Van ‘het Groote Missieuur’ naar een missie zonder macht

In de tweede helft van de twintigste eeuw heeft zich binnen de Rooms-Katholieke Kerk een transformatie voltrokken van de missie. Leken spelen een veel grotere rol dan voorheen. En kerken op het zuidelijk halfrond hebben het stokje overgenomen van westerse missionarissen. 

Een paar maanden geleden nam ik deel aan een eucharistieviering van West-Afrikaanse migranten in Amsterdam Zuidoost. Hun kerk bevindt zich wat verscholen in een voormalig dokterskantoor middenin een woonwijk. Achter de bescheiden façade trof ik een bloeiende, swingende kerkgemeenschap, waar elke week honderden Nigerianen, Ghanezen en Kameroeners samenkomen om te bidden en vieren, elkaar te ontmoeten en steunen. 

Ik was uitgenodigd door de pastor, een Indiase missionaris die veertien jaar in Nigeria heeft gewerkt. Zijn congregatie, de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën (SMA), vroeg hem naar Nederland te komen. Sinds twee jaar leidt hij deze Afrikaanse parochie. Daarnaast werkt hij in een inloopcentrum van de SMA in de Bijlmermeer, waar migranten en vluchtelingen worden ondersteund bij het vinden van hun weg in de Nederlandse maatschappij. Dit centrum wordt gecoördineerd door een vrouw die lang als geassocieerd lid van de SMA in Liberia en Ghana heeft gewoond. 

Deze pastor is verder ook actief bij Sant’ Egidio in Amsterdam, een katholieke lekenbeweging die zich op allerlei manieren inzet voor gemarginaliseerde bevolkingsgroepen. Ziehier met een voorbeeld in een notendop hoe de katholieke missie in Nederland eruit ziet anno 2018. 

Vreugde en leed delen

Er is veel gebeurd sinds ‘het Groote Missieuur’ van de Nederlandse katholieken – grofweg gezegd: de periode tussen beide wereldoorlogen. Een op de tien missionarissen in de wereld kwam toen uit Nederland. In elke katholieke familie was wel een oom of tante die als missiepater of missiezuster ergens in de wereld aan het werk was. 

Het katholieke thuisfront bleef op de hoogte via speciale ‘missiebladen’ en hielp waar men maar kon met collectes of inzamelingsacties. De missionarissen kregen ook ‘professionele’ assistentie van organisaties als Medische Missie Actie, Pauselijke Missie Werken, Missie Verkeersmiddelen Actie of Centraal Missie Commissariaat.

Het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) luidde een nieuwe periode in voor de katholieke kerk. Paus Johannes XXIII zette de ramen en deuren van de kerk wijd open naar de wereld. De geest van het concilie wordt nergens beter verwoord dan in de eerste zin van de pastorale constitutie over de Kerk in de wereld van vandaag, Gaudium et spes

De vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus’ leerlingen; en er is niets echt menselijks, of het vindt weerklank in hun hart.’

Deze woorden waren veel missionarissen uit het hart gegrepen. Zij hadden in hun missie geleerd pragmatisch om te gaan met het geloof. Zij wilden dicht bij de mensen staan. Bij het delen van de vreugde en het verdriet van anderen hoorde voor hen ook, dat men begrip en respect leert opbrengen voor hun cultuur en religieuze overtuigingen. 

De sporen van Vaticanum II

Het Tweede Vaticaans Concilie heeft diepe sporen achtergelaten in de katholieke missie. Een aantal tendensen die al sluimerden onder missionarissen werden door het concilie bekrachtigd. Ik noem er drie: de inzet voor gerechtigheid en vrede, oecumenische en interreligieuze samenwerking, de inzet van leken.

Gerechtigheid en vrede

Dat de inzet voor gerechtigheid en vrede nieuwe impulsen kreeg, lag niet alleen aan het concilie. Het had natuurlijk vooral ook te maken met de snelle veranderingen die in de jaren zestig en erna plaatsvonden in de wereld. 

De ene na de andere kolonie verwierf onafhankelijkheid. Emancipatiebewegingen zorgden overal ter wereld voor nieuw bewustzijn onder volkeren van de unieke waarde van hun cultuur. 

Naast de klassieke missieactiviteiten als onderwijs, medische zorg en kerkopbouw, raakten missionarissen ook betrokken bij de strijd van lokale bevolkingen voor hun rechten en waardigheid. De bevrijdingstheologie kwam rond diezelfde tijd op en vond ook onder veel missionarissen weerklank, met name in Latijns-Amerika. 

Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw kreeg ook de zorg voor de schepping steeds meer aandacht, vooral van vrouwelijke religieuzen. Zij zetten op veel plekken in de wereld centra op voor ecologische spiritualiteit en landbouw. 

De publicatie van Laudato Si’ in 2015 betekende een enorme stimulans om zorg voor de schepping op te nemen in missionair beleid. Dat gebeurt momenteel op alle continenten.

Oecumenisch en interreligieus

In het missiedecreet Ad Gentes dat op de allerlaatste dag van het concilie was aangenomen, wordt missie als volgt getypeerd: 

‘De missieactiviteit is niets anders en niets minder dan de openbaring en de vervulling van het plan van God in de wereld en in haar geschiedenis, waarin God door de missie de geschiedenis van het heil zichtbaar voltooit’ (Ad Gentes 9). 

De tekst ademt een oecumenische en interreligieuze openheid, want bij de vervulling van het plan van God in de wereld is samenwerking met alle mensen van goede wil geboden. De geest van God is ook altijd werkzaam in andere godsdiensten en culturen, zo hadden veel missionarissen al eerder ontdekt. 

De inzet van leken

Ad Gentes onderstreepte ook dat missie een taak is van elke gelovige. 

‘Op iedere leerling van Christus rust de plicht om naar vermogen het geloof te verbreiden’ (paragraaf 23). 

Feit is dat katholieke lekenbewegingen als Sant’ Egidio, Focolare, Emmanuelbeweging en Neokatechumenale Weg vanaf de jaren zestig een grote rol en invloed spelen binnen de kerk. Sommige van deze bewegingen hebben een sterke sociaal-maatschappelijke inzet, andere richten zich vooral op de nieuwe evangelisatie. 

Parallel aan deze ontwikkeling experimenteerden veel ordes en congregaties de afgelopen decennia met vormen van geassocieerd lidmaatschap. Leken nemen zo op manieren die passend zijn deel aan het religieuze leven van de gemeenschap. 

Via de geassocieerde groepen van missiecongregaties als de eerder genoemde Sociëteit voor Afrikaanse Missiën, Spiritijnen (Congregatie van de Paters van de Heilige Geest) en Mill Hill Missionaries (gemeenschap van apostolisch leven, genoemd naar de Londense wijk waar het moederhuis staat) worden nog steeds leken uitgezonden naar ontwikkelingslanden.

Een nieuw missietijdperk

Anno 2018 heeft de globalisering ervoor gezorgd dat er bijna geen plek op de wereld is waar mensen nooit in aanraking zijn gekomen met het christelijke geloof. 

Terwijl in 1965 nog geschreven kon worden over ‘niet-christenen overzee’ aan wie de kerk het geloof moest verkondigen, woont ‘de ander’ nu in veel gevallen bij ons om de hoek. Het christendom heeft wortel geschoten in de hele wereld. Het is verkondigd ‘tot aan de uiteinden der aarde’. 

Van kleur verschoten

De invloed van kerkprovincies op het zuidelijk halfrond is de afgelopen halve eeuw binnen de Rooms-Katholieke Kerk enorm toegenomen. Westerse missionarissen zijn nog slechts mondjesmaat werkzaam in ontwikkelingslanden. Nigerianen, Brazilianen en Filipino’s hebben het stokje overgenomen. 

Ook de congregaties en ordes die in missie zijn gespecialiseerd zijn van kleur verschoten. De Indiase kerk heeft duizenden missionarissen over de hele wereld uitgezonden. De laatste jaren groeit ook het aantal Afrikaanse missionarissen snel.

Begin jaren zeventig van de vorige eeuw waren er nog ongeveer achtduizend Nederlandse missionarissen ergens ter wereld werkzaam. Maar het religieuze leven is sindsdien sterk vergrijsd. De Nederlandse missiecongregaties hebben nauwelijks nog jonge leden. Volgens cijfers van de Konferentie Nederlandse Religieuzen waren er in 2016 nog maar 365 Nederlandse religieuzen die in het buitenland wonen en werken. 

De katholieke missie is, in ieder geval in Nederland, veel minder zichtbaar dan voorheen. De katholieke missionaire organisaties die er nog zijn, hebben vaak moeite om het hoofd boven water te houden. Nogal wat organisaties zijn het afgelopen decennium opgeheven. 

Het verlies van deze ‘missionaire infrastructuur’ betekent echter niet het einde van de katholieke missie in Nederland. Onder de radar gebeurt namelijk heel veel. De katholieke missie is veelkleuriger en pluriformer dan voorheen. Er zijn nu meer buitenlandse religieuzen die in Nederland werken, namelijk 441, dan Nederlandse missionarissen in het buitenland. 

Lekengroeperingen

Dat brengt ons terug naar de situatieschets waarmee dit artikel begint. Katholieke leken zetten zich in allerlei diaconale en missionaire projecten in voor medemensen en de schepping. 

Er zijn momenteel een kleine veertig groepen van leken die zich nauw hebben geassocieerd aan een orde of congregatie. Sommige daarvan, zoals de oblaten die zijn verbonden met een benedictijns klooster, bestaan al eeuwen. Maar de meeste zijn pas de afgelopen decennia ontstaan (zie www.knr.nl onder ‘Lekengroeperingen’). 

Daarnaast hebben internationale lekenbewegingen als de Neokatechumenale Weg, Sant’ Egidio, Opus Dei, Communione e Liberazione en de Emmanuelbeweging een hoge vlucht genomen na het Tweede Vaticaans Concilie. Theologisch en missionair is de variëteit enorm: sommige bewegingen richten zich vooral op devotionele praktijken en nieuwe evangelisatie, andere hebben een sterke gerichtheid op de inzet voor gerechtigheid, vrede en heelheid van de schepping.

De wereldkerk present

De honderden religieuzen uit voornamelijk Azië en Afrika die in Nederland wonen, zijn actief in het parochiepastoraat, zetten kleinschalige missionaire projecten op, zijn actief in het jongerenwerk en ontplooien activiteiten in het kader van de ‘nieuwe evangelisatie’. 

In vergelijking met de westerse missionarissen van voorheen, hebben de nieuwe missionarissen niet het geld of de middelen om grote projecten van de grond te tillen. Zij brengen zichzelf en hun bereidheid om hier aan de slag te gaan. Zij brengen hun ervaring, geloof en verlangen om Jezus na te volgen. Zij proberen mensen bij te staan en bruggen te slaan tussen mensen die elkaar anders niet zo gauw ontmoeten. 

De buitenlandse missionarissen leggen eigen accenten en stellen zo in feite de wereldkerk present. Zij zijn niet behept met de ‘religieuze sprakeloosheid’ van veel Nederlandse katholieken die vaak moeite hebben te getuigen van hun geloof.  

Ja, een nieuw missietijdperk is aangebroken, met andere actoren die eigen accenten leggen. Je zou kunnen spreken van een internationalisering en laïcering van de katholieke missie. Medegelovigen uit het Zuiden en bevlogen katholieke leken zijn volop bezig missie in de eenentwintigste eeuw vorm te geven.

— Gerard Moorman is stafmedewerker van de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR).