Jezus antwoordde: ‘Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.” Er zijn geen geboden belangrijker dan deze.’
Marcus 12:29-31 (NBV)
‘Je moet haar bemoedigen! Met haar bidden. Je moet iets zeggen waar ze wat aan heeft.’ Rueben keek me dwingend aan. We waren net op bezoek geweest bij een mevrouw met aids in Mukono, Oeganda. Ontzettend ziek, ontzettend arm. Medicijnen tegen aids waren nog niet beschikbaar. Ik was met een partner van Kerk in Actie mee op bezoek, nog heel jong en wist niet wat ik moest zeggen. Rueben wees mij op mijn verantwoordelijkheid: ‘Jij moet iets zeggen. Tegen haar. En tegen de wereld. Dat dit gebeurt. Dat deze armoede er is, terwijl niemand het weet. En dat er toch hoop is. Ondanks alles.’
Het klinkt zo simpel. Maar dat is het niet. Armoedebestrijding is ook niet simpel. Heel lang was de vernieuwende uitspraak over armoedebestrijding: ‘Geef ze geen vis maar een hengel.’ Dat klinkt fijn. En ja, een hengel is beter dan een vis. Maar er liggen vragen onder. Want het water is vervuild, de markt gemonopoliseerd, viswateren worden leeggevist door grote bedrijven en als je niet kunt rekenen is het lastig zaken doen.
Armoede is niet een op zichzelf staand fenomeen. Armoede heeft alles te maken met macht en onrecht. Armoede heeft te maken met erkennen dat wat wij hier doen van invloed is op mensen daar. Het is de grote vraag naar ons rechtvaardigen van onze eigen weelde in het zicht van wereldomvattende armoede. Wereldomvattend onrecht.
Ontzagwekkende opdracht
‘Heb uw naaste lief als uzelf.’ Korter en krachtiger kan niet. Basiswoorden in het Evangelie. ‘Uw naaste’, dat is een ieder op je pad. Van Rueben en de vrouw in Mukono, tot je buren, tot de mensen die via allerlei kanalen bij je langs komen. Soms als individu, soms als onderdeel van getallen. Zestien miljoen mensen op de vlucht voor water in Bangladesh en Nepal. Mensen op de vlucht uit Myanmar, mensen zonder dak boven hun hoofd door cyclonen en orkanen. Het gebeurt nu, terwijl ik schrijf. Kinderen in de prostitutie, vrouwen die mishandeld en verkracht worden, mensen die leven in bittere armoede. Allemaal naasten. Als christenen hebben we een ontzagwekkende opdracht.
Definitie en context
‘Het niet kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften’, zo luidt de definitie over armoede van de Verenigde Naties. En: ‘Armoede ontstaat wanneer een persoon of een groep mensen onvoldoende betaal- en/of ruilmiddelen heeft om in de primaire levensbehoeften te kunnen voorzien.’
Dat is een duidelijke rechttoe-rechtaan-definitie die gaat over levenskwaliteit. Gekoppeld aan de mensenrechten: mensen hebben recht op voedsel, een dak boven hun hoofd, gezondheidszorg, onderwijs etc. Het gaat er bij armoedebestrijding om het verhaal van Mukono te vertellen en om rechten garanderen.
De definitie zegt echter niets over de context. Of armoede in Nederland anders is dan armoede in de Centraal-Afrikaanse Republiek. En ook niet over verschillende soorten armoede: geestelijk, spiritueel, materieel. Armoede kan ook armoede van geest zijn, in de zin van een oppervlakkige, materialistische en hedonistische kijk op het leven.
En toch is het belangrijk een krachtige en duidelijke definitie te hanteren. Wanneer alles op één hoop wordt gegooid is het gevaar van wegstrepen te groot. De uitspraak ‘In Afrika zijn ze arm maar zo gelukkig’ is daar wel het meest schrijnende voorbeeld van. Alsof het een het ander opheft. En alsof dat voor iedereen geldt. Niet iedereen is arm, niet iedereen is gelukkig.
Blijft de vraag: wat zijn eerste levensbehoeften? Zijn die in een rijk land anders dan in een arm land? De meningen daarover zijn erg verdeeld. Mobieltjes voor kinderen in Nederland als onderdeel van armoedebestrijding. Als je puur materieel kijkt is dat geen eerste levensbehoefte. Simpel gezegd: je gaat niet dood zonder mobieltje. Maar als je armoede niet uitsluitend materieel definieert maar ook sociaal, in termen van uitsluiting en macht, dan is het geven van een mobieltje een heel goed idee.
Hoe je armoede definieert bepaalt ook wat je als oplossing ziet. En ook: wiens probleem het is. Alleen dat van de ‘arme’ of ook van jou als naaste?
Theologen wereldwijd buigen zich al jaren over deze vragen. En over de vraag welk antwoord de Bijbel geeft op armoede. Heeft ‘De armen hebben jullie altijd bij je’ de meeste nadruk of ‘Heb uw naaste lief’? En wat betekent dat dan voor ons in Nederland?
De armen altijd bij u?
Dalit-dominee James Peacock uit India heeft hier een prachtig antwoord op gegeven in zijn uitleg van Marcus 5:21-43 over het dochtertje van Jaïrus en de bloedvloeiende vrouw. Hij leest de twee verhalen door drie verschillende brillen.
- De eerste bril is die van recht en onrecht, arm en rijk. Het wonder van de bloedvloeiende vrouw zit ingeklemd tussen twee delen van dat andere wonderverhaal, over het dochtertje van Jaïrus. Deze ‘sandwich constructie’ is een belangrijk gegeven voor Peacock. Hij heeft oog voor het klassenverschil tussen Jaïrus en de bloedvloeiende vrouw. Jaïrus een man van status, de bloedvloeiende vrouw een arme, die geen geld meer had omdat ze alles al uitgegeven heeft aan de dokters. Peacock ziet dat Jezus opkomt voor de arme vrouw, ook al raadden zijn leerlingen dit af. Peacock ziet ook dat Jezus een beetje schamper doet over het huilen en schreeuwen van de mensen in het huis van Jaïrus en hen uiteindelijk naar buiten stuurt. Het is geen toeval, zegt Peacock, dat het zo geconstrueerd is dat het verhaal van de arme vrouw, van lagere klasse, de centrale plek in neemt, en niet het verhaal van de belangrijke leider van de synagoge, van hogere klasse.
- De tweede bril die Peacock opzet is die van het feminisme, dus vanuit het perspectief dat mannen en vrouwen een ongelijke positie hebben in de samenleving. De ene vrouw (het dochtertje van Jaïrus) staat niet tegenover de andere vrouw (de bloedvloeiende vrouw) vanwege het klassenverschil, maar ze hebben iets gemeenschappelijks. Het dochtertje van twaalf jaar oud en de twaalf jaar bloedvloeiende vrouw worden beiden bevrijd en genezen door Jezus. Door deze bril zie je dat vrouwen de centrale plek innemen, en niet de mannen.
- De derde bril is die van het kastenstelsel, het denken in rein en onrein. Hij zet de bril op van een dalit – hij is er immers zelf een. Een kasteloze, een onaanraakbare, een onreine. Door die bril ziet hij dat zowel het dode meisje als de bloedvloeiende vrouw onrein zijn. Niet in onze Nederlandse context, maar wel in de Indiase context. Daar maken dood en bloed onrein. Daar zijn dalits onrein. In de Indiase context is de tegenstelling tussen rein en onrein van grote betekenis. En wat nu opvalt is dat Jezus het onreine, het onaanraakbare opheft door … aanraking. En dat is ongekend in India, waar kasteloosheid weliswaar officieel is opgeheven, maar waar het begrip ‘onreinheid’ nog steeds diep in het denksysteem zit. Dalits (zo noemen ze zich overigens zelf, het betekent ‘de verpletterden’) zijn onrein en zij kunnen niet-dalits onrein maken als er contact is. Dus als Jezus aangeraakt wordt en de vrouw geneest en als Jezus het dochtertje van Jaïrus aanraakt en zij staat op, dan wordt het denken in rein-onrein-tegenstellingen op een ongekende manier doorkruist. Aanraking van het onreine leidt niet langer tot onreinheid. Integendeel! Aanraking van het onreine leidt juist tot heling, tot het leven.
Je zou dus kunnen zeggen, aldus Peacock, dat bloed en dood leiden tot redding, bevrijding, opstaan. En dat kennen we natuurlijk van Goede Vrijdag en Pasen. Dat wat ‘onrein’ is – bloed, dood, maar ook de dalits: ‘de verpletterden’, de vertrapten – dat alles verleent toegang tot het ware leven. Om het in bevrijdingstheologische termen te zeggen: de armen, de dalits, hebben we nodig om dichter bij het geheim van God te kunnen komen. Een grotere omkering kun je bijna niet bedenken.
Dit is een taal die dicht bij de mensenrechtentaal staat. Maar toch is deze taal van het geloof anders. Vanuit de mensenrechtenbenadering zou je kunnen zeggen: dalits hebben dezelfde rechten als alle andere burgers. Maar de lezing van Peacock gaat verder, dieper. Hij zegt dat we de dalits nódig hebben, dat het lastig is om God te leren kennen zónder de dalits, zonder de verpletterden.
Maar wij zelf leven in een heel andere context. Wij kennen in onze westerse samenleving het kastensysteem niet. We kennen wel uitsluitingsmechanismen, van moslims, van zwarten, uitvergroot door recent bijvoorbeeld het racistisch extremisme in Charlottesville in Amerika. Maar uitsluiting van kastelozen kennen we niet. Betekent dit dat deze bijbeluitleg slechts een interessant ver-van-mijn-bed-verhaal is?
Armoede, een appèl op ons
Voor Father Solomon uit New Delhi is James Peacocks uitleg niet ver van het bed. Ook Father Solomon is dalit. Hij werkt in de sloppenwijken van New Delhi aan een krant met en voor dalits. Toen mijn collega Corrie van der Ven een keer met hem en zijn hond Nandia mee ging naar de plaats waar de krant gedrukt werd – het was midden in de nacht – legde hij haar uit dat wij in dezelfde context leven. Hij vertelde dat er kleine stapjes gezet worden op de weg naar meer gerechtigheid voor dalits, maar dat die stapjes nooit gezet zijn zonder de betrokkenheid van mensen van buiten India. Hij zei eigenlijk: ‘zonder de druk van de internationale gemeenschap’. En daarmee plaatste hij zichzelf en haar in een en dezelfde context. En worden zij en wij betrokken bij het leven van de dalits.
De uitleg van dominee Peackock geeft een andere kijk op armoede. Of liever gezegd: geeft ons een andere manier van kijken. Het gaat om kijken in de context, kijken in termen van recht en onrecht, en kijken in termen van verantwoordelijkheid.
Het meest bijzonder is zijn nadruk op hoever wij van God staan wanneer we onze privileges voor lief nemen, hoe weinig we dan eigenlijk begrepen hebben van de bevrijdende boodschap van het Evangelie dat opkomt voor arme, onreine, machteloos gemaakte mensen.
En zo wordt de vraag ‘Armoede, wat is dat eigenlijk?’ een appèl op ons om armoede te bestrijden. En daarmee is er niet één antwoord op de vraag ‘hoe bestrijden we armoede?’, maar vele.
Elkaar sterken
De vrouw in Oeganda werd gesterkt door het gebed van mijn collega en mij, door de medische hulp van de kerkelijke organisatie, en door haar verhaal verder te vertellen en te linken aan verhalen van zoveel anderen, door te lobbyen voor het beschikbaar maken van gratis medicijnen, door trouw te zijn aan de partnerorganisatie. En wij bij Kerk in Actie werden gesterkt door de opdracht van het Evangelie, zending in woord en daad. Op weg naar koninkrijk. Zoekend en stamelend, weerbaar en vol passie.
Armoede bestrijden is onrecht bestrijden, is zien waar het probleem begint en wat jij daar zelf in het groot of in het klein aan kunt doen. Gedreven door die grootse opdracht: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’
* Met dank aan Corrie van der Ven.
— Elise Kant is Kerk in Actie-consulent voor een aantal classes in Nederland en eerste aanspreekpunt voor gemeenten die het werk van Kerk in Actie willen ondersteunen.