelische kerken stroomden samen in een massale protestmars om de regering te vragen dit onderwerp los te laten. De rooms-katholieke priester Elrique Salcedo stelde bijvoorbeeld:
[citaat inspringen] ‘De katholieke kerk steunde in eerste instantie het akkoord, maar toen we ontdekten dat de grondslag van gezin en familie op het spel stond, werden we bang dat de basisopvatting van wat een gezin is tenietgedaan zou worden door deze genderaanpak. We beschermen het begrip van gezin bestaande uit een vrouw en een man.’
Het is belangrijk te onderstrepen dat de ecclesiastische relatie tussen deze twee religieuze groepen in het verleden veel conflict opleverde. De discussie over seksuele rollen in de samenleving echter dwingt hen bondgenoten te worden. Volgens statistieken was deze mobilisatie een van de grootste marsen in de Colombiaanse geschiedenis. Baptistenvoorganger Edgar Cataño drukte het als volgt uit:
‘Tien miljoen aanhangers van de evangelische beweging zijn actief in het beschermen van familierechten, en tenminste vier miljoen hiervan stemden tegen het vredesakkoord. Evangelicalen vormen nu een sterkere macht van stemmers in Colombia.’
Veel van de marsdeelnemers zagen dit als een bescherming van kinder- en familiewaarden tegen een ‘gender-ideologie’, een grondwettelijk recht. CEDECOL (Consortium van Colombiaanse Evangelische Kerken) benadrukte dit in een van hun officiële verklaringen voor en na het referendum:
‘De familie- en onderwijscommissie, CEDECOL, verzoekt om de vorming van een institutioneel orgaan in het proces van het vredesakkoord, dat iedere Colombiaanse burger ervan verzekert dat het familieperspectief in plaats van het genderperspectief leidend is in het integratieproces voor vrouwen en kinderen in het nieuwe akkoord.’
(CEDECOL, 23 oktober 2016)
Dit is de reden dat conservatieve evangelische christenen en katholieken zich, na honderd jaar van verdeeldheid, middenin een cruciale periode, weten te verenigen onder de vlag van morele bescherming en seksuele zuiverheid. Met een enorme capaciteit demonstreren evangelische christenen dat religieuze en morele discourses in Latijns-Amerika verre van machteloos zijn. Integendeel, traditionele politieke platforms wenden zich tot hen om mede de politieke agenda te vernieuwen en steun te winnen onder nieuwe stemmers.
Op de bres voor slachtoffers
Voor veel Colombianen zijn slachtoffers slechts evenzovele nummers in een statistisch rapport of een nieuwsverslag. Veel bezoekers uit Nederland zien hoe ‘gewoon’ het in de Colombiaanse perceptie is om om te gaan met voortdurend stijgende aantallen slachtoffers, het betekent voor Colombianen al nauwelijks meer een uitdaging.
Dit verklaart de reactie van miljoenen evangelische christenen: de slachtoffers kregen weliswaar een gezicht, maar er was ontstond geen herkenbare verbinding met hun eigen religieuze overtuigingen. Een gedeelde evangelische identiteit werd zodoende een urgente taak.
Twee van de belangrijkste oecumenische organisaties, CEDECOL en La Mesa Ecumenica para la Paz (Oecumenisch Orgaan voor Vrede), raadpleegde verscheidene vertegenwoordigers van evangelisch-christelijke instellingen en organisaties, zodat regeringspresident Juan Manuel Santos in het vredesakkoord ook religieuze gezicht in het conflict kon benoemen. Op een gegeven moment vroeg de president zelf aan de evangelische christenen om voorstellen ter verbetering van het vredesakkoord. CEDECOL stelde toen waar het de evangelische slachtoffers in het conflict betreft:
‘Gegeven het feit dat de Colombiaanse samenleving zelf een land is met sterke religieuze gevoelens en actieve betrokkenheid bij het christendom, en de grondwettelijke erkenning hiervan in verschillende wetten en rechten, is het duidelijk dat de regering en FARC hieraan gedifferentieerde aandacht dienen te geven, en de bevolking zal weten te betrekken om het verzoeningsproces concreet te maken … Niet alleen dienden evangelische kerkgebouwen tot vluchtelingenkampen voor slachtoffers in het hele land, maar zij werden ook militaire mikpunt van verschillende gewapende groepen en kerken; hun leiders en leden werden doelgericht en systematisch vervolgd omwille van hun overtuigingen … Vele bronnen tonen aan dat religieuze minderheden werden gebruikt en misbruikt door het leger en rebellen, waarbij hun heiligdommen werden geconfisqueerd voor militaire operaties, met als resultaat dat duizenden families uit hun huizen verdreven werden en naar de steden moesten vluchten.’
(CEDECOL, 23 oktober 2016)
Dit was het meest zichtbare resultaat van het evangelische leiderschap aan het einde van de politieke strijd: een naam en gezicht geven aan de identiteit van slachtoffers om reden van hun overtuigingen. Het document hiervan was in veel kerken in het land onderwerp van discussie, en maakte uiteindelijk onderdeel uit van het officiële document van het vredesakkoord tussen de regering en FARC.
Slachtoffers onder evangelische christenen
De trieste oogst van bijna zestig jaar van interne conflicten in Colombia was: zes miljoen van huis en haard verdreven mensen, 400.000 moorden en buitenrechtelijke executies, en onnoemelijke schade aan de sociale inrichting van de samenleving. Daar komt bij dat in de jaren vijftig en zestig juist evangelische christenen in het hele land doelgericht en openlijk werden vervolgd vanwege hun overtuigingen
Diverse bronnen bevestigen de gewelddadige aanvallen op protestantse leden van de samenleving. Ik noem een aantal voorbeelden.
Tijdens een zondagse viering in het noordelijke kustgebied werden mensen gedwongen hun kerkgebouw te verlaten, terwijl binnen alle bijbels werden verbrand (The Baptist Herald, nr. 12, September 1943). In Cartagena riep een priester zijn volgelingen op protestantse vieringen te boycotten (The Baptist Herald, 1945). In Cali schreef een Noord-Amerikaanse zendeling: ‘De centrale baptistenkerk was aangevallen en beschadigd door religieus fanatisme’ (Procedures van de Baptist Convention, archief, 1969, 14).
CEDECOL meldt dat in Caldas, in het midden van het land, ‘de Presbyteriaanse kerk van Albania in brand werd gestoken terwijl er mensen binnen waren’ en een ander rapport doet in 1947 melding van 47 kerken die in brand gestoken waren. Sommige studies noemen zelfs dat tot de nieuwe grondwet in 1991 kwam, uitsluiting en vervolging door bewapende groepen en extreme fundamentalistische katholieke groepen wijdverbreid voorkwam.
Geloof in een verzoeningsproces
Vandaag de dag werkt CEDECOL nauw samen met de overheid om recht te doen aan de religieuze overtuigingen van slachtoffers. Het is een uitdaging, omdat het tevens impliceert dat aangebrachte schade aan tal van kerken, veroorzaakt door militaire troepen van de overheid en FARC, hersteld moet worden.
Tegelijkertijd zien veel evangelische leiders hier een mogelijkheid om de bron van geloof aan te boren en te betrekken in het algehele proces van nationale verzoening. Zij geloven dat het genezingsproces van Colombiaanse slachtoffers onmogelijk te realiseren valt zonder de actieve aanwezigheid van de kerken in het terugbrengen van strijders naar democratisch leven. Het aandeel van evangelische christenen in dit proces hangt samen met de mogelijkheden die kerken hebben in het samenbrengen van de verschillende partijen in het conflict, met als doel een samenleven in verzoening te bewerkstelligen.
Die kracht van geloof gebruiken en inzetten om dit gebroken land te herstellen is de grote uitdaging voor evangelisch leiderschap. Dit kan bereikt worden wanneer de morele opvattingen van zorg voor familie, lichaam en seksualiteit, verdedigd door evangelische christenen, uitgebreid kan worden tot een breder gedragen concept van vrijheid en pluraliteit.
Ik ben ervan overtuigd dat dit alleen kan slagen wanneer de Bijbel meer inclusief gelezen wordt en de dialoog op gang komt met groepen van een nieuwe identiteit. Sterker nog, in de strijd om burgerrechten, opgeëist door evangelische christenen enkele decennia geleden, draaide het in wezen om dezelfde rechten als waar seksuele minderheden vandaag voor vechten.
Vertaling uit het Engels: Annemieke van den Berg
— Edwin Alexander Villamil Morea is Colombiaans theoloog en filosofisch lid van het National Board of Peace, waar hij deelnam aan de discussie in 2016 over het document over het vredesakkoord onder religieuze gemeenschappen in Colombia. Hij is professor aan de Baptisten Universiteit en onderzoeksassistent aan de Universiteit van Valle. Dit artikel is als paper geschreven tijdens een onderzoeksbezoek aan de Vrije Universiteit Amsterdam onder supervisie van professor Eddy van der Borght in het kader van het Bridging Gaps-programma 2016