Terugblik
Toen ik in juli 1994 voor het eerst in Afrika kwam, was Zimbabwe een relatief welvarend land. Zeker voor Afrikaanse begrippen. ‘De graanschuur van zuidelijk Afrika’ heette het zelfs. Onderwijs en gezondheidszorg waren hoog ontwikkeld en stonden ook internationaal goed aangeschreven.
In Malawi waren er in mei net voor het eerst vrije democratische verkiezingen gehouden en breed in de samenleving proefde je nieuwe hoop: we gaan de goede kant op en de toekomst voor onze kinderen zal beter zijn dan de onze.
In Nairobi maakte ik datzelfde jaar een inspirerende vergadering mee van christelijke organisaties gericht op hulpverlening aan Zuid-Soedan. Het raakte me dat – midden in de burgeroorlog die ook toen al jaren gaande was – de aanwezige Soedanese kerkleiders buitengewoon hoopvol waren. Vol vuur verwees een aanwezige bisschop naar de geschiedenis van Jozef die als onderkoning Egypte van de hongerdood redde. ‘Net zoals destijds in Egypte zullen ook de zeven magere jaren voor Soedan eens tot het verleden behoren en zal Soedan een graanschuur worden voor ons continent. De eerste tekenen zijn er al, want de kerken groeien en God is bezig met ons land.’
Onder de armoedegrens
Dat de kerken in sub-Sahara Afrika sterk zijn gegroeid in de afgelopen twintig jaar staat buiten kijf. Afrika wordt inmiddels wel het ‘meest christelijke continent’ genoemd. Nieuwe kerkgebouwen, van presbyteriaans tot pentecostal, schieten als paddenstoelen uit de grond. Het aantal predikers en zelfbenoemde bisschoppen en profeten ook. Het welvaartsevangelie, ‘Prosperity Gospel’, overgewaaid vanuit Amerika, verslaat zijn miljoenen: ‘Als je gul geeft aan de dienst van God, zul je niet alleen geestelijk maar ook materieel gezegend worden.’ Die boodschap valt vaak in goede aarde in het nog steeds door armoede getekende Afrika.
Zimbabwe, Malawi, Soedan, Ethiopië, Somalië, Congo … in veel Afrikaanse landen gaat het helaas nog niet zo heel goed met het terugdringen van de armoede. Gelukkig zijn er ook positieve voorbeelden zoals Rwanda en Mozambique, om er maar twee te noemen. Wat je toch moet constateren, is dat, generaliserend gesproken, de rijken steeds rijker worden en de armen juist steeds armer. Naast een kleine rijke – soms schatrijke – Afrikaanse bovenlaag en een beslist ook toegenomen middenklasse, is er nog steeds een ontzettend grote groep die leeft beneden de absolute armoedegrens van 1,9 USD per dag.
Somber verhaal?
Wordt dit niet een heel somber verhaal? Wat kun je hierin nu betekenen als relatief kleine zendingsorganisatie met op de keper beschouwd slechts een handjevol zendingswerkers in dat immense continent?
Nee, ik ben beslist niet somber geworden over Afrika. Integendeel, ik heb al die jaren zo ontzettend veel mooie en toegewijde mensen ontmoet. Zowel Afrikaanse collega’s als uitgezonden werkers. Mensen die vanuit liefde voor Christus echt iets over hebben voor de arme en kwetsbare medemens. Onbaatzuchtig, liefdevol, zich uitstrekkend naar mensen in nood. Lichtdragers, noem ik ze zelf, mensen met een lampje op hun rug: ze zien het zelf niet, maar ze verspreiden licht en liefde.
Voorbeelden uit de praktijk
Laat ik een paar voorbeelden noemen ter illustratie: uit Zimbabwe, Malawi en Soedan. Maar het zou natuurlijk net zo goed in Kenia, Mozambique of Ethiopië, of waar ook, kunnen zijn.
Aidsepidemie
Toen de afgelopen decennia de aidsepidemie volop zijn verwoestende werk deed, waren er Zimbabwaanse oma’s en vrouwengroepen die zich het lot aantrokken van de talloze weduwen en wezen. En zendingswerkers wisten zich geroepen om hun carrière in Nederland op te geven, of tenminste voor langere tijd te onderbreken, om de armen, kwetsbare zieken, weduwen en wezen te helpen. Met medische hulp en voedsel, maar ook met zorg en liefde.
In het zendingsziekenhuis op Morgenster werd het ‘poor people fund’ geboren, zodat ook mensen die het onmogelijk konden betalen, medische hulp kregen. In dorpen waar nauwelijks medische voorzieningen waren, werd samen met de kerk een basisgezondheidszorgprogramma gestart met verwijzingsmogelijkheid naar het ziekenhuis. Kinderen van arme ouders kregen schoolmaterialen, zodat ze toch naar school konden gaan.
Heeft dit de armoede in Zimbabwe wezenlijk teruggedrongen? Nee, niet echt, maar talloze mensen zijn zo letterlijk van de dood gered en kregen ook weer toekomstperspectief.
Gezondheidsprogramma’s
Ook in Malawi en Soedan zijn basisgezondheidsprogramma’s opgezet. In soms afgelegen, straatarme, gebieden waar vaak nauwelijks enige medische voorzieningen zijn. Ik heb gezien hoe toegewijde Malawiaanse verpleegkundigen de zieken thuis opzochten. In vaak schamele hutten in afgelegen dorpjes medicijnen en pijnstillers verstrekken, maar ook biddend en troostend aanwezig zijn. Ook hier hebben zendingswerkers vaak een waardevolle rol mogen vervullen: deskundigheid ingebracht, mensen getraind en gemotiveerd, middelen verstrekt.
School en werkplaats
Ik moet ook denken aan dat blindenschooltje, ergens een beetje achteraf. Verwaarloosd, gebrek aan fondsen en mede daardoor gebrek aan goed personeel en dus ook aan goed onderwijs. Met aandacht, liefde en inzet van een zendingswerker uit de buurt, steun vanuit de kerk en wat fondsen van buiten, kon het geheel weer op de rails worden gekregen.
Of aan die werkplaats waar oudere aidswezen een opleiding konden volgen tot timmerman en na voltooiing van de opleiding een complete gereedschapskist meekregen om zo hun eigen werkplaats te kunnen beginnen en hopelijk zo in hun eigen levensonderhoud te kunnen voorzien.
Zijn dit de wereld spectaculair veranderende projecten? Nee, niet echt. Maar voor de mensen in kwestie zijn het projecten en initiatieven die echt een verschil maken. Er wordt zorg en perspectief geboden aan kwetsbare mensen die anders echt geen hulp zouden ontvangen.
Nooit gewoon
Zendingswerkers worden allemaal en vaak heel direct geconfronteerd met de gevolgen van armoede. Bedelaars en mensen met honger staan voor de deur of ernstig zieke mensen die dringend medische hulp nodig hebben. Er zijn collega’s die ziek worden en de ziekenhuisrekening niet kunnen betalen. Ouders die het schoolgeld voor de kinderen niet hebben. Familieleden die de begrafeniskosten niet kunnen opbrengen …
De lijst is bijna oneindig. Eenvoudige oplossingen zijn lang niet altijd voorhanden. Armoede blijft schuren, want je kunt gewoonweg niet iedereen helpen.
Het is dan ook belangrijk dat armoede nooit gewoon wordt; dat het blíjft knagen en schuren. Dat er creatief gezocht blíjft worden naar oplossingen, maar vooral ook dat de naaste in nood gezien blíjft worden. Het diaconale programma van de GZB heet ook niet voor niets: ‘10:17’ (‘en uw naaste als uzelf’, Lukas 10:27).
Aangescherpte visie op diaconaat
Vanuit de visie dat getuigenis en dienstbetoon (Woord en daad) een eenheid vormen, is de GZB als zendingsorganisatie de afgelopen jaren structureel betrokken geweest bij de steun aan diaconale activiteiten van kerken en gemeenten. Samen met de kerk zijn er zo, mede met inzet van zendingswerkers, in de loop der jaren programma’s opgezet voor juist die mensen die geen helper hadden, is er noodhulp verstrekt in tijden van voedselschaarste en acute hongersnood, is er gezocht naar beter onderwijs voor kwetsbare kinderen en jongeren.
In situaties waar de jonge kerken hard zijn gegroeid, zoals in Latijns-Amerika en Afrika kan de christelijke kerk daadwerkelijk laten zien wat het betekent om een discipel van Jezus Christus te zijn. Maar ook in gesloten landen in Azië en het Midden-Oosten biedt dienstbetoon een goede ingang om de liefde van Christus zichtbaar te maken en biedt het een aanknopingspunt om het Evangelie te delen.
In het nieuwe GZB-beleidsplan staat – meer dan voorheen – het bereiken van de meest gemarginaliseerden in de samenleving vanuit de lokale gemeente centraal. Dit vanuit de gegroeide visie dat er binnen de christelijke gemeente plaats is, of moet zijn, voor iedereen. Juist daarom moet de gemeente omzien naar mensen die nergens anders een plek hebben. De gemeente als lichtplek rondom het kruis: ‘Gij zijt het licht der wereld’!
Concreet gaat het dan om mensen die in extreme armoede leven, zieken, vergeten ouderen, kansarme kinderen, gehandicapten of verslaafden. Nieuw is ook dat het bij gemeentediaconaat niet alleen gaat om het bereiken van gemarginaliseerden en het lenigen van hun nood, maar ook om juist hen te betrekken bij de gemeente. De christelijke gemeente kan hierin een voorbeeld zijn voor de gemeenschap als geheel. Een wenkend perspectief waaraan het waard is te werken!
Ten slotte
In zijn boek Dark Star safari laat de vaak cynische Paul Theroux zich nogal kritisch uit over allerlei westerse hulpverleners met hun fraaie four-wheel drives. Met opvallend veel respect en zelfs expliciete bewondering daarentegen schrijft hij over een verpleegster van de zendingspost in Livingstonia in Noord-Malawi, die daar samen met haar man al zevenentwintig jaar woont. Zelf ontmoette ik deze prachtige, toegewijde en eenvoudig levende mensen destijds ook.
Omdat Theroux zelf zo weinig vooruitgang in Malawi constateerde, vraagt hij haar of ze zich nooit afvraagt wat hun werk voor zin heeft. Het antwoord dat Theroux noteert is veelzeggend: ‘Ze zei, met iets dat leek op een aarzeling, maar in werkelijkheid een uitspraak vol kracht was: “Het is … alleen maar … het ontsteken van een kaarsje”.’
Verwachten we dat hiermee de armoede over twintig jaar verdwenen zal zijn? Nee, dat zou erg hoogmoedig zijn. Maar we zijn wel blijvend geroepen ons in te zetten voor onze naaste in nood. Voor mezelf is Psalm 146 daarbij altijd een leidraad en inspiratiebron. We mogen werken zolang het dag is met de hulp van en in navolging van onze God, de Schepper van hemel en aarde, die de onderdrukte recht doet, de hongerige brood geeft en de wees en de weduwe staande houdt.
Literatuur
GZB, ‘Veelkleurige Kerk. Het Evangelie voor iedereen’, GZB-Beleidsplan 2017-2021
Paul Theroux, Dark Star Safari, een reis van Cairo naar Kaapstad, Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2003, blz. 332
— Arie van der Poel was van 1994 tot 2016 regiocoördinator voor sub-Sahara Afrika bij de GZB. Momenteel is hij regiocoördinator voor het Midden-Oosten en Centraal-Azië.