Vier lessen die ik (opnieuw) leerde bij de NZR

Een jaar lang mocht ik het team van de Nederlandse Zendingsraad (NZR) versterken op
het gebied van communicatie en publiciteit. Het was voor mij erg boeiend om mijn werk
als gemeentepredikant in Nederland te verbinden aan thema’s die binnen de NZR
spelen. Hieronder deel ik vier lessen die ik (opnieuw) mocht leren bij de NZR.


Zending vormt het hart van kerk-zijn
Zending is niet iets extra’s voor enthousiastelingen die zich geroepen voelen om de
wereld in te trekken met het evangelie. Zending is de opdracht van de hele gemeente,
van alle christenen, iedereen. We zijn allemaal, in navolging van de Heer, geroepen en
gezonden in de wereld. Om goed nieuws te brengen in een wereld in nood. Anders
gezegd: de kerk is intrinsiek missionair. In de internationale Lausannebeweging wordt
het als volgt uitgedrukt: ‘Evangelization requires the whole church to take the whole
gospel to the whole world.’ De kerk staat of valt bij het uitvoeren van haar missionaire
opdracht. Daar waar het missionaire élan verbleekt, houdt de kerk op kerk te zijn.


Er is niet één manier van zending
Zending is participeren in Gods missie. Dit participeren kan echter op talloze manieren
ingevuld worden. De verschillende zendingsbenaderingen die er zijn – zeker ook binnen
het netwerk van de NZR – sluiten elkaar niet uit, maar zijn eerder complementair.
Zending gebeurt in de vorm van uitwisseling en wederkerigheid, theologische
opleidingen en conferenties, werken van barmhartigheid en naastenliefde, zorg voor
schepping en klimaat, opstaan tegen allerlei vormen van onrecht en uitbuiting. En ja,
ook nog steeds door middel van evangelieverkondiging. Telkens weer wordt de kerk
uitgedaagd om, met oog op de eigen context, het goede nieuws te vertolken. Door zelf
goed nieuws te zijn – in woord en daad.


De wereldkerk kan ons vrijmoedigheid leren
In de Nederlandse kerkelijke context kom je regelmatig verlegenheid tegen rond het
begrip ‘zending’. Hebben we die tijd niet gehad? Is dit niet een vorm van neokoloniale
bemoeienis? Hier speelt ook nog een andere vraag mee: welk goed nieuws delen we
dan? Wat is voor ons het evangelie van Jezus Christus? Weten we zelf nog wel waarvoor
we staan? Voor veel buitenlandse kerken en christenen lijken deze vragen minder te
spelen. Zij kunnen ons helpen om de verlegenheid voorbij te gaan. Zending hoeft niet per
se gelijk te staan aan kolonialisme en dwang. En ook betekent zending nadrukkelijk niet,
dat je alles begrijpt over God en zijn plan. Het is simpelweg getuigen van de hoop die in
ons leeft (1 Petr. 3:15). En het hebben van hoop lijkt me niet iets om je voor te schamen.


Wederkerigheid is de grootste uitdaging
In het verlengde hiervan denk ik dat het thema wederkerigheid een van de belangrijkste
uitdagingen is voor de kerk in Nederland in relatie met de wereldkerk. Staan we open
voor wat een ander ons te zeggen heeft? Zijn we werkelijk bereid om te luisteren en te
leren? Zendingsorganisaties vragen rapporten en verslagen op van hun buitenlandse
partners. De financiële, materiële en personele steun vanuit Nederland moet immers
verantwoord worden. Andersom gebeurt dit niet of nauwelijks. Wanneer moeten wij ons
verantwoorden voor de keuzes die gemaakt worden? Hoe vaak laten we bij ons in de
keuken kijken? Of wanneer komt een buitenlandse docent een periode bij ons lesgeven?
Met andere woorden: hoe vertaalt de (vaak beleden) wederkerigheid zich in concreet
beleid? Mijn indruk is dat Nederlandse kerken en zendingsorganisaties op dit punt nog
heel wat stappen te zetten hebben.


Wouter van Veelen