Dictatuur
‘Toen ik met mijn studie theologie aan een presbyteriaans seminarium begon, had ik nog weinig nagedacht over de context en geschiedenis van Korea. Maar al snel kwam ik oog in oog te staan met de werkelijkheid van de Koreaanse dictatuur. Ik begon mijn studie namelijk direct na het bloedbad van Gwangju (1980). Het militaire regime doodde in Gwangju ongeveer duizend mensen die demonstreerden voor de democratisering van de samenleving. Veel Koreaanse kerken spraken zich hier niet over uit. Dat was bij de leiders van de oecumenische jeugdbeweging die ik in die tijd ontmoette wel anders. Zij vochten voor democratie. Het gevolg was dat velen van hen van de universiteit werden gestuurd.
Daardoor ik mijzelf de vraag: Wat voor soort theologie ga ik bedrijven in deze politieke context? De oecumenische jeugdbeweging werd een belangrijke bron van inspiratie voor mij. Ook ik werd door de overheid van het seminarium verwijderd, omdat ik betrokken raakte bij de oecumenische jeugdbeweging voor democratisering. Ik werd drie jaar opgesloten in een militair kamp.
Toen ik weer vrij kwam, werd ik algemeen secretaris van de oecumenische jeugdraad in Korea. In die tijd werd Korea een democratische samenleving. Ik kon toen ook mijn studie afmaken. Ik besefte dat ik tot dan toe vooral op actie was gericht, maar dat ik nu meer verdieping van mijn denken nodig had. Dankzij een beurs van de Council for World Mission (CWM) kon ik mijn opleiding vervolgen aan het New College te Edinburgh.’
Partnerschap
Na zijn studie werkte Keum vijf jaar voor de CWM in London, een zendingsorganisatie met een bijzonder karakter. ‘De CWM heeft een lange geschiedenis die teruggaat op onder andere de London Missionary Society. Partnerschap, machtsgelijkheid en het delen van gaven zijn de drie kernen die CWM een bijzondere structuur en theologie verschaffen.
Aan het einde van de jaren zestig werden traditionele structuren in de zending door de kerken uit het Zuiden bekritiseerd. De prangende vraag voor de zendingsorganisaties in die tijd was daarom hoe zij hun structuur, agenda en werkstijl opnieuw vorm konden geven. Het Parijse Zendingsgenootschap was het eerste dat zich omvormde tot een gemeenschap van kerken, de CEVAA. De London Missionary Society volgde dat voorbeeld en werd omgedoopt tot CWM. Alle deelnemende kerken, ook die uit het ‘zendingsveld’, hadden één stem in de CWM, ongeacht hun omvang, hun rijkdom of geschiedenis. Dat veranderde de cultuur van de organisatie compleet. De CEVAA en de CWM zijn daarom de pioniers geworden van de nieuwe oecumenische zendingstheologie.’
Een model dat volgens Keum nog steeds navolging verdient. ‘We kunnen niet meer toe met het traditionele model, waarin de westerse organisaties alle beslissingen nemen en de kerken in het Zuiden alleen aan de ontvangende kant zitten. Zendingswerk vandaag kan niet anders dan werken in partnerschap met kerken over de hele wereld.’
In dienst van de Wereldraad
Na die vijf jaar bij de CWM benaderde Sam Kobia, de voormalig algemeen secretaris van de Wereldraad van Kerken (World Council of Churches, WCC), Keum met de vraag of hij bij de Commission for World Mission and Evangelism (CWME) wilde komen werken. Hij werd beleidsmedewerker voor evangelisatie.
‘Ik werkte samen met de toenmalige directeur en mijn voorganger Jacques Matthey. Al snel nadat ik bij de Wereldraad was komen werken, veranderde de taak van Matthey en was ik degene die de leiding kreeg over de CWME. Zo kreeg ik drie taken: coördinatie van het werk van de Wereldraad op het gebied van zending en evangelisatie, leiding geven aan het team van de CWME en redigeren van de International Review of Mission.
Ik bid bijna iedere dag om Gods leiding om deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen. De CWME heeft een lange historie en ik ken mijn eigen beperkingen. Intussen is het team kleiner dan vroeger en zijn er minder middelen beschikbaar. Toch doen we niet minder werk dan voorheen.
De CWME is niet alleen het werk van de staf, maar ook van de zogeheten commissioners. Zij vertegenwoordigen drie groepen: ten eerste de met ons verbonden lichamen zoals de oecumenische raden en wereldwijde zendingsorganisaties; in de tweede plaats de lidkerken van de Wereldraad; en in de derde plaats de pinksterkerken, de rooms-katholieke missionaire congregaties en de evangelische beweging. De commissioners komen om de anderhalf jaar bij elkaar. Het zijn mensen die echt toegewijd zijn aan de CWME en de geschiedenis dragen.’
Kracht van de Geest
Keum is nauw betrokken geweest bij het opstellen van de recente Wereldraad-zendingsverklaring Together Towards Life. Hij schreef de tien leidende vragen in de inleiding van de verklaring die door de commissie werden aanvaard. [de CWME?] Volgens Keum wordt de oecumenische zendingstheologie van vandaag gekenmerkt door het accent op het leven en de Geest. ‘De verklaring benadrukt het leven: zending is samenwerken voor het leven. Daarom begint de verklaring met de belijdenis dat wij geloven in de drie-enige God die Schepper, Onderhouder en Verlosser van al het leven is. De zending van Christus bevestigt het leven, en de Heilige Geest geeft het leven. De missie van de drie-enige God is het leven te bewaren en te redden. Onze missie als kerk is het ontdekken van en participeren in het levengevende werk van God.
In de vorige verklaring, Mission and Evangelism uit 1982, lag de klemtoon sterk op de missie van Christus. Dit nieuwe document is complementair en gaat bewust in op de missie van de Heilige Geest. De kerk heeft de opdracht om het leven te vieren en te veranderen. Maar hoe? Kerken in het Noorden worden kleiner, de groei van kerken in het Zuiden stagneert. In deze context willen we het ontvangen van de Heilige Geest benadrukken, de Geest die de missionaire beweging kracht geeft.’
Waar brengen we het goede nieuws?
De Wereldraad heeft de afgelopen jaren veel aandacht besteed aan het thema zending in de marge. ‘Terwijl zending vroeger werd gezien als beweging van het centrum naar de periferie, zijn de rollen nu omgekeerd. Het zwaartepunt van het christendom ligt nu in de marge. Jezus zelf kwam niet in Jeruzalem maar in Galilea op aarde. Hij koos de armen en de dwazen om Gods missie te volbrengen. Daarom verstaan we zending als zending in en vanuit de kantlijn van het bestaan. Gods mensen plaatsen zichzelf nooit in een bevoorrechte positie, want Jezus plaatste zichzelf in de marge.’
Ook spreekt de nieuwe zendingsverklaring over evangelisatie van de markt. ‘Evangelisatie is een van de meest dynamische elementen in kerken wereldwijd. Te vaak is evangelisatie slechts geïnterpreteerd als bekering van het individu. Natuurlijk is dat een van de belangrijkste dingen in zending. We moeten evangelisatie daar echter niet toe beperken. Hoe kunnen we vandaag de zielen van mensen winnen? Als we hen goed nieuws brengen. Maar wie bepaalt wat het goede nieuws is? De ontvangers bepalen of het nieuws dat wij brengen goed is. Daarom moeten we de vraag stellen: Wat voor nieuws brengen wij aan mensen die lijden onder de huidige mondiale crisis? Wat voor nieuws brengen wij aan wie lijden onder de opwarming van de aarde?’
Oecumenisch en evangelisch
Keum ziet weinig verschil meer tussen het begrip van zending in de oecumenische en de evangelische beweging. ‘We zijn niet meer in de tijd van de Koude Oorlog, waarin kerk, academie en samenleving verdeeld waren. Er is nu sprake van intentionele samenwerking tussen de evangelische en de oecumenische beweging. De gezamenlijke viering van het eeuwfeest van de Edinburghconferentie in 2010 is daar een voorbeeld van, evenals het deelnemen aan elkaars conferenties. Het heeft ons geholpen elkaar beter te begrijpen. We zijn er in geslaagd om de spanning tussen de twee groepen te overwinnen.’
Als overeenkomsten tussen evangelisch en oecumenisch noemt Keum de missio Dei als fundament, het koninkrijk van God als doel en een holistische benadering als werkwijze van de zending. Verder is er volgens hem overeenstemming in vragen rondom contextualisatie. Het enige gebied waar nog verschillen liggen is de ontmoeting met de religies.
De protesten in Busan
In Keums thuisland Korea is van harmonie tussen evangelisch en oecumenisch georiënteerde christenen echter nog geen sprake. Ook niet als het gaat om zending. Dat bleek uit de protesten van evangelische christenen tijdens de Assemblee in Busan. ‘Na de Verenigde Staten zenden de Koreaanse kerken het grootste aantal zendingswerkers uit. Sam Kobia, de voormalige Wereldraad-secretaris, stelt dat geen andere kerk in het Zuiden zich zo omgevormd heeft van een bearbeide naar een missionerende kerk, van ontvangende naar een uitzendende kerk, als de kerk van Korea. Dat betekent echter niet dat de Koreaanse kerk het negentiende-eeuwse zendingsmodel als principe moet nemen voor het zendingswerk vandaag. Waarom ziet de Koreaanse kerk dat niet in? Naar mijn mening blijft de Koreaanse kerk steken in een oud paradigma.
De protesten van een groep evangelische gelovigen tegen de Wereldraad die wij in Busan zagen, zijn uiteindelijk een gevolg van de verdeling van het Koreaanse schiereiland. Na de bevrijding van de Japanse overheersing werd Korea gescheiden langs de 38e breedtegraad in een geheime overeenkomst tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Als gevolg daarvan kwam er verdeeldheid, niet alleen op ideologisch en politiek gebied, maar ook in de economie, in de cultuur, in religie en in families. In het zuiden kwam er een militair regime, in het noorden brachten de Sovjets het communisme.
Een groot aantal christenen was gedwongen te verhuizen van Noord- naar Zuid-Korea. Ze ontvluchtten de vervolgingen door de communistische partij. Deze groepen brachten een combinatie van anticommunistische denkbeelden en conservatieve geloofsovertuigingen mee. Het christendom in Zuid-Korea was vóór die tijd gematigder en progressiever. Na hun vlucht naar het zuiden vormden de Noord-Koreaanse christenen echter de meerderheid.
De Koreaanse kerken raakten verdeeld in twee kampen: één pro-Wereldraad en één anti-Wereldraad. Een controverse die overgewaaid is vanuit de Verenigde Staten, waar de Wereldraad in sommige kringen als een communistische organisatie werd gezien en waar men ook vreesde voor de vorming van een oecumenische overheersende superkerk.’
‘De Assemblee in Busan vormde een mooie gelegenheid om het probleem na vijftig jaar eindelijk onder ogen te zien, al had het wel wat voeten in de aarde om het ontvangende comité te vormen. Sommige groepen stonden erop dat gerechtigheid en vrede de leidende ideeën zouden worden. Andere oecumenisch-gezinde christenen wilden de Assemblee aangrijpen om duidelijk te maken de Wereldraad er ook is voor evangelische christenen. Ze vonden het zeer belangrijk om de spanningen met de anti-Wereldraadgroepen, vooral de pinkster- en evangelische kerken, op te lossen. Ondanks deze spanningen kunnen we terugzien op een zeer goed georganiseerde Assemblee.
Helaas waren er toch ook (oorspronkelijk Noord-Koreaanse) christenen die zeer scherp reageerden op de Assemblee. Zij veroordeelden de Wereldraad als ‘een satan die de Koreaanse kerken vernietigt’. Dat was een schok voor het merendeel van de evangelische kerken in Korea. Zij waren het daar helemaal niet mee eens. Met name de pinksterkerken hadden een belangrijke brugfunctie.
Ook voor de Koreaanse overheid en de Koreaanse samenleving was het moeilijk te begrijpen waarom een groep christenen de Assemblee van de Wereldraad aanviel en zelfs ontregelde. Op de eerste dag van de Assemblee waren er duizenden demonstranten. Op de tweede dag was de groep echter al veel kleiner en geslonken tot een paar honderd mensen. Aan het einde van de Assemblee waren er slechts enkele tientallen over.’
Visie voor de Wereldraad
Keum kijkt met zorg naar de toekomst van de Wereldraad. ‘De Wereldraad als instituut kán het voortbestaan van de oecumenische beweging waarborgen. Als wij als Wereldraad van Kerken echter onze visie verloren hebben, verduisteren wij de oecumenische beweging. Het instituut moet altijd de visie volgen. We moeten nieuwe inspiratie vinden, een nieuwe visie voor de oecumene als beweging.
Zending kan een zeer unieke rol vervullen binnen de oecumenische beweging en de bijbehorende instituten. Als wij alleen maar een conciliaire familie van kerken zijn, is dat mooi, maar waarvoor zijn we er dan? Onze missie is belangrijk. Zending bindt het instituut samen en houdt het in beweging.
We zien vandaag een radicale verschuiving van het zwaartepunt van het christendom. Maar hoe zit het met het zwaartepunt van de oecumenische beweging? Hebben christenen in het zuiden de oecumenische beweging in hun hart gesloten? Hebben zij het gevoel dat deze beweging hun beweging is of zien zij het als iets dat vanuit het Westen is geïmporteerd? Voor deze drie uitdagingen staan we als oecumenische beweging. Dit is de hoop en de taak waar de oecumenische beweging in de eenentwintigste eeuw voor staat.’
— Wilbert van Saane is stafmedewerker bij de Nederlandse Zendingsraad.