Uitzending als wederkerig leerproces: een (on)haalbaar ideaal?

Er worden nog altijd veel mensen uitgezonden, maar er worden steeds meer mensen ‘zuid-zuid’ of ‘zuid-noord’ uitgezonden dan ‘noord-zuid’. Er bestaat ook een spanningsveld tussen ‘geven’ en ‘ontvangen’. Hoe ziet dat geven en ontvangen eruit? Als een wederkerig onderling leerproces? Is wederkerigheid wel bereikbaar of is het vaak een utopie? Een onderzoeksverslag van een NZR-studiedag met Hans de Wit die een aanzet gaf voor verder gesprek en diepere doordenking.

In september 2014 organiseerde de Nederlandse Zendingsraad een studiedag over ‘Uitzendingen’. Op die dag werden er een aantal trends gesignaleerd, spanningsvelden in het uitzendbeleid. Er is een verschuiving van aandacht voor zendingswerkers naar de missionaire taak van de lokale kerk. Verschillende organisaties zijn sinds enige tijd gestopt met het uitzenden van mensen, de aandacht is gericht op het financieren van projecten en programma’s. In oecumenische relaties is men op zoek naar een antwoord op de vraag ‘wat is missie?’. 

In vervolg op deze studiedag belegde de Nederlandse Zendingsraad op 26 juni dit jaar een ontmoeting met als thema: ‘Uitzending als wederkerig leerproces: een (on)haalbaar ideaal?’, waarbij professor dr. Hans de Wit was uitgenodigd om een aanzet te geven tot een gesprek. Hans de Wit is emeritus bijzonder hoogleraar contextuele theologie (Dom Hélder Câmara leerstoel aan de Vrije Universiteit in Amsterdam). Hij heeft in de jaren tachtig als uitgezonden medewerker in Chili negen jaar gewerkt aan een theologische opleiding. 

Voor deze studiedag was Hans de Wit gevraagd terug te blikken naar een rapport geschreven door een commissie in 1998, het rapport te evalueren en te reflecteren op het thema ‘Wederkerigheid’ als taak van zending en zendingswerker. De commissie ‘Wederkerigheid en Uitwisseling’ werd in 1995 in het leven geroepen als een van de eerste commissies van de Verenigde Protestantse Kerk in Nederland. Het rapport in 1998 door deze commissie uitgegeven droeg als titel: ‘Nieuwe Wegen voor Zending en Werelddiaconaat: Wederkerigheid en Uitwisseling’.

Context van ‘Nieuwe Wegen’

Grote zendingsconferenties na de Tweede Wereldoorlog benadrukten: ga bij elkaar op bezoek. Dat, zo was de constatering in de jaren negentig, werd dan ook gedaan en men sprak van ‘een nieuwe missionaire situatie, een paradigmaverandering’ die op verschillende manieren onder woorden werd gebracht, waaronder: ‘van expansie naar communicatie’; van ‘monoloog naar dialoog’; van het ‘tot christen maken van de niet-christelijke wereld’ naar ‘zending in zes continenten’; van ‘universeel naar contextueel’.

Er werd gesproken over gerechtigheid, bevrijding, inculturatie, interreligieuze dialoog, nieuwe partnerschappen. Kerken overzee werden niet meer gezien als de jonge boom, maar als een bron waaruit te putten is, kerken (uit het Zuiden) zonden zendingswerkers naar het Noorden. Er stonden nieuwe thema’s op de agenda, aangereikt vanuit emancipatie-theologieën en naar aanleiding van de confrontatie met nieuwe liturgische vormen. Ook dwongen derdewereld-theologieën westerse theologen naar het eigen contextuele gehalte van de theologie te vragen.

Het rapport beschreef uitvoerig de grote veranderingen in het Zuiden en in het Westen. Er was een nieuwe verhouding kerk-maatschappij en dat wat we als kerken of christenen in onze maatschappij behoren te doen was er niet eenvoudiger op geworden. De verlegenheid over wat door kerken in de westerse cultuur gedaan moet worden was onder andere het gevolg van een bijziendheid, een onvermogen de eigen samenleving in mondiaal perspectief te zien. Het maatschappelijk engagement zou een nieuwe invulling kunnen krijgen door contact met het Zuiden en dus door Wederkerigheid en Uitwisseling (WeU). 

In 1998 werd nog weinig onderzoek gedaan (empirisch, op grond van ervaringen) naar multiculturaliteit en oecumenisch leren.

Orde scheppen

De opdracht voor de commissie was pragmatisch: er moest orde geschapen worden in de veelheid van uitwisselingen. Er waren veel valkuilen: financieel, toerisme, slechte voorbereiding. De commissie werd gevraagd onderzoek te doen, aan theorievorming te werken en effecten van wederkerigheid en uitzending te evalueren. De commissie zou duidelijk moeten maken wat uitwisseling kan bijdragen aan het verbreden van het draagvlak voor Zending en Werelddiaconaat in de plaatselijke kerken. Daarbij zal ze moeten schetsen aan welke voorwaarden uitwisseling moet voldoen, wil deze ook wederkerigheid bevorderen.

Uitwisseling en wederkerigheid werd door de commissie als volgt gedefinieerd: ‘Onder uitwisseling werd verstaan: al die activiteiten die in missionair of diaconaal kader plaatsvinden en te maken hebben met bezoeken over en weer.’ Wederkerigheid is een kwaliteit, waaraan goede uitwisseling voldoet. Er valt dus te spreken over ‘wederkerigheid in uitwisseling’.

Bijbels-theologisch fundament 

De Bijbel is zelf een product van Israëls voortdurende ontmoeting en confrontatie met omringende culturen. Ook is er een voortdurend intern gesprek. De vorming van de Schrift is dus een proces geweest, dat zonder dialoog, uitwisseling, wederkerigheid en leren van anderen in andere contexten ondenkbaar was geweest.

De korte bijbels-theologische verkenning in het rapport ‘Nieuwe Wegen’ maakt het belang van het onderlinge gesprek over geloof en God duidelijk. Over God spreken doe je met elkaar. Samen weten we meer van God. Over God spreken doe je ook met het oog op de concrete geschiedenis en de werkelijkheid waarin je leeft. In dat onderlinge gesprek kijk je vooral naar misstanden, ongelijkheid, armoede, geweld dat mensen mensen aandoen. Zo zal de worsteling om de waarheid inhoud krijgen. Uit onderzoek bleek dat velen in de lokale gemeenten worstelden met het geloofsgesprek met de overzeese zuster en broeder te voeren en een plaats te geven in het gemeenteleven. Zending en Werelddiaconaat kan de plaatselijke gemeente helpen het mondiale perspectief op de werkelijkheid te zien, men maakt deel uit van de wereldkerk. Het kan ook helpen om de gemeente missionair te activeren. 

Wederkerigheid in uitwisseling gaat over het gesprek, over luisteren; het is geen verhoor, therapie of toerisme. Het staat in het teken van de mondialisering, het aankaarten van wat de oorzaken zijn van de asymmetrie, het leren van de context van de ander, het levensverhaal van de ander als boodschap aan ons. Het geloofsperspectief is elementair in dit contact en maakt het verschil tussen ‘gewone’ derdewereld-groepen en wederkerigheid en uitwisseling.

Aanbevelingen

Het rapport formuleerde een groot aantal aanbevelingen met betrekking tot de status van lokale ZWO commissies (Zending, Werelddiaconaat en Ontwikkelingssamenwerking) en landelijke organen, beleid, de rol en taken met betrekking tot wederkerigheid en uitwisseling en er werd aanbevolen een proefperiode van vijf jaar te nemen om het accent op wederkerigheid en uitwisseling maximaal te versterken. Met betrekking tot wederkerigheid en uitwisseling werd een beroep gedaan op studenten en docenten aan theologische faculteiten om plaatselijke kerken te ondersteunen. Er werd speciaal gedacht aan jongeren in Samen-op-Weg-kerken. En wederkerigheid en uitwisseling werd aanbevolen als vorm van gemeentetoerusting. Er werd in de aanbevelingen gedacht aan de partners overzee, aan toetsen waaruit de relatie inhoudelijk gezien bestaat, en aan bovenplaatselijke verbanden.

Terugblik 

Het rapport was wel erg sociaal-economisch en weinig spiritueel. Er stonden weinig ervaringen in van waar en hoe de geloofsverdieping plaatsvond. ‘Nieuwe Wegen’ was niet gericht op de missionaris maar op de gemeente; het was een boodschap voor plaatselijke ZWO-commissies en kerken. Positief is echter de bijbels-theologische onderbouwing en de definities van ‘wederkerigheid’ en ‘uitwisseling’ zijn adequaat. Het rapport was profetisch, bijvoorbeeld over de aanwezigheid van de ander; sindsdien alleen maar geïntensiveerd. De contextbeschrijving staat voor een belangrijk deel nog overeind. In het rapport kwam de ontmoeting met migrantenkerken of moslims echter nauwelijks voor.

Opdracht

De afgelopen twintig jaar is het aantal interculturele ontmoetingen enorm toegenomen. Wederkerigheid moet daarom als opdracht gezien worden. Je gaat niet een huis binnen en vertelt mensen hoe ze tot geloof moeten komen en hoe te leven, maar: 

‘Als je bij iemand in huis komt, zeg dan eerst: “Vrede aan dit huis.” Woont daar een vredelievend mens, dan zal jullie vrede op hem rusten; zo niet, dan zal die naar jullie terugkeren. Blijf in dat huis en eet en drink wat men je aanbiedt, want de arbeider is zijn loon waard. Trek niet van het ene huis naar het andere. Als je in een stad komt waar men je ontvangt, eet dan wat men je voorzet’ (Lukas 10:5-8, Willibrordbijbel).

Stellingen 

Hans de Wit lardeerde zijn lezing op de NZR-studiedag met acht stellingen. Deze zijn als nadenkertjes verspreid door dit nummer van TussenRuimte opgenomen.

Stelling 1

Bijbels-theologisch: openbaring leeft van wederkerigheid en uitwisseling. Wederkerigheid, ontmoeting en groei zijn constitutief voor openbaring, zowel toen voor het ontstaan de Schrift als tegenwoordig. Cross-culturele processen zijn een centraal kenmerk voor het verspreiden van het christendom. Het Nieuwe Testament is ook product van die momenten van grensoverschrijding en wederkerige ontmoeting met de ander. 

— Piet Both werkte tot voor kort voor Leprazending en is redactielid van TussenRuimte