‘Het heeft te maken met vertrouwen’ Nederlandse artsen in noordwest- Bangladesh 

Antje Oosterkamp en Renate Verbiest werken namens zendingsorganisatie Interserve in een ziekenhuis met honderdvijftig bedden op het platteland van Bangladesh. Het ziekenhuis heeft een grote afdeling gynaecologie/verloskunde met rond de drieduizend bevallingen per jaar. Antje is de enige chirurg in het ziekenhuis. Renate is arts op de afdeling kindergeneeskunde. 

Zorgelijk

De gezondheidssituatie van Bangladesh is zorgelijk. ‘Een groot deel van de bevolking leeft onder de armoedegrens’, legt chirurg Antje Oosterkamp uit. ‘Slechts rond de veertig procent kan lezen en schrijven. Als gevolg daarvan is de voedingstoestand slecht, huwen mensen op jonge leeftijd en komen mensen laat met klachten naar het ziekenhuis.’ Renate Verbiest, arts op de moeder-en-kindafdeling behorend bij het LAMB Hospital in het Dinajpur-district, voegt hieraan toe: ‘Veel moeders overlijden rondom de bevalling. Veel kinderen onder de vijf jaar sterven aan diarree, luchtweginfecties en ondervoeding, terwijl deze ziektes te voorkomen zijn.’

‘Aan de andere kant is er in de afgelopen decennia veel gebeurd op het gebied van vaccinaties en preventieve gezondheidszorg’, vertelt Oosterkamp. ‘Bijna alle kinderen worden nu gevaccineerd en anticonceptie is voor bijna iedereen aanwezig. Dit heeft erin geresulteerd dat vrouwen nu gemiddeld drie zwangerschappen doormaken in hun leven, terwijl dat er in 1971 nog zeven waren. Verder werd in Bangladesh Oral Redydration Solution (ORS) uitgevonden, een middel dat uitdroging voorkomt.’ 

Corruptie

Op papier heeft Bangladesh volgens Oosterkamp een goed, wijdverbreid en gratis gezondheidssysteem, vergelijkbaar met de National Health Service in Groot-Brittannië. ‘In de praktijk laat de zorg echter te wensen over en is het systeem corrupt. Je moet voor elke stap in het systeem iemand een bedrag toeschuiven. Er is sprake van onderbezetting van artsen en verpleegkundigen.’ 

Bovendien hebben specialisten vaak een privékliniek naast hun werk in een overheidsziekenhuis, vertelt Verbiest. ‘De armere mensen van het land hebben geen toegang tot deze klinieken, en komen dus zorg tekort. Ook zijn de faciliteiten een stuk beperkter dan in Nederland. Er zijn bijvoorbeeld weinig ziekenhuizen waar 24 uur per dag bloed beschikbaar is. Als familie moet je zelf bloed aanleveren voor je zieke familielid.’

Geroepen

Zowel Antje Oosterkamp als Renate Verbiest weten zich geroepen. Ze zien hun werk als een manier om hun geloof uit te dragen. 

‘Het is helemaal niet gek om te vragen of je mag bidden voor een patiënt’

Oosterkamp: ‘In mijn kindertijd hebben wij als gezin enige jaren in Brazilië gewoond. Sinds ik als negenjarige naar Nederland verhuisde, koesterde ik de wens om naar Brazilië terug te gaan. Tijdens mijn studie geneeskunde deed ik een coassistentschap in Tanzania en daar ontdekte ik dat het leven in een ontwikkelingsland mij goed ligt. Ik ben niet al te zeer gesteld op de normale luxes van het leven in Nederland en kan goed omgaan met de beperkingen van het werken in een low resource-setting. 

Omdat ik niet echt iemand van woorden ben, ging ik het werk dat ik als arts/chirurg kan doen steeds meer zien als de plaats waar God mij geroepen heeft. In mijn werk kan ik Zijn liefde en licht naar mijn omgeving uitstralen. Dit gold voor mijn werk in Nederland, en nu voor mijn werk in Bangladesh.

Meestal draag ik mijn geloof onuitgesproken uit. Ik probeer elke patiënt, maar ook elke collega en verpleegkundige, te zien als een mens door God gemaakt en door Hem geliefd. Af en toe is er gelegenheid om over God te praten. 

Er is in ons ziekenhuis een chaplaincy team waar we mensen naartoe kunnen brengen om te praten en te bidden. Met name patiënten die een slecht-nieuwsgesprek met mij hebben gehad breng ik vaak daarnaartoe.’

Verbiest: ‘Als kind heb ik tien jaar in Azië gewoond, als dochter van een zendingsarts. Van mijn ouders heb ik geleerd hoe het is om uitgezonden te worden en om te leven uit geloof. Dit heeft mij zeker geïnspireerd.

Tijdens mijn studie geneeskunde heb ik een man ontmoet die ook een roeping heeft voor zending. Na mijn eerste jaar als arts-assistent interne geneeskunde moesten we samen beslissingen nemen. Specialiseren in Nederland; een huis kopen; settelen, zoals zoveel leeftijdsgenoten? Of toch de stap zetten en naar het buitenland gaan? Hier hebben we regelmatig samen voor gebeden, en vervolgens onze droom concreet gemaakt! Ik heb de tropenopleiding met de specialisatie moeder-kindzorg gedaan. De sterfte van moeders en kinderen in Bangladesh is nog steeds een groot probleem. Ik heb het op mijn hart om bij te dragen aan de verbetering hiervan.

Ik hoop in mijn werk de liefde van de Here Jezus te laten zien. Vaak staan in dit land de armen op de laatste plek. Ik hoop juist uit te stralen dat ook zij net zo belangrijk zijn. Hopelijk kunnen patiënten juist in een tijd van ziekte en moeite, een ontmoeting hebben met de Here Jezus.’

Genezing en geloof

Chirurg Antje Oosterkamp: ‘In mijn werk kan ik Gods liefde en licht naar mijn omgeving uitstralen.’

‘God en de geestelijke wereld spelen een grote rol in de beleving van ziekte en gezondheid’, vertelt Verbiest. ‘Een nadeel hiervan is dat patiënten vaak eerst naar de kobiraj gaan, een alternatieve genezer die homeopathische geneesmiddelen voorschrijft. De genezer voert allerlei rituelen uit. Zo worden er koranteksten uitgesproken en over de mensen heen geblazen met water. De kobiraj is vaak goedkoper dan de arts; soms komt de dokter pas in beeld als een patiënt erg ziek is.’

‘Mensen in Bangladesh geloven doorgaans dat God betrokken is bij ziekte en gezondheid’, is de ervaring van Oosterkamp. ‘Met name in de dorpen is het heel normaal om te denken dat een geest iets te maken heeft met ziek worden. Daarnaast is er soms een wat passieve houding tegenover ziekte. Als God het wil, zal de patiënt ook wel weer beter worden.’ 

Er is ook een positieve kant aan deze verbinding tussen het lichamelijke en het geestelijke, zegt Verbiest. ‘Mensen staan over het algemeen erg open voor het geloof, het is een belangrijk deel van hun leven. Zo is het helemaal niet gek om te vragen of je mag bidden voor een patiënt. De meeste mensen zeggen hier heel vanzelfsprekend ja op.’ 

Machteloos

Soms botst de westerse medische benadering van de artsen met de plaatselijke gebruiken. ‘Ik was gewend’, vertelt Verbiest, ‘dat wanneer ik in Nederland goed uitlegde waarom een kind moest worden opgenomen, ouders daar natuurlijk op in gingen. Je wilt toch het beste voor je kind. Hier spelen echter allerlei factoren, zeker financiële, een rol. Daarop hebben wij weinig invloed; soms hebben we er ook geen weet van. Als een kind erg ziek is, en een gezin is erg arm, vindt men het soms niet de moeite om kostbare tijd en geld te investeren. Dat is voor ons moeilijk te begrijpen. 

Ook gebeurt het vaak dat men eerst naar een traditionele genezer gaat en pas naar het ziekenhuis komt als de patiënt er erg slecht aan toe is. Als arts voel ik me dan soms machteloos, vooral omdat ik weet dat hun ziekte of de ernst ervan voorkomen had kunnen worden. Het is goed om juist op die momenten mijn gevoelens terug te geven aan God, zodat ik me er niet boos om voel, maar juist met liefde de mensen kan benaderen.’  

‘Het heeft te maken met vertrouwen’, legt Oosterkamp uit. ‘Als patiënten weinig vertrouwen hebben in de effectiviteit van de behandeling, zijn ze geneigd zich eraan te onttrekken. In dit dichtbevolkte land zijn er allerlei geneesheren beschikbaar. Vaak merk je pas dat patiënten het vertrouwen in je hebben verloren wanneer ze niet meer voor controles komen opdagen. Voor een deel moet je dat accepteren; voor een deel wil je er ook voor vechten dat een patiënt een behoorlijke behandeling krijgt. Het evenwicht is soms lastig te vinden.’ 

Hoop

De twee artsen hebben visie en hoop voor de gezondheidszorg in het land. Oosterkamp: ‘Ik hoop dat er steeds meer mensen in het systeem zullen komen die zich ook echt voor de mensen inzetten, die de gezondheidszorg niet zien als een springplank naar een beter leven voor zichzelf. Dingen die voor mij heel gewoon zijn, zoals het vermijden van onnodige ingrepen en aanwezig zijn als je dienst hebt, gebeuren hier vaak niet.’

Verbiest deelt dit: ‘Mijn hoop is dat de gezondheidszorg in het land zal groeien. Ik bid dat artsen steeds beter toegerust zullen worden, en juist willen investeren in de arme mensen van het land, en niet in hun eigen rijkdom. Er is in de gezondheidszorg veel corruptie. Ik bid ook dat de artsen, verpleegkundigen en al het ondersteunend personeel oprecht betrokken zullen zijn bij hun patiënten en hun familie, en dat ze zo de liefde van de Here Jezus zullen weerspiegelen.’

Op de vraag hoe zij de moed er in houdt, antwoordt Renate Verbiest dat ze in alles vertrouwt op God en Zijn weg met mensen. ‘We kunnen goed ons best doen om de medische zorg te verbeteren, maar uiteindelijk is God de grote Geneesheer. Bovendien zijn er naast de moeilijke dingen ook genoeg bemoedigingen: een glimlach van een kind dat weer gezond is geworden, de Bijbel lezen en bidden met collega’s, veel leren over interessante ziektes die je in Nederland niet ziet!’

Antje Oosterkamp heeft het gevoel in een opbouwfase te zijn. ‘Ik heb nog heel veel te leren en ben continu bezig om te zien waar dingen beter kunnen. Een van de uitdagingen is om ook anderen op te leiden in wat ik doe. Op het ogenblik run ik een soort eenmansbedrijfje en dat is op de lange termijn voor niemand nuttig.’ 

Een werkdag van Renate Verbiest

Om 9 uur begint onze overdracht. De arts die ‘s nachts dienst heeft gehad draagt de nieuwe patiënten over. We lezen een stukje uit de Bijbel. Mijn Bengaalse collega’s hebben verschillende godsdiensten (moslim, hindoe, christen), maar het is bijzonder hoe we samen gebedspunten kunnen noemen: voor patiënten, de situatie in het land, voor elkaar, en hier eendrachtig voor kunnen bidden. 

Hierna gaan we visite lopen. Momenteel werk ik op de afdeling kindergeneeskunde; meestal beginnen we dan op de neonatologie-afdeling. Veel baby’s zijn te vroeg geboren of kleiner dan verwacht voor de zwangerschapsduur. In Nederland kun je deze kinderen hoog-technische zorg bieden, hier moeten we het met minder doen. Couveuses worden bijvoorbeeld weinig gebruikt, moeders leren hun kind te buidelen op hun buik (Kangeroo Mother Care), om zo hun kindje warm te houden. 

Na de visite is er tijd voor een kopje thee met elkaar. Hierna gaan we naar de polikliniek kindergeneeskunde toe. Hier zien we kinderen met uiteenlopende problemen: luchtweginfecties, diarree, ondervoeding, nefrotisch syndroom (een nierziekte), ontwikkelingsachterstanden. Tussendoor word ik wel eens weggeroepen naar de eerstehulp voor een ziek kind of naar de operatiekamer om een kind op te vangen dat per keizersnede wordt geboren. 

— Wilbert van Saane is stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad en hoofdredacteur van TussenRuimte