De leerlingen van Jezus verspreidden vanuit Jeruzalem, Judea en Galilea het Evangelie van Jezus Christus en een van de eerste steden waar het christelijke geloof werd aangenomen was Antiochië. Toen een Griekstalige wereldstadstad in Syrië, tegenwoordig een stad in Zuid-Turkije. In de onmiddellijke omgeving van de stad woonden mensen die Aramees spraken, de taal die ook door Jezus en de apostelen werd gesproken. In dit Antiochië in Syrië ontstond in de eerste eeuw een belangrijke christelijke gemeente, die een grote uitstraling had in de verre omtrek.
Het christendom verspreidde zich verder naar het oosten tot India en China. De Antiocheens patriarch had ook alle christenen in het Verre Oosten onder zijn hoede. Daarom draagt de patriarch (ook nu nog) de titel ‘Patriarch der Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië en het gehele Oosten’.
Naar aanleiding van het schisma in Syrië rond het Concilie van Chalcedon in 451 kwamen er na verloop van tijd twee patriarchen van Antiochië: de Byzantijnse en de Syrische. De Syrische patriarch en zijn gelovigen werden verdrukt door de Byzantijnse kerk in Syrië en zochten algauw het achterland op. Antiochië bleef de stad waar Syrisch-orthodoxen zich historisch mee verbonden voelen.
De overlevering leert dat de Kerk van Antiochië is gesticht door Petrus en dat hij haar eerste patriarch was vóór zijn vertrek naar Rome. Petrus zou de pas gestichte Kerk van 37 tot 44 geleid hebben. Het christendom verspreidde zich naar de provinciehoofdstad Edessa. Tur Abdin en omgeving, in het zuidoosten van het huidige Turkije, werd volgens de traditie door de apostel Thaddeüs gekerstend. Edessa, Antiochië en Tur Abdin vormen de oorspronkelijke kern van het Syrisch christendom.
Bakermat Edessa
Verder oostwaarts lag Edessa, een voornamelijk Arameestalige stad in Noord-Mesopotamië, gerekend tot het toenmalige Syrië in ruimere zin (nu Urfa, in Turkije). Het christelijke geloof bereikte de stad in de tweede eeuw, door missie vanuit Palestina en wellicht ook vanuit Antiochië. Het plaatselijke Aramese dialect werd er omgesmeed tot een taal die de christelijke boodschap zou gaan dragen: het zogeheten Syrisch.
Dit christelijke Aramees van Edessa werd de taal van Bijbel, eredienst, cultuur en literatuur. Tot op heden is dit klassiek-Syrisch (naast soms – in Syrië, Irak, en Libanon – het Arabisch) de taal van de Syrisch-orthodoxe liturgie gebleven. Ook spreken veel Syrisch-orthodoxen, ook wel Suryoye of Arameeërs genoemd, een modern Syrisch dialect.
In deze stad, in het Syrisch Urhoy geheten, hebben tot in de twintigste eeuw Syrisch-orthodoxen gewoond, naast Armeense christenen. Was het westelijker Antiochië op een gegeven moment niet meer dan de herinnering aan een bisschopsstad waar de patriarch allang niet meer woonde, Edessa is veel meer dan Antiochië de feitelijke bakermat van de Syrisch-Orthodoxe Kerk. Thans wonen er geen christenen meer. De meeste kerken zijn tot moskeeën gevormd of worden voor andere doeleinden gebruikt. Er wonen nog wel duizenden Crypto-Arameeërs die gedwongen zijn tot de islam. Zij hebben wel hun Aramees-christelijke tradities voortgezet, alleen zijn ze om economische redenen moslims geworden.
Na de Eerste Wereldoorlog bleven in het oostelijk gelegen Tur Abdin wel Syrisch-orthodoxen wonen, hoewel ook dit gebied enorm heeft geleden onder de genocide van 1915 (‘het jaar van het zwaard’). Ook in Noord-Irak en Bagdad woonden en wonen Syrisch-orthodoxen.
‘Edessa’ staat nog altijd symbool voor de Syrische christelijke cultuur zoals die zich vanaf het jaar 200 ontwikkelde in het Midden-Oosten, ook al is die steeds verder verzwakt en met name in de twintigste eeuw door genocide en etnische zuivering ernstig beschadigd.
De Arameeërs die zich nu in Nederland bevinden, zijn nagenoeg allen afkomstig uit Turkije, Syrië en Irak. Kort na de triomf op het Ottomaanse Rijk werden deze staten met behulp en/of instemming van de westerse mogendheden opgericht. Reeds in de Oudheid stond het gebied van het huidige Zuidoost-Turkije, Noordoost-Syrië en Noord-Irak bekend als Mesopotamië – Grieks voor ‘[het land] tussen de rivieren’, namelijk de Eufraat en de Tigris: ‘Aram-Naharaim’.
Toevluchtsoord Tur Abdin
Tur Abdin (Syrisch-Aramees: ܛܘܪ ܥܒܕܝܢ) is een bergachtig gebied in het zuidoosten van Turkije, net ten noorden van de uiterste noordoostpunt van Syrië en Irak. De Arameeërs van Tur Abdin (‘Berg der dienaren [van God]’) noemen zichzelf Suryoye, en spreken vanouds Turoyo, een modern Aramees dialect.
In de loop van de vierde eeuw, toen het christendom zich langzaam maar onomkeerbaar vanuit het Middellandse Zeegebied uitbreidde richting het oosten, vestigden zich in dit verlaten, woeste gebied een groot aantal kluizenaars en asceten, die zich in afzondering en armoede wilden wijden aan het gebed. Al snel verrezen er naast de talloze kluizenaarsgrotjes verschillende grote kloosters, zoals het Mor Gabriel-klooster, gesticht in 397 na Christus. In korte tijd groeide Tur Abdin uit tot een spiritueel centrum, een ‘toevluchtsoord’ van de christelijke Kerk.
Er zijn nu nog zo’n tien kloosters over, de meeste bewoond door een handjevol monniken en nonnen. Het zijn de kwetsbare resten van een kerk en een cultuur die eeuwenlang het Midden-Oosten domineerde.
Nadat de Arameeërs zich bekeerden tot het christendom in de eerste eeuw namen zij de Griekse term ‘Syriërs’ (Suryoye) over als zelfaanduiding. De termen Syriërs en Arameeërs worden vaak als synoniemen gebruikt. In de NBG-Bijbelvertaling wordt gesproken van Arameeërs, in de Statenvertaling van Syriërs. Verwarring begon te ontstaan na de oprichting van de moderne Arabische staat Syrië in 1946. Tot ongeveer zeventig jaar geleden was de term Syriërs louter bestemd voor Arameeërs.
De Syrische christenen scheidden zich door het genoemde schisma van Chalcedon in de loop van de vijfde eeuw massaal af van de officiële ‘keizerlijke’ christelijke Kerk, die bestuurd werd door de keizer in Constantinopel en de patriarch van Antiochië. De kern van het verzet tegen de keizer en zijn theologie lag in het oosten van Syrië, tegen de grens met Perzië, in Tur Abdin. Die functie van toevluchtsoord en spiritueel centrum werd nog sterker na de komst van de Arabieren rond 650.
Als leermeesters van de moslims brachten de Syrische christenen vooral de wetenschappelijke wereld van de Grieken dichter tot de Arabieren door hun vertalingen uit het Syrisch en/of het Grieks in het Arabisch. Het waren Syrische christenen die de wetenschappelijke vooruitgang van de islamwereld mogelijk maakten.
Onder de islam
Er begint een nieuwe fase in de geschiedenis van de Syrisch-Orthodoxe Kerk van Antiochië in het midden van de zevende eeuw. Arabische stammen veroverden in korte tijd de ‘thuislanden’ van de Syrisch-orthodoxen en brachten er de islam; Antiochië viel in 638 en Edessa in 640.
Aanvankelijk werd de komst van de islam niet als een bedreiging ervaren. Het betekende veeleer een bevrijding van de bloedige vervolgingen door de Byzantijnse keizers. De Syrisch-orthodoxen gaan dan ook in grote vrijmoedigheid een dialoog aan met islamitische gesprekpartners.
Langzaam maar zeker evenwel begint het tij te keren. In de eerste eeuwen van de islam vormden de christenen een meerderheid, maar dat verandert. Steeds meer christenen voelen zich genoodzaakt zich uit te drukken in het Arabisch, de taal van de nieuwkomers, in plaats van hun eigen taal, het Syrisch. Steeds meer mensen kunnen het op den duur niet meer aan als dhimmi’s te moeten leven, als lid van een gedoogde minderheid.
De geschiedenis van de Syrisch-Orthodoxe Kerk laat zien dat ook de in het algemeen meer gunstige levensomstandigheden onder de islam, niet zonder problemen waren. Toch houdt patriarch Michaël de Syriër (1126-1199), Syrisch-orthodox historiograaf, in een terugblik vast aan het gunstige oordeel over de moslims die zijn kerk hadden bevrijd van het zware juk van de Byzantijnse overheid.
Vanaf de elfde eeuw vindt er een geleidelijke overgang plaats naar de islam. Turko-Tataarse volkeren dringen binnen in het Midden-Oosten. De Seltsjoeken veroveren in 1055 het Abbasidische Bagdad en brengen de Byzantijnen een beslissende nederlaag toe in oostelijk Klein-Azië (1071) en verdrijven gelijktijdig de Egyptische Fatimiden uit Jeruzalem (1070 en 1076/77). Daardoor beheersten zij, onderverdeeld in verschillende kleine staten, Mesopotamië en Syrië met Palestina.
Sedert de kruistochten veranderde op sommige plaatsen de houding van de moslims grondig te opzichte van de christenen. Men merkte dat de christenen zich ook tegen de islam konden keren.
Genocide van 1915
Door maatschappelijk-economische druk werden veel Syrisch-orthodoxen vanaf ongeveer het einde van het eerste millennium moslim. De Syrisch-Orthodoxe Kerk kreeg nog veel meer slagen te verduren. Ze schrompelde steeds verder ineen, totdat ze honderd jaar geleden alleen nog in Tur Abdin gevestigd bleef.
In 1915 werd er genocide gepleegd op de christelijke minderheden in Turkije, ook in de regio Tur Abdin. Ongeveer zeventig procent van de Aramese inwoners van deze regio werd vermoord in 1915. Volgens de verslagen van Mor Ignatius Aphrem I Barsoum, Syrisch-orthodox patriarch van 1933-1957 en een grote geleerde van de Syrische geschiedenis van 1895-1915, werden 90.314 Aramese christenen gedood (met inbegrip van 154 priesters) en 13.350 families en 346 dorpen: ongeveer een derde van de Syrisch-orthodoxe bevolking in Zuidoost-Turkije. Velen werden vermoord, anderen vluchtten in zuidelijker richting. Hiermee werd aan het begin van de twintigste eeuw de toon gezet voor de emigratie, die in de vroege jaren zestig begon met Syrisch-orthodoxe gastarbeiders en, toen de behoefte aan gastarbeid in Nederland verdampte, in de jaren zeventig voort werd gezet met een exodus van asielzoekers vanuit Turkije.
In 1974 woonden er nog ongeveer honderdduizend christenen in de regio Tur Abdin in Zuidoost-Turkije, nu nog nauwelijks tweeduizend. Door vervolging en verdrukking zijn vele Aramese christenen gevlucht naar Amerika, Australië en Europa (met name in Zweden, Duitsland en ook Nederland). Wereldwijd zijn er ongeveer vijf miljoen Arameeërs die allen tot de Syrisch-orthodoxe Kerk behoren.
In Nederland
Hoewel de Syrisch-orthodoxen dachten in een christelijk land neer te strijken, werd al snel duidelijk dat ze in een ‘post-christelijk’ land terecht waren gekomen. De Nederlandse cultuur is christelijk geïnspireerd, maar geloof is steeds minder duidelijk aanwezig. Een beetje tegen die ‘geseculariseerde’ stroom in hebben de Syrisch-orthodoxen ook in kerkelijk Nederland hun plek gevonden.
In Nederland vestigden de Arameeërs zich aanvankelijk in de omgeving van Amsterdam en Twente, voornamelijk in steden als Hengelo, Enschede, Rijssen, Oldenzaal en Borne. In totaal telt de Syrisch-Orthodoxe Kerk nu elf parochies in Nederland met ongeveer twintigduizend gelovigen.
De Arameeërs hebben vandaag een groot aantal kerken, kloosters en verenigingen gesticht mede dankzij Weiler Aartsbisschop van Midden-Europa, Mor Yulius Yeshu Cicek. Ook zijn er veel (geestelijke en seculiere) leiders, leraren en diakenen aangesteld in de voorbije veertig jaar.
Actualiteit en oecumene
De Syrisch-Orthodoxe Kerk heeft een open oecumenische houding, niet alleen aan de top, maar ook aan de basis, onder de gewone gelovigen en onder de parochiepriesters. Die oecumene is een oude traditie, die teruggaat tot de tijd van de kruistochten, toen de Syrisch-orthodoxen positieve contacten onderhielden met alle kerken van het Midden-Oosten.
De huidige oecumene van de Syrisch-Orthodoxe Kerk wordt ondersteund door de theologische inzichten van de laatste honderd jaar. Tegenwoordig is duidelijk (met name in theologische overeenkomsten) dat de strijd voor of tegen de formulering van het Concilie van Chalcedon in feite een woordenstrijd is geweest, een misverstand over begrippen. Beide hebben hetzelfde geloof in de Godmens Jezus Christus willen uitdrukken. Dat wordt wederzijds erkend. Syrisch-orthodoxen aan de ene kant en Grieks-orthodoxen, rooms-katholieken en protestanten aan de andere kant beschouwen elkaar op dit punt als orthodox en rechtzinnig.
De Syrisch-Orthodoxe Kerk heeft een bijzondere band met de Rooms-Katholieke Kerk. Sinds een jaar of twintig ontvangen Syrisch-orthodoxen en rooms-katholieken met officiële toestemming van paus en patriarch elkaars sacramenten wanneer dat pastoraal nodig is.
Er is solidariteit gegroeid. De Nederlandse kerken hebben de Syrisch-orthodoxen geholpen in de moeilijke tijd van de asielaanvragen. Onder Nederlandse christenen is een oprechte interesse ontstaan in de fascinerende Syrische christelijke traditie, die teruggaat tot de tijd van de apostelen en een grote geestelijke erfenis nagelaten heeft aan het héle wereldchristendom.
Literatuur
W. Hage, Het christendom onder de heerschappij van de islam, in: H. Teule en A. Wessels (zie hierna)
H. Teule en A. Wessels (red.), Oosterse christenen binnen de wereld van de islam, Heerlen: Stichting OthO / Kampen: Kok, 1997
Sebastian P. Brock, De verborgen parel. De Syrisch-Orthodoxe Kerk en haar oude Aramese erfgoed, deel III, Roma: Trans World Film Italia, 2001
Johnny Shabo, De genocide op Arameeërs in het kort, Amsterdam: Brave New Books, 2018
— George Acis studeerde theologie en religiewetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen met als specialisatie Syrisch christendom.