Alhoewel veel onderzoek nog gaande is naar de oorzaken van de kredietcrisis, zijn deze in hoofdlijnen wel bekend. Kernelementen daarvan zijn perverse prikkels (bonussen), die geleid hebben tot excessieve leverage (hefboomwerking) met het doel om de winst op het eigen vermogen van banken te maximaliseren. Omwille van deze (kortetermijn)winst werd op grote schaal geïnvesteerd in complexe financiële producten, waarvan de risico’s onderschat werden (mede vanwege foutieve ratings door professionele ratingbureaus zoals S&P). Niet alleen namen banken en andere financiële instellingen daardoor individueel veel risico, maar vooral in de sector als geheel ontstond een zeer hoog systeemrisico, omdat allen onderhevig waren aan hetzelfde type risico’s waardoor de kans op domino-effecten veel groter werd.
Een ander kernelement is falend toezicht, dat te veel op nationale leest geschoeid was en te weinig op de internationale verbindingen in de financiële sector. Kortom, de economische crisis lijkt een gevolg van slecht economisch management, zowel van individuele banken alsook van overheidsorganen.
Maar is er ook sprake geweest van moreel falen? Zo ja, in welke zin dan?
Het doel van dit artikel is om na te gaan in hoeverre de kredietcrisis terug te voeren is op gebrekkige moraliteit van banken en bankiers. Met het oog daarop hanteer ik de deugdenethiek van de rooms-katholieke filosoof MacIntyre. Gebruikmakend van de gedragscodes van banken identificeer ik drie kerndeugden voor de financiële sector en ga ik na waar het aan ontbroken heeft. Ik eindig met enkele implicaties voor ontwikkelingslanden.
Professionele ethiek in het bankwezen
In de deugdenethiek van MacIntyre staat het begrip praktijk centraal. Daarmee duidt MacIntyre op allerlei beroepsactiviteiten. Denk bijvoorbeeld aan de medische sector, journalistiek, wetenschap en dergelijke. Ook de financiële sector zou men als een praktijk kunnen beschouwen. In een praktijk werken mensen samen om een ‘intern goed’ te realiseren volgens standaarden van excellentie. In de medische praktijk gaat het bijvoorbeeld om het bieden van een goede diagnose en behandelplan ter bevordering van de gezondheid van patiënten. Deze interne goederen zijn dus intrinsiek verbonden met de aard van de praktijk. Dat geldt niet voor zogenaamde externe goederen, zoals winst, status of baanzekerheid. Elke praktijk heeft deze externe goederen nodig om te kunnen functioneren, maar zij zijn niet specifiek aan een bepaalde praktijk verbonden. Deugden zijn nodig om degenen die in de praktijk werkzaam zijn in staat te stellen de interne goederen te realiseren volgens de standaarden van excellentie die binnen de praktijk gelden. Denk bijvoorbeeld aan doorzettingsvermogen, zorgvuldigheid of betrokkenheid.
Wat zijn nu de interne goederen die inherent verbonden zijn met de praktijk van bankieren? Met het oog daarop is het goed om de maatschappelijke functies van banken te beschouwen. Het maatschappelijk belang van het bankwezen is evident. Het wordt wel vergeleken met het hart in het lichaam, omdat het bepalend is voor de bloedsomloop van de economie. Net zoals een lichaam niet kan functioneren zonder hart, zo ook niet een economie zonder een banksysteem. Transacties kunnen alleen plaatsvinden bij een goed functionerend monetair stelsel en bankwezen.
Traditioneel vervullen banken als intermediair vier functies in de economie: het beschikbaar stellen van middelen om betalingen te doen aan andere partijen; het aanbieden van mogelijkheden om veilig te sparen door mensen die hun geld niet nodig hebben voor consumptie; het beschikbaar stellen van leningen aan consumenten of investeerders; de risico dragen die gepaard gaan met het gebruiken van het geld van spaarders bij het uitlenen aan anderen. Het interne goed dat banken verzorgen kan dan worden samengevat met het (tegen concurrerende tarieven) aanbieden van financiële producten aan klanten die optimaal voorzien in hun behoeften.
Om deze intermediaire functies en missie goed te kunnen vervullen, dienen banken en bankiers over verschillende deugden te beschikken. Lettend op de gedragscodes van bekende financiële instellingen (ING Bank, Rabobank, Deutsche Bank, Goldman Sachs, JPMorgan Chase & Co, RBS, Santander, Société Générale) komen daarbij vooral de volgende kernwaarden naar boven: integriteit (betrouwbaarheid, eerlijkheid, openheid), zorg voor de klant (dienstbaarheid, commitment) en zorgvuldigheid (kwaliteit). Terwijl integriteit en eerlijkheid morele deugden zijn die voor elke transactie gelden, is de deugd van de zorg voor klanten vooral van belang wanneer er sprake is van ongelijke posities tussen aanbieder en klant. Ook in de financiële dienstverlening is daarvan sprake, omdat klanten vaak weinig inzicht hebben in de complexe producten.
Banken moeten daarom niet volstaan met eerlijkheid in het bieden van informatie, maar ook in het ontwerp van het product en advisering het langetermijnbelang van de klant op het oog hebben. De bank blijft in gebreke wanneer de klant schade oploopt door een product die de bank redelijkerwijs had kunnen voorzien en kunnen voorkomen. De deugd van de nauwkeurigheid en kwaliteit heeft vooral betrekking op het nemen van risico’s. Een accurate bankier zal alleen in producten handelen waar hij of zij een grondige kennis over beschikt. Banken moeten hun geld willen verdienen door kwaliteit te leveren, niet door excessieve risico’s te nemen.
Gebrek aan integriteit
Op welke punten is het nu misgegaan in (de aanloop van) de kredietcrisis?
Allereerst integriteit en eerlijkheid. Over het algemeen genomen zijn er weinig indicaties dat in het bankwezen op grote schaal klanten bewust misleid zijn door oneerlijke informatie. Toch zijn er wel voorbeelden van banken die probeerden geld te verdienen door anderen bewust te misleiden. Madoff is het meest extreme voorbeeld. Maar praktijken zoals van Madoff zijn niet zozeer oorzaak geweest van de crisis. Eerder zijn het de rotte appels die als gevolg van de crisis en het stokken van financiële stromen uit de boom kwamen vallen.
Een voorbeeld van gebrek aan integriteit dat wel bijgedragen heeft aan het ontstaan van de crisis is de wijze waarop Goldman Sachs de Duitse IKB Bank en ABN Amro Bank misleidde. Goldman Sachs verzweeg dat de producten die zij verkochten waren samengesteld door de speculatieve belegger John Paulsen, die daarvoor pakketten met slechte hypotheken had uitgezocht. IKB en ABN Amro werden in de waan gelaten dat de als betrouwbaar bekend staande obligatieverzekeraar ACA de fondsen had samengesteld. Het eindresultaat van deze vorm van misleiding was dat John Paulsen een miljard dollar winst maakte en dat 875 miljoen daarvan werd opgebracht door ABN Amro. Een voorbeeld van het tegendeel vinden wij bij JPMorgan Chase & Co, die bewust de handel in complexe producten mijdde omdat de handelspartners onvoldoende de aard van de risico’s ervan kenden. Hieruit blijkt dat zij werkelijk een organisatiecultuur had waarin integriteit en transparantie belangrijke waarden zijn.
Ontbreken van zorgplicht
Een belangrijkere oorzaak voor de kredietcrisis is gelegen in het ontbreken van de zorgplicht voor klanten. Alhoewel banken in hun gedragscodes deze waarde belijden, wordt er in de praktijk vaak de hand mee gelicht. Het handelen van manager en verkopers wordt veelal aangestuurd door targets voor omzetgroei en winstpercentages die weinig ruimte laten voor dienstverlening ter wille van het langetermijnbelang van de klant. Een direct voorbeeld hiervan zijn de (subprime) hypotheken die in de Verenigde Staten zijn verstrekt aan gezinshuishoudingen die deze eigenlijk niet konden betalen en die aan de basis lagen van de crisis. Maar een grondige check op hun inkomen en persoonlijke situatie werd niet gedaan. Op het moment dat de rente steeg, konden deze gezinnen in toenemende aantallen niet meer de kosten van de hypotheek betalen, met als gevolg gedwongen verkoop van hun huizen en een daling van huizenprijzen.
Te weinig zorgvuldig
De deugd waar het waarschijnlijk het meest aan ontbroken heeft en directe oorzaak van de crisis is geweest, betreft gebrek aan zorgvuldigheid en kwaliteit. De inschatting van risico’s had een erg lage prioriteit, mede omdat weinig mensen de risico’s van de complexe financiële producten die waren gebouwd bovenop de subprime hypotheken doorgrondden. Maar juist dit gebrek aan kennis had de banken voorzichtig moeten maken.
Overigens komt hier dan toch ook de deugd van integriteit om de hoek kijken. Want er was niet alleen een gebrek aan kennis van de risico’s, maar ook een gebrek aan motivatie om de risico’s te analyseren en duidelijk in het licht te stellen. Zolang de bubbel groeide, profiteerden te veel mensen ervan om deze nog verder op te blazen. Niemand vindt het leuk als het feestje bedorven wordt door een spelbreker. De onwetendheid van de bankiers geldt daarom niet als een excuus. Zij hadden meer moeite moeten doen om de risicovolle producten te doorgronden en de risico’s ervan transparant te maken.
Naast deze drie kerndeugden heeft het ook aan andere deugden ontbroken. Denk bijvoorbeeld aan hebzucht (in het maximaliseren van bonussen, die vanaf 2009 alweer opbloeiden), gebrek aan rechtvaardigheid (door het afwentelen van de schade op de overheid en daarmee op de samenleving als geheel); onvoorzichtigheid (in het nemen van te veel risico’s) en arrogantie (waarvan de bekende uitspraak van Lloyd Blankfein, de CEO van Goldman Sachs, dat banken het werk van God doen een illustratie vormt, maar ook de weerstand van banken om werkelijk de bakens te verzetten). Tegelijkertijd moet men erkennen dat deze ondeugden ook bij andere mensen een rol hebben gespeeld (zoals bij spaarders die voor een iets hogere rente meer risico namen).
Implicaties voor ontwikkelingslanden
Ook de ontwikkelingslanden is de kredietcrisis niet voorbijgegaan. Niet alleen heeft het de export van ontwikkelingslanden nadelig beïnvloed, ook de inkomensstromen van migranten naar hun thuisland leden schade, terwijl ook de ontwikkelingshulp onder druk is komen te staan.
Toch zijn er ook onverwacht positieve kanten aan de crisis. Zo laat een studie van Allianz Global Wealth zien dat de kredietcrisis tot een inhaalslag heeft geleid van de landen in Azië (uitgezonderd Japan) en Latijns-Amerika, omdat de kredietcrisis daar grotendeels aan voorbijging. Terwijl de vermogensgroei sinds 2007 in Noord-Amerika en West-Europa stagneerde, is het particulier vermogen per hoofd van de bevolking jaarlijks in Azië en Latijns Amerika met meer dan tien procentgegroeid. Daarmee lijkt de crisis bij te dragen aan het verminderen van de welvaartskloof tussen rijk en arm.
Zijn er nu vanuit de deugden-ethisch morele analyse verbindingen te leggen met de ontwikkelingslanden? In het korte bestek van dit artikel volsta ik slechts met twee korte aanduidingen.
Allereerst laat de kredietcrisis zien hoe belangrijk moraal is voor economie. Dat geldt ook voor ontwikkelingslanden. Of een economie floreert, hangt af van het vertrouwen dat mensen in elkaar stellen. Wat ineens enorm zichtbaar is geworden in de westerse landen – dat gebrek aan vertrouwen de economie in elkaar doet storten – geldt op veel langduriger schaal maar minder zichtbaar ook voor ontwikkelingslanden. Willen ontwikkelingslanden zich werkelijk kunnen ontwikkelen, dan dient juist ook aandacht te zijn voor morele vorming. Daarin kan het zendingswerk een belangrijke bijdrage leveren.
Dat geldt speciaal het bankwezen in ontwikkelingslanden. Uit de kredietcrisis blijkt hoe groot de schade is als mensen in het bankwezen niet vanuit een duidelijke missie van dienstbetoon aan klanten werken. In ontwikkelingslanden is de verstrekking van krediet aan degenen die het nodig hebben van groot belang om de economie te versterken. Een kwalitatief goede en betrouwbare verstrekker van microkrediet kan veel betekenen voor kleine investeerders die met behulp daarvan zichzelf van kapitaalmiddelen kunnen voorzien en hun levensstandaard verhogen.
Dit artikel biedt een korte weergave van een recent verschenen artikel: J. Graafland en B. van de Ven (2011), The Credit Crisis and the Moral Responsibility of Professionals in Finance Journal of Business Ethics: Volume 103, Issue 4 (2011), 605-619.
— Johan Graafland is hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan de Universiteit van Tilburg.