Een tweesnijdend zwaard: religie en hiv-epidemie in Afrika

Religie is dubbelzinnig, tenminste, in het debat over de rol ervan in de respons op hiv/aids. Is godsdienst een privé-aangelegenheid of een allesdoordringende realiteit die niet genegeerd kan worden? 

Vanuit diverse disciplines is geprobeerd om een effectieve reactie te geven op de hiv-epidemie die zo’n onvoorstelbaar lijden veroorzaakt in Afrika. Aanvankelijk werd gedacht dat alleen de medische wereld substantieel kon bijdragen aan de strijd tegen hiv. Vanaf ongeveer het jaar 2000 is het besef gegroeid dat alle sectoren in de samenleving een rol kunnen spelen. Hoewel het belang van een multidisciplinaire aanpak wordt erkend en de hiv-sector openstaat voor veel verschillende spelers, blijft de rol van religie onderwerp van debat. Er bestaan twee basisvisies op de bijdrage van religie aan de respons op hiv. Enerzijds wordt er gezegd dat godsdienst een privé-aangelegenheid is die geen rol van betekenis speelt in een publieke gezondheidskwestie, of dat religie te controversieel is om bij te dragen aan de strijd tegen hiv. Anderzijds zijn er stemmen die stellen dat religie in Afrika een allesdoordringende realiteit is die niet kan worden genegeerd. In dit artikel beschrijf ik de twee zijden van het debat door aandacht te geven aan het dubbelzinnige karakter van religie in de reactie op hiv in Afrika.

Uitzonderlijk religieus

In Europa mag religie dan op zijn retour zijn, in Afrika is het springlevend. Godsdienst is een dynamische en invloedrijke werkelijkheid in Afrika. Hier zie je een aanhanger van de traditionele religie tabak snuiven om zo zijn gesprek met de voorouders te initiëren. Daar zie je een moslim die zijn gebedstapijt uitrolt om aan zijn verplichting te voldoen. En net om de hoek hoor je een pinksterprediker luid de jongste openbaringen Gods verkondigen. Deze beelden uit de drie dominante religies van Afrika (traditionele godsdiensten, islam en christendom) worden aangevuld door talloze andere tekenen van godsdienstige presentie in Afrika. Rastafari’s, hindoes, boeddhisten, bahai’s en anderen hebben een thuis gevonden in Afrika, in het bijzonder in de steden. We kunnen met recht stellen dat het Afrikaanse landschap een uitzonderlijk religieuze kleur heeft.

Godsdienstige mensen vallen terug op hun religie wanneer zij proberen betekenis aan hun leven te geven en de werkelijkheid te interpreteren. In het bijzonder de heilige teksten van de godsdiensten fungeren als referentiepunt voor ethische en sociale kwesties. Vanwege de rol van religie in Afrika hebben dergelijke interpretatiekaders veel invloed.

Straf van voorouders

Toen halverwege de jaren tachtig de hiv-epidemie opkwam in Afrika moesten religieuze leiders en hun volgelingen op zoek naar zin binnen de bestaande paradigmata. Over het geheel genomen reageerden traditionele gelovigen, moslims en christenen op gelijksoortige wijze op de epidemie. Omdat het een nieuwe en angstwekkende realiteit was, werden de eerste reacties gekenmerkt door paniek en overdrijving. Zij vielen allemaal terug op de traditionele interpretatie van ziekte en dood die hun eigen godsdienst hen aanreikte. 

Traditioneel-Afrikaanse gelovigen betoogden dat hiv een huiveringwekkend teken was van de ontevredenheid van de voorouders. Immers, hun afstammelingen hadden de voorouderlijke traditie verlaten en bezochten andere heiligdommen. De hiv-epidemie werd gezien als een straf uit het rijk van de voorouders, een vloek op het kwaad dat de huidige generatie Afrikanen deed. Ook werd de epidemie geïnterpreteerd in het kader van de bestaande ziekten gerelateerd aan seksuele vergrijpen. Samenvattend kunnen we stellen dat traditioneel-Afrikaanse gelovigen het paradigma van beloning-straf gebruikten om de epidemie te verklaren.

Christenen trokken de hiv-epidemie vooral binnen het discours over seksuele reinheid. Dit werd onder andere ingegeven door het feit dat hiv in de vroege jaren sterk geassocieerd werd met de homoseksuele gemeenschap in de Verenigde Staten. Conservatieve christenen zeiden dat hiv een straf van God was op homoseksualiteit. Op eenzelfde manier stelden christenen in Afrika dat de epidemie een boodschap was van God: God zou zo allen bestraffen die er een lage seksuele moraal op na hielden.

Hiv zou gezonden zijn om verdorven mensen een lesje te leren

Net zoals traditionele gelovigen en christenen associeerden moslims hiv al snel met seksuele immoraliteit. Hiv zou gezonden zijn om verdorven mensen een lesje te leren. Beelden van veroordeling en straf domineerden het islamitische discours over hiv. Heilige teksten die een relatie leggen tussen ziekte en zonde werden geciteerd om dit te onderbouwen. Verder werd hiv beschouwd als een probleem van anderen. Ware moslims hoefden zich geen zorgen over hiv te maken, zo was de gedachte.

Het condoomdebat

Religieuze groeperingen hebben zich fel gekant tegen het gebruik van condooms als preventiemiddel in de strijd tegen hiv. Dit is een zeer controversiële zaak geworden, zeker gezien het feit dat het (correcte en consistente) gebruik van condooms inderdaad het risico op besmetting met hiv verlaagt. Behoudende religieuze groepen en leiders zijn van mening dat het aanbevelen van condooms neerkomt op het promoten van seksuele losbandigheid. Vanwege deze starre positie hebben veel activisten verklaard dat religieuze groepen en organisaties die werken vanuit een religieuze overtuiging een struikelblok vormen voor effectieve preventie.

De afwijzing van condooms was het resultaat van de worsteling van religieuze groepen met het thema seksualiteit. Door de epidemie werd seksualiteit ineens publiekelijk besproken, terwijl religieuze groepen juist hadden geprobeerd het debat over menselijke seksualiteit te controleren. Anderzijds hadden activisten het gevoel dat de urgentie van de situatie realisme en flexibiliteit vereiste. Zij kregen de indruk dat religieuze groepen meer tijd besteedden aan de strijd tegen condooms dan aan de strijd tegen hiv.

Stigma en discriminatie

Een van de grootste uitdagingen die voortkomt uit de vroege religieuze interpretaties van hiv is het stigma. Mensen die leven met hiv werden vaak beschouwd als zondaren die zich moeten bekeren. Als gevolg hiervan hebben ze moeten vechten tegen discriminatie en uitsluiting, juist ook in geloofsgemeenschappen. Stigma en discriminatie die door religieuze groeperingen zijn aangewakkerd, maken interventie in de hiv-epidemie moeilijk. 

Een open gesprek over seksualiteit en andere heikele kwesties is nodig om vooruitgang te boeken in de strijd tegen hiv. Religieuze groepen hebben het stigma en de discriminatie echter juist bevorderd door te suggereren dat mensen die met hiv leven op een of andere manier hun besmetting ‘verdiend’ hebben. Verder heeft de associatie van hiv met het einde van de wereld een effectieve aanpak van de problematiek bemoeilijkt.

Claims van genezing

Een blijvende uitdaging in de strijd tegen hiv is de bewering van sommige religieuze groepen dat hiv kan worden genezen. Binnen traditionele Afrikaanse religies, christendom en islam leeft de fundamentele overtuiging dat ‘bij God niets onmogelijk is’. Deze theologische positie heeft sommige vertegenwoordigers van deze geloofstradities ertoe gebracht voor te wenden dat zij hiv kunnen genezen. Het zijn vooral leiders van pinkstergemeenten die hebben beweerd een hiv-positieve status te kunnen veranderen in een hiv-negatief resultaat door middel van gebed. Zij zeggen kracht te ontvangen van God, Jezus en de heilige Geest om elke ziekte, waaronder ook hiv, de baas te worden. Sommige traditionele genezers en moslim leiders doen vergelijkbare beweringen binnen het kader van hun religies.

De claims van genezing bemoeilijken de strijd tegen de epidemie. Ze kunnen valse hoop geven en leiden er soms toe dat mensen die met hiv leven hun aidsremmers niet meer nemen. In sommige gevallen hebben mensen die stopten juist resistentie tegen de medicijnen ontwikkeld. De belofte van genezing genereert soms ook gemakzucht: mensen worden minder oplettend omdat ze denken dat ze toch kunnen genezen van een besmetting.

Bondgenoten

In het afgelopen decennium is het bewustzijn gegroeid dat religieuze groepen effectieve bondgenoten kunnen zijn in de strijd tegen hiv. Men realiseerde zich dat, ondanks de hierboven genoemde uitdagingen, religieuze groepen in een gunstige positie waren om het tij van hiv te helpen keren. Zij zijn immers wijdverspreid, hebben vrijwilligers ter beschikking, genieten het vertrouwen van de gemeenschap, hebben een lange geschiedenis van charitatieve activiteiten, enzovoort. Hieronder vraag ik aandacht voor enkele factoren die bijgedragen hebben aan doeltreffende reacties op hiv van de zijde van godsdienstige groepen, in het bijzonder binnen het christendom.

De leus ‘de kerk is hiv-positief ’ heeft solidariteit bevorderd

Zorg en mededogen 

Godsdienstige organisaties mogen dan geworsteld hebben met de kwestie van condooms, ze kunnen onmogelijk beticht worden van een gebrek aan zorg en steun voor mensen die leven met hiv, zeker in het tijdperk voor de aidsremmende medicijnen. Vooral de rooms-katholieke kerk heeft een bewonderenswaardige rol gespeeld in het bieden van verzorging en ondersteuning. Ook andere kerken hebben geprobeerd er voor te zorgen dat mensen die met hiv leven zich niet verlaten en onbemind voelen. Religieuze leiders hebben pastorale zorg gegeven aan mensen die met hiv leven. Er ligt daardoor nu grotere nadruk op positief leven en het aanvaarden van de realiteit van hiv. De leus ‘de kerk is hiv-positief’ of ‘het lichaam van Christus heeft aids’ heeft veel bijgedragen aan het terugbrengen van stigma en discriminatie. Het heeft de solidariteit met mensen die met hiv leven bevorderd. 

Pleitbezorging 

Het bewustzijn dat godsdienstige groepen een mandaat hebben om de ‘stem van de stemmelozen’ te zijn groeit. Toen er in Europa en Amerika aidsremmers beschikbaar kwamen, zijn religieuze leiders in de bres gesprongen voor de rechten van Afrikanen om ook te profiteren van deze behandeling met medicijnen. Zij hebben dapper betoogd dat armoede geen doodvonnis mag betekenen. Religieuze leiders hebben een sleutelrol gespeeld als pleitbezorgers van de rechten van mensen die leven met hiv.

Zijn religies in staat om hun volgelingen te mobiliseren?

Het opkomen van netwerken van religieuze leiders die leven met hiv, zoals het internationale netwerk INERELA (zie bladzijde 25 in dit nummer), heeft bijgedragen aan het verminderen van het stigma. Internationale oecumenische organisaties zoals EHAIA (Ecumenical HIV and AIDS Initiative in Africa) en EAA (Ecumenical Advocacy Alliance) zijn ook vol passie opgestaan voor het recht op de beschikbaarheid van medicijnen voor mensen die leven met hiv. Deze organisaties werken samen met andere internationale organisaties en de Verenigde Naties. Zij hebben een belangrijk aandeel geleverd in een positieve herwaardering van godsdienstige groepen in de strijd tegen hiv.

Samenwerking

De hiv-epidemie heeft samenwerking mogelijk gemaakt over religieuze en denominationele grenzen heen. Om een voorbeeld te geven, binnen het christendom hebben katholieken, protestanten, pinksterchristenen en onafhankelijke christenen vaak de handen ineengeslagen om oplossingen te vinden voor de epidemie. Leiders met verschillende christelijke achtergronden hebben samen het probleem van de weeskinderen aangepakt. Ze hebben zich ook gezamenlijk uitgesproken tegen seksueel en gender-gerelateerd geweld. Zo heeft de hiv-crisis een platform geboden voor oecumenische actie. Daarnaast hebben kerkleden uit verschillende kerken samen gewerkt in hiv-programma’s.

Religieuze leiders uit de verschillende geloofstradities hebben samen gezocht naar wegen om met de epidemie om te gaan. In Nigeria, bijvoorbeeld, is er een interreligieuze coalitie waarin christenen en moslims samen werken aan hiv-gerelateerde problemen. In Zuid-Afrika werkt de organisatie Positive Muslims samen met diverse christelijke groepen in de aanpak van hiv. Traditionele Afrikaanse godsdiensten worden echter meestal buiten deze initiatieven gehouden. Het ontbreken van centrale administratieve organen in de traditionele religies maakt het moeilijk bijeenkomsten te organiseren. Ook is het een feit dat missionaire godsdiensten als het christendom en de islam vaak neerkijken op aanhangers van traditionele Afrikaanse religies.

Verschuiving

De Wereldraad van Kerken en andere organisaties zoals de kring van Afrikaanse vrouwentheologen (Circle of Concerned African Women Theologians) en de verenigde kerken tegen hiv en aids in oostelijk en zuidelijk Afrika (CUAHA) hebben veel bijgedragen aan de verandering van theologische visies in het licht van hiv. Zij suggereren dat we ons minder moeten richten op individuele zonde en meer op structurele zonde. Daarmee bedoelen ze de omstandigheden die een individu kwetsbaarder maken voor hiv, zoals armoede, gender-ongelijkheid, geweld, internationaal economisch onrecht, discriminatie op basis van ras, seksualiteit en andere zaken. Het is vooral de Wereldraad van Kerken geweest die kerken heeft uitgedaagd om zich in te zetten voor een wereld waarin gerechtigheid en gelijkheid de boventooon voeren.

De verschuivende theologische visies hebben stimulerend gewerkt voor de openheid en aanvaarding van mensen die leven met hiv. Godsdienstige leiders zien steeds vaker kans om het onderwerp bespreekbaar te maken. Zij beginnen ook vragen te stellen bij seksueel en gender-gerelateerd geweld. Ook theologische instituten dragen bij aan een theologische koerswijziging, door studenten kennis te laten maken met een bevrijdende boodschap in de context van hiv. 

Vooruitblik

De invloed van godsdienst op hiv is tot op heden ambigu geweest. Aan de ene kant heeft religie veel negatieve gevolgen gehad. Het heeft stigma en discriminatie gegenereerd, het heeft angst vergroot, en het heeft preventie bemoeilijkt door het afkeuren van condoomgebruik. De pretentie hiv te kunnen genezen heeft anderen er toe gebracht godsdienst geheel en al af te schrijven als serieuze gesprekspartner over de epidemie. Het verhaal is echter niet alleen negatief. Godsdienstige groepen en personen hebben ook sleutelrollen gehad in de respons op de epidemie. Zij hebben zorg en ondersteuning geboden, ze hebben als pleitbezorgers gefunctioneerd en ze hebben samenwerking gezocht over de denominationele en religieuze grenzen heen. Er zijn aanwijzingen dat theologische visies verschuiven van een veroordeling van, naar solidariteit met mensen die met hiv leven.

Zolang de hiv-epidemie catastrofale gevolgen blijft hebben voor miljoenen mensen, zullen religies met doeltreffende reacties moeten blijven komen. Godsdiensten zullen moeten bijdragen aan de transformatie van verschillende verschijningsvormen van masculiniteit en aan de afbraak van patriarchale structuren. Zij moeten onderdrukkende economische en politieke systemen blijven ondermijnen. Zij moeten leiderschap bieden in contexten waar de huidige leiders nauwelijks interesse tonen in het welzijn van hun burgers.

Hoewel er nu reeds sprake is van samenwerking tussen de godsdiensten in de reactie op hiv, kan dit in de toekomst nog verder uitgebouwd worden. Hiv stelt de religies van vandaag en de religies van de toekomst voor heel moeilijke vragen. Kan religie haar aanhangers de kracht geven om heilzame levens te leiden? Zijn religies in staat om hun volgelingen te mobiliseren om de wereld te veranderen? Hebben religies inderdaad transformerende kracht? Als de godsdiensten deze vragen met ‘ja’ kunnen beantwoorden, dan zijn beslissende stappen naar de overwinning op hiv gezet.

Vertaling: Wilbert van Saane

— Dr. Ezra Chitando is als godsdienstwetenschapper verbonden aan de Universiteit van Zimbabwe en werkt als consulent voor EHAIA (Ecumenical HIV and AIDS Initiative) van de Wereldraad van Kerken. Onlangs publiceerde hij Living with Hope en Acting in Hope, over Afrikaanse kerken en hiv/aids (zie Boeken, bladzijde 58).