‘Vertel de wereld wat hier gebeurt’

Oorlogsverhalen zijn van alle tijden, al worden ze niet altijd gehoord. Ruimte geven aan die verhalen van geweld, leed, verdriet en intimidatie blijkt helend. Het op schrift hebben van verhalen over wat oorlog met onschuldige mensen doet, is een belangrijk ‘wapen’ om de internationale gemeenschap in beweging te zetten. Zo kan een einde gemaakt worden aan geweld tegen gewone mensen, tegen gewone vrouwen.

‘Doe die televisie uit! Ik wil geen stampende soldatenlaarzen horen!’ Mijn moeders stem klonk ongrijpbaar paniekerig. Ze had de oorlog meegemaakt. Die hing als een soort mist in het huis. Het hoorde erbij. Ik vroeg er wel eens naar, maar dat mocht niet. Het deksel mocht niet van het vat vol herinneringen. Pas later, veel later, kwam er een begin aan de verhalen.

‘Jij vroeg ernaar en ik heb het opgeschreven. Ik kon er niet van slapen, maar hier is het.’ Samuth, mijn Cambodjaanse vriendin, gaf me een stapel papieren. Het was haar verhaal over de Pol Pot-periode. ‘Maar nu is het klaar! Wij denken niet aan vroeger. Dat is te pijnlijk.’ En toch luchtte het op.

Zelf liep ik rond in Cambodja gedurende de oorlog en hield jarenlang mijn mond. Mijn verhaal was niet belangrijk genoeg, vond ik, en bovendien woonde ik nou toch weer hier… Eindelijk erover vertellen voelde als een diepe bevrijding.


Oorlogsverhalen van vrouwen zijn van alle tijden. Althans, dat zou je denken. In werkelijkheid heeft de geschiedschrijving zich veelal gericht op de veldslagen, het hoorngeschal of de tactische en politieke manoeuvres. Of op de heldendaden van het verzet. Verhalen van vrouwen, zeker van gewone vrouwen die gezinnen draaiend hielden of in het diepste geheim ‘gewone’ verzetsdaden verrichtten, zijn nauwelijks gehoord, laat staan op schrift gesteld.
Het zijn ook geen gemakkelijke verhalen. Veelal akelige verhalen, vol angstige herinneringen. Als toehoorder voel je je onmachtig en klein, klemgezet in iets dat groots en bedreigend is. Als verteller moet je vaak eerst over honderd barrières heen klimmen. 

‘Mijn verhaal is te klein, het is niet belangrijk genoeg, ik ben niet belangrijk genoeg.’ Deze gedachte gaat gepaard met gevoelens van schuld, onmacht en schaamte en de hoop dat het, door er niet meer aan te denken, vanzelf wel over gaat. Toch blijkt keer op keer dat juist het vertellen van deze verhalen iets in beweging zet, zowel bij degene die vertelt als bij degene die het aanhoort. De verhalen, waar ook vandaan, en door wie ook verteld, hebben veel dingen gemeen. Het belangrijkste is dat het vertellen ervan, het gehoord worden, altijd helend is. Tegelijk kan ook het op schrift stellen van dergelijke verhalen van levensbelang zijn, in persoonlijke en in politieke zin. Het op schrift hebben van verhalen over wat oorlog met onschuldige mensen doet, blijkt een belangrijk ‘wapen’ om de internationale gemeenschap in beweging te zetten. Zo kan een einde gemaakt worden aan geweld tegen gewone mensen, en vooral tegen vrouwen.

Verbrand vlees

Het Genderberaad van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) bracht in 2005 een boek uit: Op de toekomst gericht. Hierin staan de oorlogsverhalen van gewone vrouwen uit Nederland, Nederlands-Indië en Oeganda. Er ging een ander boekje aan vooraf: De vergeten oorlog – Dagboek uit Noord-Oeganda. In oktober 2004 reisde ik door Noord-Oeganda, waar de wrede oorlog toen al achttien jaar in al zijn felheid woedde. ‘Vertel de wereld wat hier gebeurt’, was het verzoek dat ik keer op keer meekreeg. Het waren gruwelijke verhalen, maar ook verhalen over vertrouwen. Het waren vooral verhalen over dóórgaan, soms met de moed der wanhoop, maar toch. Op thema-avonden in kerken en gemeenten over dat boekje kwam vaak de vraag boven: Hoe deden wij, hoe deden onze moeders dat in ‘40-’45? Dan kwamen de verhalen, zoals dat van mijn moeder Anna Koolma in Op de toekomst gericht: ‘Ik droom nog steeds van dwalen over de vlaktes, in de woestijn. Dat heeft te maken met de vlakte in Den Haag die ik moest oversteken. Dat komt omdat ik doodsbenauwd was dat bij het oversteken van een stuk tussen twee bruggen het luchtalarm zou afgaan. Dat is wat mij in mijn dromen achtervolgt: vlaktes en luchtalarm, en altijd mensen op de vlucht, terwijl ik alleen maar mensen in schuilkelders heb gezien. Barbecueën kan ik nog steeds niet. Ik ruik dan weer mijn vader als hij thuiskwam van het puinruimen in Rotterdam, de lijken, het verbrande vlees. En toen hier kort geleden de sirene ging, de eerste maandag van de maand, en ik er net onderdoor liep, schrok ik vreselijk. Volgens mijn kinderen heb ik mijn angst wel op hen overgebracht.’ 

Bevrijdend

Zowel ‘daar’ als ‘hier’ bleek dat het vertellen van deze verhalen bijdraagt aan het ontmythologiseren van oorlog en geweld. Het is niet iets geheimzinnigs dat ons overkomt, niet iets heroïsch of noodlottigs, maar iets van mensen, met hun angst en wanhoop, hun moed en overlevingskracht.Tegelijk bleek dat aan de hand van het vertellen van verhalen van hier, openheid komt voor verhalen van daar en andersom. Die verhalen uit Oeganda en Cambodja kunnen zo ver van ons bed voelen, maar leg je ze naast elkaar, dan zie je de parallellen met verhalen van onszelf, moeders, oma’s. Dan zijn het opeens niet meer verhalen van ‘stammentwisten in donker Afrika’ of ‘van die lui die toch altijd maar blijven vechten’. Dan zijn het verhalen van kwetsbare mensen die overleefden en ergens de kracht vandaan haalden om niet op te geven.Het zijn verhalen die het verdienen eindelijk verteld te mogen worden. Het geeft vrouwen die ze vertellen lucht. Het vlecht draden tussen jongeren en ouderen, tussen wat er nu gebeurt in Afrika, maar ook met families van Nederlandse troepen in Afghanistan en Irak en van ontwikkelingswerkers in crisisgebieden.

Het Genderberaad van de PKN plaatste in het Ouderlingenblad van maart 2008 een tweetal artikelen over hoe in de kerken omgegaan kan worden met dit soort verhalen. Ruimte geven om te vertellen is de sleutel tot het helen van vaak al heel oude wonden. Ds. Rien Wattel, lid van het Genderberaad en wijkpredikant van de oecumenische wijkgemeente ‘De Ark’ in Hoofddorp zegt daarin het volgende: ‘Het vertellen van de verhalen werkt – uiteindelijk – bevrijdend. Het delen van angst, onmacht, verdriet – en moed en durf, werkt helend.’ Daarbij gaat het om méér dan ‘even één keer je verhaal mogen doen’. De kracht van het pastoraat van de kerk zit hem juist in de aanhoudende aandacht. ‘Ik wil m’n verhaal wel honderd keer vertellen, maar na één keer vindt men het vaak al genoeg.’ Vooral de eerste keren is ‘gewoon laten vertellen’ belangrijk. Drie, vier, vijf keer laten uithuilen zonder meteen ‘troost’ te willen bieden: het luisteren is al troost! Vervolgens de vertellers op eigen benen leren staan, zelf leren ontdekken hoe ze verder willen met hun verhaal. Want mensen hebben vaak meer kracht dan ze zelf denken. Gewoon mogen vertellen helpt dat te ontdekken!

Heel-maken

Hoe belangrijk het vertellen van verhalen is, is ook te zien in Oeganda, waar ISIS WICCE (een internationale vrouwenorganisatie, die zich toelegt op het documenteren van ervaringen van vrouwen in conflictgebieden) vrouwengroepen uit vele conflictlanden traint om de verhalen te documenteren. Zo vertelde Cecilia Engole uit Oeganda haar levensverhaal tijdens een bijeenkomst van Kerk in Actie voor lokale vrouwenorganisaties. Het staat bol van de oorlog: hoe ze een kind verloor, hoe haar huis werd platgebrand en hoe ze op een nacht met haar man en kinderen bijna werd vermoord door soldaten. ‘Ik ging ervan in mijn bed plassen,’ zei ze ‘en mijn man ook.’ Je kon nauwelijks aan haar zien hoeveel het haar deed, maar af en toe brak haar stem. ‘Maar,’ zei ze, Cecilia zo eigen, ‘we moeten altijd oplossingen zoeken en nooit opgeven. Wij zijn christenen, wij moeten hoop geven.’ Het is in dit spanningsveld tussen tekenen van hoop en verhalen van wanhoop en verdriet, dat de verhalen van vrouwen uit oorlogssituaties verteld en gehoord worden. 

‘Deze verhalen vertellen van mensen, met hun angst en wanhoop, hun moed en overlevingskracht’, schrijft Rien Wattel verder. ‘Zo sluit het aan bij vele woorden en verhalen van Jezus. Hij bracht het demonische en ‘lot’-achtige van gebeurtenissen terug tot de maat van menselijke daden en gevoelens. Jezus liet mensen hun verhaal vertellen. Dat was het begin van heel-maken. Zo kan in de kerkelijke gemeente ruimte voor verhalen mensen een kans geven heel te worden en óp te leven. Want als iemand haar of zijn mond niet meer opendoet om zijn of haar verhaal te vertellen, is hij of zij pas echt dood.’

Door het koppelen van de verhalen uit het heden en het verleden, van ver weg en dichtbij, van jonge vrouwen en oude vrouwen, dragen we bij aan een beter verstaan tussen mensen. Het haalt verhalen van vandaag de dag, van vrouwen uit oorlogsgebieden dichterbij. Het zijn niet langer verhalen uit den vreemde, maar verhalen die ook ons raken. Het linkt pastoraat ‘hier’ met diaconaat ‘daar’.

Héle lange adem

Ruth Ojiambo Ochieng van ISIS WICCE is onvermoeibaar in het optekenen van de verhalen van vrouwen uit oorlogsgebieden. Ze pleit voortdurend voor een lange adem. Ze organiseert trainingsprogramma’s op verschillende niveaus, voor slachtoffers en dorpsgemeenschappen. Vooral dáár, in de dorpen, niet in klinieken met een één-op-één-therapie, zoals in Europa. ‘Een meisje had urenlang zitten vertellen in een groepje andere meisjes. Eerst was haar gezicht star en onbewogen, emotieloos, maar het begon te leven, en aan het eind zei ze: ‘Het was alsof er een pak van m’n hart viel.’ Kerken en hulporganisaties als Kerk in Actie en ICCO helpen daarbij. ‘We hebben hulp nodig met een héle lange adem’, aldus Ruth.

Het vertellen van oorlogservaringen schept ruimte, en het zet mensen in beweging. Mensen in de kerk van vandaag kunnen helpen en helen door ruimte te scheppen en mensen aan het woord te laten. Mensen van hier en mensen van daar, zodat ze op zoek kunnen naar hun kracht en hun adem, samen met ons. 

Etty Hillesum zei dat heel mooi: 

Maar dit ene wordt me steeds duidelijker

Dat jij ons niet kan helpen

Maar dat wij jou moeten helpen

En door dat laatste helpen wij onszelf

En dat is het enige wat we in deze tijd kunnen redden

En ook het enige waar het op aan komt:

een stukje van jou in onszelf, God. 

En misschien kunnen we ook eraan meewerken

Jou op te graven 

In de geteisterde harten van anderen. 

Elise Kant is relatiebeheerder voor Afrika bij Democratisering en Vredesopbouw (D&V) van ICCO Kerk in Actie.