Er stond ons bijna vierhonderd jaar later een niet veel rooskleuriger situatie te wachten. Ja, er is nu wel godsdienstvrijheid, maar wat er in die vroege jaren waarin Japanners voor het eerst kennismaakten met het christendom, gezaaid is, steekt nog altijd de kop op. Wantrouwen bij het volk en hun leiders. Stilte. Sociale uitsluiting van christenen. Een doorbraak van het christelijk geloof zoals dat in Zuid-Korea (dertig procent van de bevolking) en China plaatsvindt, laat in Japan nog altijd op zich wachten.
In 2009 herdachten we samen met de kerken in Japan 150 jaar protestantisme in dat land. De goedgevulde conferentiezaal vierde feest, zoveel christenen zie je niet vaak verzameld in een land waar gemeenten zelden meer dan 25 leden tellen. Minder dan één procent is christen in Japan, waarvan 0,22 regelmatig (denk dan niet elke week) naar een bijbelgetrouwe kerk gaat.
Gruwelijke martelingen
In 1543 melden de Portugezen zich in Japan en brengen met hun handelsschepen jezuïeten-missionarissen mee. Japan is dan verdeeld door talloze krijgsheren die elkaar bevechten. Christen worden heeft als voordeel toegang tot internationale handel en vuurwapens. Wat de motieven tot bekering ook zijn, het christendom lijkt aan te slaan en veertig jaar later zijn er al 200 kerken en 150.000 christenen in Japan.
De machthebbers zien de populariteit van de nieuwe religie onder het volk met lede ogen aan. Het christendom verheerlijkt in hun ogen nederigheid en ze zijn bang dat Europese machten Japan met dit gedachtegoed probeert te verzwakken.
Dit riekt naar imperialisme en de eerste tegenreactie komt op gang. Hideyoshi, op dat moment Japans machtigste krijgsman, laat in 1597 in Nagasaki 26 christenen kruisigen. Dit is nog maar het begin van wat Engelbert Kaempfer, de arts en geschiedschrijver die honderd jaar later op de VOC-basis gestationeerd is, ‘de meest gruwelijke vervolging en marteling van christenen die ooit op deze aarde vertoond is’ noemt. Toch groeit het aantal christenen naar 300.000 in 1638 tot shogun Tokugawa het christendom verbiedt en de Japanse grenzen sluit voor alle buitenlanders.
Shimabara-opstand
De (anti-)climax van christenvervolging in Japan is de Shimabara-opstand in datzelfde jaar waarbij katholieke christenen controle willen krijgen over hun eigen gebied, omdat de extreem hoge belastingen en onderdrukking ondraaglijk zijn. Berucht zijn de met water-gevulde gevangenissen en de ‘mino odori’ of ‘regenjasdans’, waarbij christenen een jas van stro gedrenkt in olie moesten dragen die vervolgens in brand gestoken werd.
De Japanse autoriteiten maken een einde aan de rebellie en onthoofden 37.000 christenen. Dat is bijna hetzelfde aantal slachtoffers dat de atoombom in Nagasaki maakte. Tienduizend hoofden worden op stokken tentoongesteld in Shimabara, drieduizend naar Nagasaki gestuurd als weerzinwekkend voorbeeld.
Waar sommige Nederlandse geschiedschrijvers memoreren dat Nederlandse protestanten hun Japanse katholieke broeders te hulp schoten in deze opstand, lijkt dit vooral gebaseerd op wenselijkheid en romantisering van de feiten. De meeste historische verslagen rapporteren dat de Nederlanders de Japanse machthebbers te hulp schoten met hun oorlogsschepen bij de belegering van Shimabara. Gezien de diepe tegenstelling en slechte verhouding tussen protestanten en rooms-katholieken in Europa (denk aan de oorlog tussen Nederland en Spanje) van die tijd en de bevoorrechte positie die de Nederlanders meteen daarna als enige westerse macht krijgen in Japan, ligt dit meer voor de hand.
Nederlands ‘raam’
Het land gaat op slot, de periode van ‘sakoku’ begint, letterlijk de afsluiting van het land. Behalve voor de Nederlanders die op het kunstmatige eiland Decima, voor de kust van Nagasaki, hun VOC-handelspost mogen houden. Nederland wordt het raam naar het Westen en Nederlands wordt zelfs de taal voor de wetenschap.
Ook zij mogen in hun enclave hun geloof niet belijden, bijbels en zangbundels zijn verboden, laat staan dat zij met Japanners over geloof mogen spreken. Niet zelden worden ook de Nederlanders gevraagd ‘fumie’ te doen: het letterlijk vertrappen van afbeeldingen van Jezus in steen, metaal of hout. Lijfsbehoud en handelsbelangen doen hen deze stap zetten. David Mitchell schrijft hier ook over in zijn veelgeprezen roman De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet, dat zich afspeelt op Decima in die tijd.
‘Verborgen christenen’
In 1853 opent Japan voorzichtig zijn grenzen voor internationale handel. Opnieuw zien zendelingen kansen en een van de eerste protestantse zendelingen die in 1859 in de Japanse stad Nagasaki aan wal stapt, in een tijd waarin christenen nog altijd vervolgd worden, is de Nederlander Guido Verbeek. Opgegroeid in Zeist, wordt hij vanuit de Amerikaanse Reformed Church als ‘tentenmaker’ naar Japan uitgezonden. Hij leert er de taal en gaat les geven.
De Japanse autoriteiten zijn onder de indruk en geven hem een rol bij het opstellen van de nieuwe grondwet als keizer Meiji in 1868 aan de macht komt. Japan maakt een inhaalslag na 250 jaar isolatie en mede door Verbeeks invloed komt er in 1871 godsdienstvrijheid. In 1879 begint hij in het openbaar te preken, werkt mee aan een vertaling van de Bijbel in het Japans en wordt uitgenodigd een universiteit in Tokio te stichten.
Na dit keerpunt duiken zo’n 30.000 ondergrondse Japanse christenen op. Ze noemen zich nog steeds ‘kakure kirishitan’, ‘verborgen christenen’ en hun geloof vertoont veel syncretistische trekken. Zo vereren zij boven Christus Maria in de gestalte van een boeddhistische godin en komt voorouderverering van christenmartelaren bij typisch Japanse huisaltaren veel voor.
Mondjesmaat
Ondanks de toestroom van zendelingen van elke denkbare denominatie groeit het aantal christenen maar mondjesmaat in Japan. Wel, zoals het voorbeeld van Verbeek illustreert, heeft het christendom grote invloed op het onderwijs, zorg en de economie. Tot op de dag van vandaag zijn de meest gerespecteerde scholen, universiteiten en ziekenhuizen zogenaamde ‘mission’-instituten. Ook in de filosofie en literatuur zijn veel christelijke thema’s te herkennen. Kerst vieren met de kerstman en slagroomtaart zijn hip, net als westerse bruiloften met een dominee die het huwelijk inzegent.
Het christendom wordt om deze redenen door de meeste Japanners als iets ‘goeds’ gezien. Toch blijft er, waar het om persoonlijk geloof of bekering gaat, groot wantrouwen bestaan die te herleiden is tot de botsing tussen Japan en het christendom bij de eerste kennismaking vier tot vijf eeuwen geleden. Het christendom blijft iets buitenlands, iets vreemds. Het heeft Japan in het verleden bijna imperialistische overheersing door vreemde machten en vuurwapens gebracht, zo is nog steeds de gedachte. De Tweede Wereldoorlog die Amerika beëindigde door gruwelijke bommen te gooien en de goddelijke keizer op de knieën te dwingen, bevestigt dat beeld.
Het christendom eist exclusiviteit in een land dat niet anders kent dan een traditie van polytheïsme. De voormalige staatsgodsdienst Shinto (die overigens sterk aan populariteit wint, niet in het minst door steun van de huidige minister-president Abe, kent tachtig miljoen goden en ook de Japanse variant van het boeddhisme staat bol van bovennatuurlijke figuren en krachten. Het christendom van de zestiende en zeventiende eeuw maakte hun oude heiligdommen, symbolen van hun natie, met de grond gelijk.
Ook met christelijke concepten als zonde en genade kan de Japanse taal moeilijk uit de voeten. Voeg hier nog de groepscultuur waarbij ‘elke spijker die uitsteekt ingehamerd moet worden’ aan toe en bekering staat gelijk aan verraad aan de Japanse identiteit.
Ondanks de soms dubieuze rol die westerse christenen in het verleden in Japan ook gespeeld hebben, blijft de kerk in Japan bestaan en zien we in de grote steden bemoedigende tekenen van kleine groei. Vaak juist dankzij de steun van de wereldwijde kerk. Ze proberen met de nederige maar moedige Japanse christenen de stilte die Endo beschrijft te doorbreken.
— Eline de Boo is historica en schrijfster. Ze was van 2003-2013 door de GZB met haar gezin uitgezonden als kerkplanter naar Japan.
……………………………………………………………………………………………………
Hervormingsdag in Chili: teken van de Geest
De herdenking van de Reformatie in Chili was in mijn beleving vooral een protestants gebeuren. De meer historische kerken, met wortels in het buitenland, gebruikten deze dag niet alleen om hun verbondenheid met de Reformatie vorm te geven, maar ook om zich te onderscheiden van de meer evangelische kerken.
Met enige regelmaat werd ik benaderd om aan een ‘culto de la reforma’ een bijdrage te leveren. De presbyteriaanse kerken zijn theologisch op de Reformatie georiënteerd en de drie sola’s vormen een vast onderdeel van hun theologische bagage. In de kerkdiensten en op de zondagsschool (voor de hele gemeente) werd het belang van Woord, geloof en genade steeds weer aan de orde gesteld.
Verschil met pinksterkerken
Deze aan de Reformatie ontleende (maar zeker ook bijbelse) accenten markeerden in zekere zin ook het verschil met de pinksterkerken. Tegenover de grote nadruk op het werk van de Heilige Geest, legden de protestantse kerken meer het accent op het Woord.
De ‘bijzondere’ gaven van de Geest als profetie en tongentaal waren vooral voor de begintijd van de kerk belangrijk geweest. Na de vorming van de canon en de Bijbel werkt de Heilige Geest vooral in verlichting van het verstand om het Woord te begrijpen en in de toeleidende weg tot Christus. Het waren juist reformatoren als Calvijn die hierop gewezen hadden.
De beweging van de Reformatie moest een weg vinden tussen de katholieke kerk aan de ene kant, en de vrije dopersen aan de andere kant. Het is te begrijpen dat juist de meer traditionele kerken herkenning zagen in de fronten die er in de tijd van de Reformatie waren. Ook zij zochten immers een weg in een overwegend katholiek land (70%) met een groeiende evangelische beweging (16%).
Officiële feestdag
Wat wij echter toen nog niet konden bevroeden, was dat de herdenking van de Reformatie tot een officiële feestdag dag zou worden in Chili. In haar eerste termijn als president van Chili, heeft Michelle Bachelet per decreet 31 oktober als nationale feestdag ingesteld. Officieel heet deze dag ‘El dia nacional de las Iglesias Evangélicas y Protestantes’, nationale dag van de evangelische en protestantse kerken.
Het decreet heeft wel tot veel kritiek geleid, vanwege de economische kosten die gegeven zijn met het hebben van een extra officiële vrije dag. Chili kent namelijk al acht officiële vrije dagen. De instelling van deze dag past echter wel in de trend van de regering om de groeiende beweging van evangelische kerken serieus te nemen. De laatste telling van 2012 liet zien dat 16,6 % van de bevolking zich tot de ‘evangelicos’ rekent. In werkelijkheid ligt dit percentage misschien nog wel hoger.
Bachelet verwoordde expliciet haar waardering voor de belangrijke bijdrage die de kerken hebben geleverd aan de geestelijke en morele ontwikkeling van de samenleving. Het is inderdaad een gegeven dat de ‘evangelicos’ zich enorm ingezet hebben voor de verbetering van de sociale omstandigheden van de minder bedeelden, het christelijk onderwijs en de gezondheidszorg.
De instelling van een nationale Hervormingsdag in Chili kan misschien wel als een teken van de Geest gezien worden. De Geest doorbreekt immers steeds weer de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Evangelische en pinksterkerken herdenken met protestantse kerken gezamenlijk de Reformatie. Per decreet zijn ze ‘gedwongen’ om hun eenheid te zoeken in waar de Reformatie zich sterk voor maakte: sola scriptura, sola fideen sola gratia. Het kan verkeren.
— Gerrit Vreugdenhil was van 1998 tot 2007 door de GZB uitgezonden naar Chili. Daarna was hij als predikant in de Protestantse Kerk verbonden aan de Hervormde Gemeente van Woerden en sinds 2014 aan de hervormde St. Jansgemeente in Gouda.