De crisis knaagt aan het gevoel van veiligheid 

Sinds september 2010 is ds.dr. Musa Filibus directeur van het departement voor zending en ontwikkeling van de Lutherse Wereld Federatie (LWF) in Genève. Hij is afkomstig uit Nigeria en gaf tussen 2002 en 2010 leiding aan het LWF-werk in Afrika. TussenRuimte vroeg hem naar de gevolgen van de economische recessie voor het werk van deze slagvaardige oecumenische organisatie. 

Waar is, in uw perceptie, de economische crisis het hardst aangekomen?

De gebieden die vaak als ontwikkelingslanden worden aangeduid hebben in het bijzonder onder de crisis geleden. Dat wordt nog verergerd door bestaande problemen: de slechte socio-economische situatie en de gevolgen van klimaatverandering.

Onder dat mengsel van factoren zuchten gemeenschappen in Oost-Afrika vandaag. Maar ook landen in Azië als India en de Filippijnen en sommige delen van Latijns-Amerika hebben hiermee te maken. 

We zien het in het werk van kerken in lokale gemeenschappen. Op plaatselijk niveau komt een crisis het hardst aan, ook de huidige economische recessie. Die heeft een impact op alle aspecten van de gemeenschappen waarin wij werkzaam zijn. Of we nu werken vanuit een wereldwijd of vanuit een regionaal perspectief: het gaat altijd om het plaatselijke. 

We doen echter niet alsof de crisis in het Westen niet bestaat. De LWF werkt ook samen met kerken in Oost-Europa die het moeilijk hebben. Het is onvoorspelbaar hoe de crisis in en vanuit Griekenland zich zal ontwikkelen. Mensen voelen dat en het schept ook in Europa een zekere hopeloosheid. Gezinnen die hun kinderen een opleiding willen geven en een hoge levensstandaard willen volhouden, vinden dat moeilijker. Als ik door de straten van Genève loop en in de ogen van de mensen kijk, zie ik ook in hun ogen de hoop dat iets de situatie zal keren.

Toch heeft het toeslaan van de economische recessie ook een positief element onthuld, namelijk de enorme vastberadenheid van de wereldwijde lutherse gemeenschap om te midden van dit alles elkaar te blijven steunen en begeleiden. Hoewel organisaties zich soms gedwongen zien om met een kleinere staf verder te gaan, blijven ze het werk van de LWF zo trouw mogelijk steunen. De overtuiging dat wij mensen in moeilijkheden moeten blijven helpen, is sterk. 

Lijdt het werk van de LWF onder de verminderde inkomsten vanwege de crisis?

Helaas wel. Het zit ‘m niet alleen in het feit dat sommige partners zich met pijn in het hart gedwongen zien hun budget en steun terug te schroeven. De ongunstige wisselkoersen hebben het nog erger gemaakt. Nu de Zwitserse frank is gestegen ten opzichte van de euro, heeft dat voor problemen voor het werk vanuit Genève gezorgd. Van de steun van onze partners verliezen we veel, en dat geldt ook voor de donaties uit de Verenigde Staten. Naar verwachting zal deze ontwikkeling ervoor zorgen dat wij tien procent minder te besteden hebben in 2011 en 2012. 

We onderzoeken allerlei mogelijkheden om deze situatie het hoofd te bieden. We bekijken allereerst of we extra fondsen kunnen werven bij partners. Maar uiteraard moeten we ook zelf zo (kosten)efficiënt mogelijk werken om de organisatie zo duurzaam en beheersbaar mogelijk te maken. 

We doen er alles aan om onze beloften na te komen en onze plannen te handhaven. Waar dat niet meer mogelijk blijkt, proberen we het door partnerschappen aan te gaan. Neem bijvoorbeeld de noodsituatie in Oost-Afrika. Daar gaat het om urgente hulp. We vragen ons dan af: welke spelers treffen we aan in het veld? Welke kansen liggen er om samen te werken? Wat is essentieel, wat hoort tot het hart van de missionaire roeping van de kerk? We kijken dus naar de kern van onze missie als wereldwijde gemeenschap. Dat is het criterium waaraan we ons beleid en onze procedures toetsen.

Wilt u wat er in het Westen speelt wel een crisis noemen, als u het vergelijkt met de veel moeilijkere levensomstandigheden waar mensen elders in de wereld al veel langer mee te maken hebben?

Het is onjuist om hier een vergelijking van levensstandaards te maken, omdat die sowieso verschillen. Daarom zijn de uitdagingen ook verschillend. Een crisis is een crisis. De wereld is een dorp geworden. Globalisering heeft van de wereld een eenheid gemaakt. Crisis in één deel van de wereld raakt onvermijdelijk een ander deel. 

Wat de levensstandaard ook is, dezelfde reacties steken overal de kop op, zoals paniek, zorg om de werkgelegenheid en de stabiliteit van het inkomen. De diepte van de crisis wordt dus op verschillende plaatsen op dezelfde manier ervaren. De kosten voor het levensonderhoud worden overal hoger. Het wordt moeilijker om aan diensten te komen. Het is een moeilijke tijd, zelfs voor mensen in het Noorden. De crisis knaagt aan het gevoel van veiligheid. Als iemand bijvoorbeeld schoolgaande kinderen heeft en erachter komt dat de dokterskosten te hoog zijn om te betalen, dan schept dat een gevoel van onveiligheid. Het brengt angst en hopeloosheid met zich mee. 

Juist in deze tijd zijn solidariteit, wederzijdse erkenning, het belang van delen en zorgen voor elkaar kritieke noties. Mensen zijn gedwongen om aan een andere, minder dure levensstijl te wennen en nieuwe wegen te vinden om zich te redden. Ze hebben daarom de steun en barmhartigheid van anderen nodig. Het is een tijd van echte crisis.

Brengt deze tijd mensen terug naar de wortels van hun geloof en naar de afhankelijkheid van God?

Of mensen meer afhankelijk van God worden, weet ik niet. Maar wel is duidelijk dat deze situatie ons gevoel van veiligheid diep raakt. We stellen vragen over ons mens-zijn, onze technologie, wat we allemaal kunnen doen. Als er paniek uitbreekt in de landen die het meest welvarend en best uitgerust zijn, betekent het dat mensen zich vandaag minder veilig voelen bij zichzelf. Dat kan leiden tot herbezinning op hun relatie met de Schepper. Niet iedereen die zulke vragen stelt, verwijst naar God. Maar voor wie een geloofsperspectief heeft, gaat het inderdaad om de afhankelijkheid van God. Want je wordt gebracht tot de vraag of je de innerlijke veiligheid bij jezelf moet zoeken, of dat er meer in het leven is.

Hoe is de situatie in Oost-Afrika, waar de LWF veel werk verricht in de opvangkampen voor vluchtelingen? 

Inderdaad is de LWF actief in diverse kampen in Kenia en Ethiopië, in samenwerking met de UNHCR. Dat is wat we noemen het werelddiaconale werk. Er is al veel vooruitgang geboekt. Wie nu aankomt bij de kampen, hoeft niet lang meer op registratie te wachten. We horen uit getuigenissen dat de LWF als een meelevende organisatie wordt ervaren. Mensen hebben het gevoel dat ze met pastorale problemen de LWF-staf kunnen benaderen, omdat ze goed luisteren. Dit werk kan emotioneel heel zwaar zijn, maar tot nog toe kunnen de teams er goed mee omgaan. 

Van mijn collega’s hoor ik dat er in de kampen zorgen zijn over seksueel geweld. Ook tekent zich nu de noodzaak van scholing voor de gevluchte kinderen af. Hebben deze kinderen een toekomst? Kunnen zij terug naar hun geboorteland en plaats of zullen zij als ontwortelde mensen opgroeien in een kamp? Uiteraard is een vredesplan voor Somalië de sleutel voor deze regio. Klimaatverandering is een onderdeel van het probleem, maar het gebrek aan vrede in Somalië compliceert de situatie enorm. 

We werken echter ook door onze lidkerken in Ethiopië, Tanzania, Kenia en Eritrea. Deze kerken bieden gastvrijheid aan mensen die op weg zijn vanwege de moeilijke situatie. Ze verschaffen elementaire levensmiddelen aan wie het nodig heeft. In andere gevallen bieden ze psychosociale en mentale steun en geven ze trainingen met het oog op watervoorziening en de aanleg van sanitair. 

Deze gastvrije gemeenschappen, die hun armen en hun deuren openen voor mensen op de vlucht, worden door de internationale hulporganisaties vaak niet opgemerkt. Toch hebben zij steun nodig om hun solidariteitswerk te kunnen blijven doen. Oecumenische organisaties moeten zich die roep om steun aantrekken. 

Hoe verhoudt het karakter van de LWF als wereldwijde gemeenschap van kerken zich tot een professionele werkwijze volgens hoge standaards?

Deze twee – een gemeenschap van kerken zijn en professioneel werken – zijn niet met elkaar in strijd. Het zijn geen ongelijksoortige zaken. De LWF verstaat zichzelf heel bewust als een kerkelijk lichaam. Tegelijkertijd werkt de LWF doelbewust buiten de kerk. We vatten onze missie graag samen als verkondiging, diakonia en pleitbezorging. Dat vloeit voort uit ons zelfbegrip. Om diakonia als voorbeeld te geven: we geloven dat diakonia tot het hart van de kerk behoort. Een kerk kan niet zonder dienstbetoon. Het is een manier om de liefde van God door te geven aan de naaste. 

Om dat goed te kunnen doen, hebben we geschoolde, professionele mensen nodig. Vanuit een geloofsperspectief betekent professioneel zijn dat je werkt in het besef dat elk mens met waardigheid behandeld moet worden. 

Onze levensreis als christenen wordt bepaald door het besef dat we bevrijd zijn van zonde en dood door de genade van God. We zijn gevormd door het geloof in Christus’ dood aan het kruis. Dat geloof roept ons op om juist daar te zijn waar mensen lijden. Dit is onze theologie van het kruis, dat we juist daar zijn waar mensen lijden en kwetsbaar zijn in lotsverbondenheid en in hoop. Zo verkondigen we dat het kwaad niet het laatste woord heeft. 

Hoe werkt dat in de dagelijkse praktijk? Hoe krijgen verkondiging en dienstbaarheid vorm in multireligieuze contexten?

Diakonia en verkondiging zijn twee zijden van dezelfde munt, niet te scheiden. We zouden kunnen zeggen dat verkondiging getuigenis door woorden is, terwijl diakonia getuigenis door actie is. 

We zijn ons bewust van het gevaar dat diakonia een instrument voor proselitisme wordt. Daarover worden uitgebreide discussies gevoerd. Moet de kerk zich wel begeven in diakonia? Dat vind ik een slechte vraag, want de kerk is van nature diaconaal. Daarom onderstreept de LWF dat het diaconale werk gebaseerd is op het wezen van de kerk, het geloof in de drie-enige God. 

Het diaconale werk is niet beter dan ander dienstbaar werk, omdat dit het werk van de kerk is. Het heeft geen andere ‘kleren’ aan. Menselijk lijden is menselijk lijden, waar ter wereld ook. Als wereldwijde gemeenschap beseffen we echter wel dat onze dienstbaarheid voortvloeit uit ons geloofsperspectief en dat het elementen in zich kan dragen die anders zijn. Daarom leggen we graag een sterke band tussen onze diakonia en de plaatselijke gemeenten. In het geval van een crisis verdwijnen noodhulporganisaties meestal weer van het toneel nadat de rust is weergekeerd. De plaatselijke christelijke gemeenten blijven. Daarom is het voor ons zo belangrijk om juist door die gemeenten te werken, hen te versterken en te ondersteunen.

Dienstbaarheid is gebaseerd op het christelijke geloof dat alle mensen geschapen zijn naar Gods beeld en daarom met waardigheid behandeld moeten worden. Dat is fundamenteel voor het werk in de plaatselijke gemeenschap. Daar kun je niet zeggen: je moet geloven voordat ik je help. Nee, dat is niet onze benadering. Het is anders: we steunen je omdat we in jou het beeld van God zien. 

In het diaconale werk moeten kerken natuurlijk hoge kwaliteitsstandaards en aansprakelijkheid nastreven. Als we bijvoorbeeld projectwerk doen, staan we er op dat kerken helder omschreven doelen hebben. Welke capaciteit hebben we? Wat voor materiaal hebben we nodig? Hoe kunnen we zo transparant mogelijk zijn? 

Op welke manier inspireert het werk van de LWF u?

In de LWF staan kerken schouder aan schouder en zijn vastbesloten om de wereld niet de rug toe te keren. We begeleiden elkaar in hetzelfde belijdende lichaam, niet voor onszelf, maar ook met het oog op de oecumenische relaties met broeders en zusters uit andere delen van de kerk en interreligieuze relaties. 

We zeggen graag: ‘Luthers zijn is oecumenisch zijn.’ We weten ons verbonden met onze broeders en zusters en blijven van elkaar leren. Wij groeien doordat we van andere oecumenische organisaties blijven leren. Natuurlijk gebeurt diakonia overal. Maar het wereldwijde gezamenlijke zoeken naar oplossingen, zoals dat gebeurt binnen de LWF, is iets dat we in de oecumene kunnen inbrengen: hoe kunnen we als wereldwijd lichaam samenwerken? 

— Wilbert van Saane is stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad.