‘Eerst was ik katholiek, nu christen’ & iedereen zou de ‘padres’ moeten kennen: evangelische bekeringsijver en de rooms-katholieke kerk in Brazilië

 ‘Met de komst van de evangelischen is de Reformatie uiteindelijk ook tot Zuid-Amerika doorgedrongen.’ Deze leus, ietwat aangepast, wordt met regelmaat gehanteerd wanneer er gesproken wordt over de komst en groei van de evangelische kerken in Zuidelijk en Latijns-Amerika. 

Het gaat daarbij niet over de evangelicals, zoals deze bekend zijn in Noord-Amerika – de Trump-aanhangers bij wijze van spreken – maar over de pentecostale tak, met heldere richtlijnen hoe te leven en vooral hoe niet, en een grote afhankelijkheid van de leiding van de Geest. Enthousiaste samenkomsten, genezing en bevrijding, charismatische leiders en als aanhangers veel voormalige katholieke gelovigen. 

‘Eerst was ik katholiek, nu ben ik christen en ik hoor bij de kerk van pastor die-en-die.’ Een uitspraak die ik vaak optekende tijdens de interviews die ik had voor mijn eindscriptie theologie, met specialisatie pentecostalisme. Voor veel evangelischen waren katholieken geen wedergeboren christenen en daarom dankbaar object voor evangelisatie-activiteiten. Evangelische organisaties stuurden zendingswerkers naar zuidelijke landen om deze ‘christenen-in-naam’ te bekeren tot een oprecht geloof en een levende relatie met Jezus. Wellicht een mooi streven, maar in deze tijd van toenadering en eenheid iets waar we met dubbele gevoelens naar kijken. 

Schaapjes stelen

Sheep stealing, proselitisme, bekeringsijver. Voor het weglokken van gelovigen uit andere kerken bestaan diverse termen met meestal geen positieve connotatie. Vanaf de Reformatie tot op de dag van vandaag hebben gelovigen min of meer vrije keus in hoe zij hun geloof beleven en bij welke kerk zij zich aansluiten. Het is alleen de vraag in hoeverre die keuze beïnvloed wordt door factoren die niet per se ingegeven zijn door een open houding ten opzichte van de achtergrond van de niet- of fout-gelovige.

Gelukkig is er in de laatste decennia meer ruimte voor het gesprek over de gevoeligheden rondom het overgaan van christenen van de ene naar de andere kerk. 

Zo vond er in de jaren negentig van de vorige eeuw een uitgebreide dialoog plaats tussen de katholieke kerk en de World Evangelical Alliance, waarin het stelen van elkaars schaapjes een belangrijk onderwerp van gesprek was. Juist door de dialoog, kwam men erachter dat er veel overeenkomsten te vieren zijn tussen beide zo verschillend ogende kerkgenootschappen. De waardering groeide, wat uitmondde in de toezegging om niet actief meer te evangeliseren onder de katholieken of vice versa, maar wel naar de eigen gelovigen de openheid te houden dat zij de vrijheid hebben om de plaats van aanbidding zelf te kiezen. 

Kruisbestuiving

Een mooie dialoog met een fijne uitkomst. Toch durf ik er mijn hand niet voor in het vuur te steken dat evangelische organisaties het katholieke geloof zodanig respecteren dat hun gesprekken met de ander niet leiden tot het verlaten van de moederkerk. 

Is dat erg? In het kader van de oecumene vind ik het op z’n minst jammer dat ik enthousiaste leiders in pinksterkerken tegenkom die zeggen: ‘Eerst was ik katholiek, nu ben ik christen’. Kenden zij hun eigen achtergrond niet? De rijkdom van de christelijke traditie bewaard in de moederkerk? 

Het volgende artikel van pastoor en missioloog Jan J. Rietveld laat zien dat er binnen de katholieke kerk een lacune kan zijn die opgevuld wordt door de zo praktische en belevenisrijke invulling van de evangelischen. Daarentegen ken ik op dit moment binnen mijn eigen beweging meerdere mensen die voor de rust, de serene sfeer, de mystiek rondom het beleven van Gods aanwezigheid, regelmatig een katholieke dienst bezoeken. Een kruisbestuiving waar wellicht in de toekomst een hele mooie nieuwe oude vorm van geloofsbeleving uit kan groeien? Ik hoop het!

Noot

Church, Evangelization and The Bonds of Koinoinia. A Report of the International Consultation between The Catholic Church and the World Evangelical Alliance1993-2002. Te vinden op o.a. www.vatican.va/roman_curia/pontifical_councils/chrstuni/evangelicals-docs/rc_pc_chrstuni_doc_20111220_report-1993-2002_en.html

— Laura Dijkhuizen studeerde Pentecostalisme aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en schreef onlangs met Henk Bakker e.a. het boek Typisch evangelisch. Een stroming in perspectief. 

……………………………………………………………

Iedereen zou de ‘padres’ moeten kennen …

Mijn kapper is een groenteteler, die in vrije uurtjes in het marktgebouw wat bij verdient. Het hokje waar net een stoel in past, is wat viezig en voortdurend komen er mensen om de hoek kijken, die duidelijk niet tot de elite van de samenleving behoren. Een straatjongetje, dat net een rotje had laten ontploffen in een vuilnisbak, ziet mij zitten en vraagt: ‘Bent u ‘pastor’?’. Hij is onlangs met zijn moeder in het dorp komen wonen en schetst mij hoe zijn korte leven tot nu toe is verlopen: in de marge van de samenleving. 

Het is niet de eerste keer dat ik ‘pastor’ word genoemd – het woord voor voorganger in een evangelische gemeente – en altijd in een bepaalde ‘marginale’ omgeving: gevangenis, buitenwijk of ziekenhuis. Men spreekt niet van een politieman, een arts, een advocaat of een andere gestudeerde, nog minder van een ‘padre’, wat ik ben. 

Brazilië is het grootste katholieke land ter wereld en iedereen zou de ‘padres’ moeten kennen, zeker in het binnenland waar ik werk. Ze zijn ook duidelijk aanwezig in het culturele erfgoed. Daarom schrik ik van de vraag van het jongetje: hoe kan in luttele jaren de katholieke kerk zo ver buiten het bereik van mensen in de marge zijn komen te liggen? 

‘Bruin’ katholicisme

Toen de Franse missionaris Martin de Nantes in 1671 tijdens de twee maanden durende bootreis van Lissabon naar Salvador een protestantse man bekeerde, moet hij dat als een positief teken gezien hebben voor zijn missie onder de Cariri-Dzubucua indianen, die uiteindelijk zeventien jaren zou duren. 

Hij kwam in eerste instantie terecht in een indianengehucht aan de voet van de Carnoio-berg, op tien kilometer afstand van het dorpje waar ik nu dit artikel zit te schrijven. Dat was op uitnodiging van Antonio de Oliveira Ledo, een grote veehouder, die wilde dat de missionaris het verschil tussen het mijn en het dijn uitlegde, omdat zijn kuddes geminimaliseerd werden door de indianen die geen individueel bezit kenden. 

De kapucijner missionaris (uit de orde der Franciscanen) werd een bevlogen verdediger van diezelfde indianen en richtte zich daarvoor zelfs tot het Portugese hof. Uiteindelijk baatte het niet. De indianen stierven uit en lieten enkel nog wat woorden en gebruiken na. 

Heel deze Braziliaanse Cariristreek wordt bevolkt doort hun afstammelingen vermengd met Portugees, Joods en Afrikaans bloed, elk met eigen religieuze tradities. Op afstand van het officiële katholicisme ontstond een eigen soort volkskatholicisme, het ‘bruine katholicisme’ genoemd. 

Romeins katholicisme

Na de komst van de Portugezen werd de katholieke kerk de officiële kerk van Brazilië maar wel onder een merkwaardige constructie: ze werd administratief bestuurd door de staat. Dit wordt het patronaatssysteem genoemd, dat bleef bestaan tot het einde van de negentiende eeuw. Met de scheiding van kerk en staat kreeg de katholieke kerk weer zeggenschap over zichzelf. Ze richtte zich nu sterk op Rome wat betreft organisatie en pastorale aanpak en met grote nadruk op sacramenten en katholieke verenigingen en organisaties. 

Een van de eerste godsdienstsociologische publicaties in Brazilië stamt uit 1955 en evalueerde het katholicisme. Hierin werd de vinger op de zwakke plek gelegd: het katholicisme zou weinig onderbouwd zijn en kampte met een groot priestertekort. Tevens werd geconstateerd dat het protestantisme flink zou groeien. 

Deze profetische visie word hier in het binnenland duidelijk vanaf 1990 met de groei van een flink aantal evangelische en pinksterkerken. Duidelijk moet gesteld worden dat het om zeer verschillende kerkgemeenschappen gaat: het is misleidend en misvormend om ze allemaal op één hoop te gooien en zo misplaatste generalisaties te maken. Dit alles gebeurde ondanks of juist door een nieuwe vorm van theologie en pastoraat die binnen het katholicisme opgang ging doen: de bevrijdingstheologie.

De kerk koos voor de armen …

In het begin van de jaren zeventig ontstaat er op dit continent een nieuw soort theologie genaamd: bevrijdingstheologie. Ze vertrekt vanuit de praktijk van de armoede, aandachtige bijbellezing, een nieuw kerkmodel van kleine basisgemeenschappen en hantering van sociologische analyses van de maatschappij. 

Centraal staat de befaamde ‘voorkeursoptie voor de armen’. In het Zuid-Amerika met zijn armoede en dictaturen wordt ze door velen omhelsd en krijgt bekende vertegenwoordigers, zoals de bisschoppen Romero en Camara en theologen als de gebroeders Boff, Segundo, Comblin, Mesters en de bisschop die mij wijdde, Dom Luis Gonzaga Fernandes. 

De ontwikkelingen werden van scherpe kanttekeningen voorzien vanuit Rome. Hier in Brazilië kwam het tot een scheiding van geesten, verwoord in artikelen in het toonaangevende katholieke theologische tijdschriftRevista Eclesiastica Brasileira van 2007-2008 met een polemiek tussen de twee gebroeders Boff. Clodovis verdedigde tegen zijn broer Leonardo de stelling dat de bevrijdingstheologen vaak gewoon sociologen, sociaal werkers of politicologen geworden waren. Hij haalde een voorbeeld aan hoe de katholieke kerk er alles aan gedaan had om voor landlozen grond te krijgen in een jarenlange strijd. Nadat dit bereikt was, waren echter alle boeren evangelisch geworden. 

De theoloog geeft eenzelfde evaluatie van zijn eigen werk in een grote stadswijk in Rio de Janeiro: heel veel sociaal werk, maar er werd geen gezonde katholieke kerkgemeenschap gevormd. Deze analyse werd samengevat in de slogan: ‘De kerk koos voor de armen, maar de armen kozen voor de evangelischen.’

De kerk verliet de gelovigen

Daarnaast was er de enorme demografische groei met een uittocht van het platteland naar de steden en naar de ‘fronteiras agricolas’ in het westen en noorden. In deze nieuwe gebieden waar zich massa’s mensen vestigen, is de katholieke kerk slechts schaars aanwezig. Juist hier constateerde de priester-socioloog Antoniazzi: ‘Het waren niet de gelovigen die de katholieke kerk verlieten, maar het was de katholieke kerk die de gelovigen verliet.’ 

Deze constatering moet niet zozeer gezien worden tegen de achtergrond van de traditionele maatschappij, maar tegen het licht van de snelle bevolkingsgroei en de verstedelijking, kortom, een maatschappij betrokken in een razend snel verlopend proces van verandering. 

Niet die snelle pastorale antwoorden die anderen wél hebben

Geconstateerd moet worden dat de katholieke kerk met haar oude tradities en gebruiken niet die snelle pastorale antwoorden heeft die anderen wel hebben. Dat kan zijn omdat ze die niet wíl geven, vanuit binnen kerkelijke remmingen, niet móet geven omdat er een foute theologie kan gaan spelen, of niet kán geven omdat ze een priesterkerk is, met een lange voorbereiding op het celibataire ambt en dus een beperkt aantal functionarissen. 

Optische illusie

Maar er zijn nog steeds veel katholieken. Onze kerken zitten zondags vol en we merken dat een aantal katholieken het geloof met meer stevigheid omarmt. Toch worden deze gevulde kerken aangeduid als een ‘optische illusie’, want het gaat om nog geen acht procent van de mensen. Bovendien is het een feit dat katholieken ook ‘shoppen’. Men haalt overal wat, maar blijft zich katholiek noemen. 

Zodra mensen echt in de problemen komen, blijkt de katholieke kerk veraf. Hoe vaak hoor je niet dat iemand die met problemen zat ‘Jezus heeft aangenomen’ en daardoor zijn leven verandert? Hoeveel mensen zijn zo uit een alcoholverslaving gekomen, hoevelen hebben hun familie- en huwelijksleven opnieuw en goed georganiseerd, en recentelijk hoorde ik zelfs van een onmogelijk geval van zware drugsverslaving, iemand die al bijna één jaar vrij is? 

Via de zondagsscholen en een soort scouting wordt er in mijn parochie goed werk gedaan. Natuurlijk is er hypocrisie, natuurlijk zijn er kerkverlatingen, natuurlijk is er corruptie, natuurlijk is er kwakzalverij, natuurlijk zijn er de schandalen. Maar die kunnen de vele goede kanten niet tenietdoen. 

De mensen die ‘Jezus hebben aangenomen’ zijn in het algemeen zeer radicaal en ook onverdraagzaam naar de katholieken, vooral de eerste generatie. Op allerlei manieren wordt het katholicisme bekritiseerd waarbij het gebruik van beelden, kinderdoop, het vaste patroon van de eucharistieviering en de bijna afwezige bijbelkennis hoofdpunten zijn. 

Samen bidden is onmogelijk: men loopt gewoon weg

Samen bidden is onmogelijk: men loopt gewoon weg. De ‘pastores’ zijn veelal laag opgeleid en schrikken er niet voor terug om zaken te beloven die een katholieke priester niet gemakkelijk over zijn lippen zal krijgen. Bij een slangenbeet moet je in eerste instantie naar het ziekenhuis en niet naar een gebedsgenezer zeggen wij. De strengheid en duidelijke regels doen ons vreemd aan maar velen willen dat juist om hun leven geordend te houden.  

Katholiek antwoord

De Zuid-Amerikaanse bisschoppen in hun conferentie te Aparecida in 2007, gesecretarieerd door de huidige paus Franciscus, waren zich sterk bewust van een wereld in beroering. Zij spreken dat we niet in een ‘tijdperk van veranderingen’ leven, maar juist het tegendeel: ‘we beleven een verandering van tijdperk, en het diepste niveau is cultureel’. 

Men bevestigde opnieuw de voorkeursoptie voor de armen maar begon ook te spreken van katholieken als ‘discipelen-missionarissen’. Daarmee werd bedoeld dat de gelovigen zich niet enkel op binnenkerkelijke zaken moesten richten, maar ook op buitenkerkelijke. De huidige paus benadrukt dit tweede aspect in zijn recentelijke dikke exhortatie Evangelii gaudium.

Tegenover deze wereld in beroering moeten we niet in de sacristie blijven zitten of de wereld tegemoet treden met een aanmatigend wijzend vingertje. Hij doet dit overduidelijk, ook in zijn openbare en minder openbare optredens, vanuit de in dit artikel al twee keer genoemde voorkeursoptie. De indruk is dat hij daar niet iedereen in mee krijgt. En dat kan als een litotes verstaan worden: door het tegenovergestelde te ontkennen wordt het juist extra bevestigd.

Conclusie

Ik zie dat de katholieke kerk vanaf het begin in het tijdperk van de missies en daarna zeker sedert de jaren van de bevrijdingstheologie geprobeerd heeft werk te maken van de mensen in de marge van de samenleving. Ondanks haar goede intenties en niet betwistbare bijdrage aan de ontwikkeling van het land, moet ik constateren dat het de evangelische kerkgemeenschapjes beter lukt in hun spirituele noden te voorzien. Voor de katholieken is op zijn minst grote bescheidenheid op zijn plaats.

— Jan J. Rietveld is tropisch landbouwkundige van Wageningen en missioloog van Heerlen-Nijmegen. Sedert januari 1986 werkt hij in de warme en vrij droge Cariristreek van de staat Paraiba en Brazilië. Hij is pastoor in de parochie van N.S. da Conceição e São Bento, gelegen aan de voet van de Carnoio-berg, studieprefect en docent op het groot seminarie João Maria Vianney te Campina Grande en schrijver van een vijftiental boeken over de historie en de religiositeit van de Cariri.