Missionaire Waarden – een serie blogs van Peter Visser

In deze post is het woord aan Peter Visser, missionair consulent van de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hij publiceerde op de site van de CGK een serie blogs waarin hij nadenkt over missie en evangelisatie. Hij brengt Bijbelse perspectieven, theologische reflectie en Nederlandse context bij elkaar en vraagt hoe christenen gemeenschappelijk deelnemen aan Gods zending in navolging van Jezus Christus.

Als u liever de blogs een voor een leest, dan kunt u hier klikken. De titels van de blogs hieronder zijn een link naar het originele blog.

1 – Missionaire Waarden

Waarom doen we wat we doen? 

Waar komen we ons bed voor uit? Wat maakt dat iemand met plezier haar of zijn werk doet? Dat heeft te maken met wat wij belangrijk vinden – onze ‘waarden’. Als ons gedrag te vergelijken is met het puntje van een ijsberg, dan zitten onze waarden onder water. Ze zijn niet zichtbaar, maar sturen ons gedrag wel.

Uitgangspunt
Het uitgangspunt van deze blogserie is, kort gezegd, dat God in Christus door de Heilige Geest de zéndende God is. Met andere woorden: Gód is bezig met Zijn gevallen schepping om verlossing te brengen. Hij is het die Zijn Woord, Zoon, Geest en kerk gezonden heeft in deze verloren wereld. En daarom zijn zending en evangelisatie principieel een zaak van God Zelf. De kerk heeft vervolgens de roeping om te dienen in deze grote, Goddelijke beweging. Een roeping om het Evangelie met woorden én daden hoor- en zichtbaar te maken.

Dit uitgangspunt is bepalend voor het vormen van onze missionaire waarden. Als we werkelijk zien en geloven dat Gód bezig is met Zijn gevallen wereld, dat Híj het is die eeuwen geleden zendelingen stuurde om onze heidense voorouders het Evangelie te brengen, en dat Híj het is die met Zijn Woord en Geest ons generatie na generatie opzoekt, dan zal dit ook onze waarden vormen over de kerk en haar roeping, over óns en onze roeping.

Licht van de wéreld
Wanneer we zoeken naar hoe dit in de Bijbel aan de orde komt, dan stuiten we bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament op enkele belangrijke plaatsen. Christus zegt: ‘Ik ben het licht der wereld’. Wie Hem volgt, ‘zal beslist niet in de duisternis wandelen’ (Joh.8:12). De Heere zegt niet: ik ben het licht van de kérk (dat ook), maar het licht zelfs van de wéreld. Zijn komst is bepalend voor het lot van de wereld, en zelfs voor ieder mens (Joh.1:9). En omdat God Zijn Zoon in de wereld heeft gezonden, en de Heilige Geest is uitgestort door de Vader en de Zoon, is het missionaire werk in deze wereld een zaak van God Zelf.

Onze roeping
Vervolgens is het de roeping voor alle volgelingen van de Heere Jezus om op hun beurt, achter Hem aan, als reflectoren van Zijn grote licht, ‘licht te zijn’. Daarom zegt de Heere: ‘U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat uw licht zo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’ (Mat.5:14-16).

Waarden zetten ons in beweging
Wanneer we deze dingen in ons opnemen, nl. dat Gód de grote ‘Zendeling’ is, en dat wij achter Christus aan Zijn licht in deze wereld mogen reflecteren, dan vormt dat onze innerlijke overtuigingen. Er groeien in ons ‘waarden’; zaken die zo belangrijk voor ons zijn dat die ons in beweging zetten. De volgende keer meer over missionaire waarden.

2 – Een explosie van vreugde

Als ik met christenen praat over hun missionaire roeping, dan is dat niet altijd een gemakkelijk gesprek. Waar dat in zit, is vaak niet eens zo helder. Wat wél helder is, is dat we niet van de ‘zeepkist’ zijn. Het beeld van ‘missionair-zijn’ ziet er meestal zo uit: het Woord van God op straat of op de markt enigszins hinderlijk aan de orde stellen bij het winkelend publiek. En daar zien negen van de tien christenen zich toch echt niet staan, op die spreekwoordelijke zeepkist. ‘Ik ben niet zo van het praten’, hoor ik dan. ‘Laat mij maar gewoon wat dóen, de handjes laten wapperen’, wat trouwens een prachtige, diaconale gave is. Nu is het nog maar de vraag of in ons land dat vanaf de 8ste eeuw gekerstend werd, het aanspreken van voorbijgangers de enige manier is om het Evangelie aan het hart van anderen te leggen, maar daar hoop ik in een volgend blog op terug te komen.

‘Moeten’?

Voor we het weten zijn we zo in de sfeer gekomen van het ‘moeten’. We zouden ‘eigenlijk’ meer ‘moeten praten’ over de Heere Jezus tegenover onze vrienden, collega’s, buren en familieleden. Maar hoe begin je zo’n gesprek, en is dat trouwens niet erg opdringerig? Moet je anderen niet respecteren in hun manier van denken? Bovendien: ongelovige mensen begrijpen je vast niet, en stel je voor dat ze vragen stellen waarop je geen antwoord weet? Het gevolg is onbegrip en verwijdering tussen enerzijds christenen die vol vuur het Evangelie altijd en overal onvermoeibaar aan de orde stellen, en anderzijds schuchtere zusters en broeders die het aan moed en woorden ontbreekt.

‘Moet verteld worden’

Lesslie Newbigin was een zendeling uit de 20ste eeuw, die bijna 40 jaar in India als zendeling diende. Na terugkeer in Engeland trof hij een sterk geseculariseerd land aan. Internationaal kreeg hij bekendheid als missioloog en hij werd na zijn emeritaat nog stadsdominee in Birmingham, in een kerk tegenover de plaatselijke gevangenis. Hij benadrukte dat de missie van de kerk niet voortkomt uit een wettisch moeten, als een last die christenen torsen, maar uit een ‘explosie van vreugde’. In 1989 schrijft hij in zijn The Gospel in a Pluralist Society: ‘Het nieuws dat de verworpen en gekruisigde Jezus leeft, is iets dat niet onderdrukt kan worden. Het moet verteld worden. Wie kan stil blijven over zo’n feit? De missie van de kerk lijkt op de bladzijden van het Nieuwe Testament meer op de neerslag van een enorme explosie, een radioactieve fall-out die niet dodelijk is, maar leven geeft.’

Geestelijk leven

Daarmee is onze motivatie om te dienen in onze missionaire roeping een vraag, die alles te maken heeft met ons geestelijk leven (of het ontbreken daarvan). Wat zien wij in de Heere Jezus Christus? Is Hij onze ‘bruidegom’? Is Hij onze grote liefde, omdat God in Christus ons eerst heeft liefgehad? Waar de dienst aan God, het volgen van de Heere Jezus een verstofte boel is geworden, een uitgesleten gewoonte, daar zal uiteraard Gods missionaire roeping als een hinderlijke verstoring van een kabbelend kerkelijk en geestelijk leven (of geestelijke dood?) worden ervaren. Maar Christus wíl het anders en máákt het gelukkig ook anders: ‘Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat Mijn blijdschap in u zal blijven en uw blijdschap volkomen zal worden.’ (Joh. 15:11)

3 – Van acties naar relaties

Het zou zo mooi zijn: dat het net als vroeger zou gaan, in de grote opwekkingsbewegingen. Wesley, Whitefield, Edwards: ze preekten gewoon in de buitenlucht voor grote aantallen mensen en wat een bekeringen kwamen daaruit voort! Wie nu in het Jaarboek van de CGK kijkt, ziet dat er de laatste jaren ongeveer 100 personen ‘uit geen kerk’ zich bij de kerken voegen. Dat zijn er geen duizenden, maar het betekent wel dat er ook vandaag de dag nog zeer regelmatig blijdschap in de hemelen is, wanneer één zondaar zich bekeert (Luk. 15:7, 10). Het is bemoedigend om eens door oude jaarboeken te bladeren, wat dat betreft: vanaf ongeveer het jaar 2003 is er een duidelijke toename van mensen die zich bij de kerken voegen, en daarbij meestal ook de doop ontvangen.

Via mensen

Wie praat met deze mensen (deputaten evangelisatie gaven een brochure met interviews uit met toetreders, onder de titel Thuiskomen (2002)), merkt hoe belangrijk het is dat christenen echt contact, een echte relatie met hen aangaan. Tot geloof komen neemt vaak een lange voorbereidingstijd in beslag, maar het contact met een christen blijkt telkens weer een belangrijk moment in zo’n proces. ‘Dit wijst erop dat de trouw en het getuigenis van ‘gewone’ christenen in hun omgeving absoluut onvervangbaar zijn. Sterker nog, uit deze gesprekken komt naar voren dat dit in feite de enige manier is waarop deze mensen verder kwamen bij hun zoektocht. (…) Nog altijd (is het ooit anders geweest?) komt de overgrote meerderheid van zoekende mensen in aanraking met geloof en kerk via mensen in hun omgeving.’ (Thuiskomen, p.50).

‘Gewoon’

Dat maakt dat ik persoonlijk niet zoveel zie in evangelisatiewerk dat niet gericht is op het bouwen van relaties. Incidentele acties vormen geen bedding waarin contacten kunnen opbloeien tot warme relaties. Geen van de tien thuiskomers die hun verhaal in de brochure deden, noemen een georganiseerde evangelisatieactie als factor van betekenis. Het gaat meestal anders: thuiskomer Tamara werd aangesproken toen ze nieuw op school was door een christelijk meisje. Daan merkte bij het voetballen met christenen dat zij ‘iets hadden’. Petra had een gelovige buurvrouw die haar aansprak bij het uitlaten van de hond. Robert werd in de gevangenis opgezocht door een christen die zijn vrije zaterdag voor hem opofferde en thuiskomer Rakan werd als asielzoeker opgevangen en uitgenodigd voor een kerstavond door een ‘gewone christen’. Sinds 2002 is er in mijn ervaring nog niets veranderd in deze gang van zaken: ‘gewone gemeenteleden’ worden door de Heilige Geest gebruikt op een heel ‘gewone’ manier om anderen iets van het Evangelie te laten zien.

Samen

Wie de Bijbel kent, hoeft zich daar eigenlijk ook niet over te verbazen. Hoe vaak lag de Heere Jezus niet aan bij maaltijden, waar gesprekken ontstonden en mensen zicht op Hem kregen? Hoe vaak heeft de Heere Jezus niet gewoon, tijdens het wandelen door het land, mensen gesproken, aangeraakt, contact gelegd? In veel missionaire initiatieven in het land wordt die Bijbelse vorm weer toegepast: samen eten, niet alleen met je eigen kringetje, maar met een open uitnodiging naar buren, kennissen en buurtbewoners.

Vraag

Welke mogelijkheden hebben wij om, gewoon in onze omgeving, relaties te leggen met kinderen, buren, ouderen, collega’s in ons netwerk? Hoe kunnen wij gastvrij zijn, betrokken en bewogen?

4- In het gewone leven

De smid bewerkt met veel lawaai ijzer op zijn aambeeld. Naast de smederij is de herberg waar je kunt eten, drinken en slapen. Daarnaast weer een kleine stadsboerderij met wat vee en kippen. Even verderop is een plein met de grote kerk. De parochianen lopen in en uit; de priester luistert binnen naar de biecht. Op straat lopen kinderen, kippen en varkens door elkaar. Zo stel ik me het leven van een stad voor in de Middeleeuwen. Er is geen scheiding van functies, alles krioelt door elkaar.

Geen scheiding

Onze voorouders uit de Middeleeuwen stonden wat dat betreft dichter bij de mensen uit de Bijbel. De Heere Jezus wandelde door het land en kon bij wijze van spreken op één dag de menigte toespreken, wonderen verrichten, ergens aan een maaltijd aanliggen, en een tollenaar uit een boom tevoorschijn roepen.

Scheiding

In onze keurig aangeharkte samenleving is dat anders. Ons leven is in stukken uiteengevallen. Wij kennen een strikte scheiding van functies: winkelstraten, industrieterreinen, woonwijken, agrarisch gebied en afgelegen begraafplaatsen. Ook ons leven is keurig in vakjes verdeeld: tijdens werktijd dragen we werkkleding, gebruiken we vaktaal en gaan we om met onze collega’s. In privétijd dragen we gemakkelijke kleding, gaan we om met gezin, familie en vrienden en zijn we ontspannen. Misschien hebben we een hobby, dat weer een apart ‘wereldje’ vormt, misschien wel de ultieme plek om te ontsnappen aan al die andere vakjes, wereldjes en ‘bubbles’.

Onderscheid

Voor christenen komt daar nog het ‘vakje’ van de gemeente bij. Op zondag in de kerk en doordeweeks bij gemeentelijke activiteiten past weer een ander gedrag, een andere houding en kleding en een ander taalgebruik. Heel wat kerkgangers zijn ook vertrouwd met het onderscheid tussen natuurlijk en geestelijk. Het eerste gaat over het gewone, alledaagse leven. Het tweede gaat over de verhouding tot de Heere. Voor sommigen zijn dat twee werelden die ver uit elkaar liggen.

Vakjes en laatjes

Als we nadenken over onze missionaire roeping, hebben we onwillekeurig de neiging om die in één van onze vele ‘vakjes’ te stoppen. Het vakje ‘kerk’ misschien, of het ‘laatje’ van het ‘geestelijke’. Het voelt ongemakkelijk om op je werk, bij de koffieautomaat, gewoon te beginnen over je liefde tot de Heere en Zijn dienst. Dat lukt misschien nog wel wanneer je onder christelijke collega’s bent, maar buiten die christelijke ‘bubble’ wordt dat maar heel zelden op prijs gesteld.

Doorbreken

De taak waarvoor christenen staan is om de grenzen van de verschillende vakjes op te rekken, of zelfs te doorbreken. Dat vergt creativiteit, wijsheid, geduld, liefde ook voor andere mensen. Een mooi voorbeeld van zo’n benadering geeft de Engelse missioloog Michael Moynagh (te vinden op YouTube door te zoeken op ‘Discovery Bible Study’). Hij beveelt aan om collega’s, vrienden of bekenden rechtstreeks in aanraking met de Bijbel te brengen, vooral met de Evangeliën, door ze uit te dagen de woorden van de Heere Jezus in praktijk te brengen, en zo op hun werking te ‘testen’. Aanbevolen om het verhaal van Moynagh in de huiskamers met elkaar te bespreken en te zoeken naar een vorm om dit biddend ook eens te proberen!

5- Tot één lichaam gedoopt

Wie draagt eigenlijk de missionaire roeping in de gemeente? Is dat een commissie? Een evangelisatieouderling? Of zijn het een paar gedreven gemeenteleden? Maar waar is de gemeente als ‘lichaam van Christus’ zoals Paulus haar noemt dan gebleven? Missionair-zijn is roeping van de christelijke gemeente.

Wanneer je mensen uit het Midden-Oosten ontmoet, valt het meteen op: zij zijn erg gericht op hun familie. Dat merk je aan de manier waarop ze rouwen en vieren. Een Iraanse christin vertelde mij hoe dat gaat: ‘Als we iets vieren, is het belangrijk dat we elkaar meenemen in de feestvreugde. Nederlanders zitten bijvoorbeeld op een verjaardag vaak in een kringetje bij elkaar. Je praat vooral met de mensen direct naast je. Wij, Iraniërs, vinden dat eigenlijk heel saai. Want als je samen iets viert, dan moet je samen lachen en dansen. En wanneer er verdriet is door het sterven van iemand, dan moet je luidkeels je verdriet laten merken. Iedereen doet mee en maakt elkaar aan het huilen. We hoeven niet naar de psycholoog met onverwerkt verdriet; iedereen schreeuwt en huilt zich helemaal leeg.’

Dansen en klaagliederen

Ik was er wel even stil van; wat een verschil met mijn Nederlandse opvoeding! Maar ik had het kunnen weten: dit gaat over het leven in het Midden-Oosten dat we overal in de Bijbel aantreffen. De Heere Jezus heeft het over het dagelijkse leven om Hem heen, als hij zegt: ‘Wij hebben voor jullie op de fluit gespeeld, maar jullie hebben niet gedanst; wij hebben klaagliederen voor jullie gezongen, maar jullie hebben geen rouw bedreven.’ (Mat. 11:17)

‘Wat goed voelt’

Als westerse mensen zijn we door-en-door individualistisch geworden. Als er één punt is, waarop de secularisatie ons in zijn greep heeft, dan is het wel dit. Dat heeft veel te maken met de geschiedenis van de westerse wereld, waarin het ‘ik’ steeds belangrijker werd, ten koste van het ‘wij’. De Verlichting van de 17de en de Romantiek van de 19de eeuw zijn stromingen die daar erg aan bijgedragen hebben. Vooral in de Romantiek ging het erom te zoeken naar je ‘diepste zelf’ en te leven naar je authentieke, individuele gevoelens. Je kunt dat ook in de gemeente merken, als mensen veel en vaak spreken over iets dat wel of niet ‘goed voelt’. Je merkt het in interviews door journalisten, die om de haverklap vragen stellen als: ‘wat ging er door je heen?’, ‘hoe voelt dat?’, ‘wat doet dat met je?’

Lichaam met één Hoofd

In de gemeente moeten we leren denken en spreken over ‘wij’, en niet alleen over ‘ik’. Paulus schetst het beeld van de christelijke gemeente als een lichaam onder één Hoofd: Christus. De leden zijn ‘door één Geest tot één lichaam gedoopt’ (1Kor. 12:13). De delen van het lichaam hebben elkaar nodig, zonder elkaar vormen ze hoogstens een verminkt lichaam en zonder te gehoorzamen aan Christus is de gemeente een onthoofd lijk.

Oefenen in samenleven

Waarom nu zo de nadruk gelegd op dit ‘wij’? Wat heeft dat te maken met de missionaire roeping? Omdat juist het in liefde samenleven met elkaar als ‘lichaam van Christus’ naar buiten toe laat zien wat het Evangelie betekent. Dit samenleven en samenwerken verbindt leer en leven, en is natuurlijk merkbaar voor ongelovige mensen om ons heen. We hebben het misschien onvoldoende door, maar de christelijke gemeente is bijzonder! Waar vind je nog dat allerlei mensen van alle leeftijden zich oefenen in het samenleven? In een cultuur waarin ik-gerichtheid en eenzaamheid hun stempel drukken, is dat een regelrecht wonder van de Geest!

Liefde

Zo leefde de eerste gemeente ook in liefde samen, en dat straalde natuurlijk naar buiten uit: ’En allen die geloofden, waren bijeen en hadden alle dingen gemeenschappelijk; en zij verkochten hun bezittingen en eigendommen en verdeelden die onder allen, naar dat ieder nodig had. En zij bleven dagelijks eensgezind in de tempel bijeenkomen, en terwijl zij van huis tot huis brood braken, namen zij gezamenlijk voedsel tot zich, met vreugde en in eenvoud van hart; en zij loofden God en vonden genade bij heel het volk. En de Heere voegde dagelijks mensen die zalig werden, aan de gemeente toe.’ (Hand. 2:44-47)

Vraag

Uit Zuid-Amerika hoorde ik van een gemeente die een weeshuis opzette. De gemeenschap is gediend door de liefde die de gemeenteleden gezamenlijk hierin geven. Wat zou uw/ jouw gemeente voor verschil kunnen maken in de samenleving?

6- Een missie uit een stuk

Missionair zijn – er bestaan in een christelijke gemeente allerlei ideeën over. Een van de gedachten die ik nogal eens tegenkom is dat de missionaire roeping van de gemeente betekent dat wij vooral praten; het Woord moet immers klinken! Na het Woord komt er een hele tijd niets, en dan is daar ergens nog plaats voor de daad. Voor we het weten trekken we Woord en daad uit elkaar. Maar de missie van de kerk is vleugellam, wanneer er niet twee vleugels actief zijn.

Verliefd

Er zal best een hoop veranderd zijn in de manier waarop een verliefd stel met elkaar omgaat. Vroeger was dat misschien beperkt tot een voorzichtig wandelingetje in het park, pink in pink. Vandaag de dag is het misschien meer een kwestie van samen ‘chillen’. Heel vroeger heette het deftig dat de jongen het meisje ‘het hof’ maakte, minder lang geleden noemde je het ‘verkering’, en nu hoor ik jongeren praten over hun ‘relatie’. Wat er ook veranderd is: een ding blijft hetzelfde, en dat is dat je kunt zien wanneer een stel iets met elkaar heeft. Je ziet het aan hun lichaamstaal, de manier waarop ze samen lopen, oogcontact zoeken. Het ene stel is er goed in om elkaar te bedelven onder mooie en lieve woorden (vroeger briefjes, nu appjes). Het andere stel heeft niet zoveel woorden nodig. Hoe dan ook: de liefde spreekt haar eigen taal, ook zonder woorden.

Roeping

Wat vanzelfsprekend is in de liefde, ligt als het om de missionaire roeping betreft opeens een stuk ingewikkelder. Gemeenteleden die ik spreek, voelen zich onder druk gezet: ze hebben het idee te moeten praten over de Bijbel tegen vreemde mensen. Maar wat moet je zeggen? En wat als die ander er niet op zit te wachten? Of als hij opeens te moeilijke vragen stelt, wat dan?

De liefde

Maar is het nu niet beter om te beginnen bij de liefde, de liefde van Christus en tot Christus? De liefde spreekt zonder woorden. De liefde ziet wat nodig is, zij dient en zorgt. Ik denk aan Dorkas uit Handelingen 9. Er staat dat zij een discipelin is in vers 36. Zij wandelt dus met de Heere Jezus, is in de leer bij Hem, zoals eens Petrus, Jakobus en Johannes. Daaruit komt de liefde bij haar voort. Zij kent de mensen om haar heen. Geeft giften aan wie het nodig heeft. Maakt kleding voor de weduwen die armoede lijden. Haar daden spreken! Wanneer zij ziek wordt, sterft maar wonderlijk ook weer opgewekt wordt, komen veel mensen in haar stad Joppe tot geloof.

Woord en daad

Het staat er niet bij, maar Dorkas zal vast ook wel gesproken hebben over het Evangelie. Echter, in haar levensbeschrijving krijgt de daad alle nadruk. In de taal van het Oude Testament is daar een woord voor: dabar. Het betekent zowel woord als daad. Waar in de theologie wordt nagedacht over missionair-zijn heet dat ‘integrale missie’. De kerk is diaconaal en evangeliserend bezig, met woord-daden en daad-woorden.

Ook als gemeente

Ik ben ervan overtuigd dat veel christenen op allerlei manieren zo met-ter-daad de Heere dienen, gewoon in de dagelijkse gang van de dingen. Maar waar we als kerken in Nederland nog niet zo goed in zijn, is om heel bewust en gericht als gemeente, dus niet als eenlingen, maar met elkaar, Woord en daad te verbinden.

De kerk staat erom bekend

Nu is het vaak zou dat kerken bestaan uit individuen die hier en daar een woord spreken of een daad stellen, vaak anoniem, soms bijna stiekem, alsof het licht niet op de kandelaar moet schijnen, maar onder de korenmaat moest staan. Maar wat zou het bijzonder zijn wanneer een kerk bekend stond in dorp of stad als een gemeenschap, een samenhangend lichaam van Christus, dat werkelijk een verschil maakt in de samenleving. Als een plek van licht waar de liefde bloeit!

Praktisch

Hoe dat er praktisch uitziet, zal verschillen per gemeente en per context. De ene kerk vindt een roeping in de zorg voor migranten in de stad, de andere voor ouderen in de wijk. De derde kerk biedt een veilige plek voor de kinderen in een probleemwijk, de volgende gemeente biedt cursussen aan voor de hele Vinex-wijk, gericht op echtparen die willen investeren in hun huwelijk. Wie doorvraagt naar het waarom krijgt het met liefde te horen: omdat wij leerlingen van Jezus Christus willen zijn. Hem volgen maakt een verschil van dag en nacht! Hij is de liefde van mijn hart. Zo gaat het met de missie van de kerk: op de vleugels van Woord en daad, daad en woord.

7- Met lichaam en ziel

Als in de samenleving het gaat over de missionaire roeping van de kerk, dan heet dat nogal eens schamper ‘zieltjes winnen’. Wanneer politieke partijen of commerciële bedrijven hun best doen om hun boodschap uit te dragen, is daar kennelijk niets mis mee, maar wanneer de kerk in het openbaar spreekt over haar Heere Jezus Christus, dan is dat opeens verdacht. Dat gepraat over ‘zieltjes winnen’ geeft meteen aan dat ‘de wereld’ daarbij vooral denkt aan het gééstelijke aspect van de mens: de ziel. En laat dat nu ook de gedachte zijn die ik in de kerk tegenkom… De laatste aflevering van deze reeks over missionaire waarden gaat over de missionaire gerichtheid op de héle mens: ziel én lichaam.

In de Bijbel anders dan in de Griekse filosofie

Kerkgangers die in de traditie van de Reformatie en de Nadere Reformatie staan, zijn vertrouwd met het spreken over de ziel. Daar gaat het in de Bijbel immers ook vaak over. De wereld winnen, maar schade lijden aan je ziel, betekent in het verband van Mark. 8:36 verloren gaan.

Toch is het goed om vast te houden dat ‘ziel’ in de Bijbel niet hetzelfde is als de geestelijke en eeuwige ‘component’ van het mens-zijn. Zo is het wel vanuit de Griekse filosofie in ons denken terecht gekomen. De ziel is bij de Grieken het eeuwige levensbeginsel in de mens dat ‘gevangen’ zit in het lichaam. Bij het sterven raakt de ziel verlost van haar ‘verpakking’ en kan zij opstijgen naar haar oorsprong: het goddelijke oerbeginsel. Maar dat is dus heidens denken.

In de Bijbel betekent ‘ziel’ veel meer het gehele ‘ik’, met huid en haar, en niet alleen de ‘geestelijke kant’ van ons mens-zijn. Als het in Gen. 46:18 gaat over het baren van ‘zielen’, dan is wel duidelijk dat dat om complete baby’s ging die geboren werden, en niet om een soort geesten! En als de schrijver van Psalm 69:11 het heeft over zijn ‘ziel’ die vast tijdens de rouw die hij bedrijft, dan is duidelijk dat hij geen ‘spiritueel vasten’ bedoelt, maar gewoon dat hij niet eet.

Enige troost

Het is in dit verband goed om ook even te luisteren naar het begin van de Heidelbergse Catechismus. Als daar gevraagd wordt naar uw en jouw enige troost in leven en sterven, dan is het antwoord dat ik met ‘met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven’ niet van mijzelf ben, maar het eigendom van mijn trouwe Zaligmaker Jezus Christus.

Ook hier is dus beleden dat het Evangelie van Christus niet beperkt is tot de ‘ziel’ als de geestelijke kans van ons mens-zijn, maar dat verlossing inclusief het ‘lichaam’ is. Het grote bewijs dat het God om de verlossing van de héle mens gaat, is dat Christus op het Paasfeest, niet ‘geestelijk’ maar lichámelijk is opgestaan. Zelfs heeft Hij, om dat te bewijzen aan Zijn leerlingen, lichamelijk gegeten om de gedachte weg te nemen dat Hij een soort geestverschijning zou zijn (Luk. 24: 36-43).

Missionaire partners

Wat betekent dit nu voor onze missionaire roeping? Ik denk onder andere dit: als het Evangelie betekenis heeft voor lichaam én ziel, zouden evangelisatieouderlingen en diakenen dan ook niet veel meer moeten samenwerken als ‘missionaire partners’? In veel kerken heerst de gedachte, en in elk geval is het de praktijk, dat evangelisatie en diaconaat niet zoveel met elkaar te maken hebben. Diaconaat is vaak intern gericht (de eigen gemeente) of op de verre naaste in bijvoorbeeld rampgebieden. Maar zouden kerken en kerkleden niet in hun omgeving niet én diaconaal en evangeliserend naar buiten kunnen treden?

In heel wat kerken hoor ik dan zeggen: maar onze plaatsgenoten hebben het goed, die zitten niet te wachten op de diaconie. Maar als we diaconaat nu eens breder opvatten? Zeker, diaconaat gaat over dagelijks brood, inkomen, kleding en praktische hulp. Maar hebben diakenen (letterlijk: ‘mensen die dienen) ook geen rol in de toerusting van de gemeente tot dienstbetoon (Ef. 4:12)? En is er in onze samenleving, dus ook buiten de kerk, geen grote behoefte aan allerlei dienstbetoon? Wie kijkt er om naar ‘hangjongeren’ en (ook dat komt voor) ‘hangouderen’? Wie kijkt om naar kinderen die wel een huis maar geen thuis hebben omdat hun ouders er niet voor hen zijn? Wie heeft oog voor de hoogopgeleide hardwerkende mensen die al jong in een burn-out terecht komen? Wie heeft oog voor geïsoleerde migranten op hun flatjes?

Lichaam en ziel dus

Wat ik voor ogen heb ik het voorbeeld van de Heere Jezus: Hij maakte de zorg voor lichaam (brood) en ziel (verkondiging) niet los van elkaar. Bij Hem was het een volmaakte eenheid, tot in het gebed toe dat Hij ons leerde: ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ (het lichaam), ‘en vergeef ons onze zonden’ (het geestelijke leven).