Pela: een socio-metafysisch verbond
De traditionele Ambonese geschiedenis begint op Nunusaku, de heilige berg in West-Ceram. Op de top stond een reusachtige waringinboom. Nunusaku is afgeleid van nunu: waringin of banyanboom en saku: tempat lindung ofwel schuilplaats. In den beginne leefden alle mensen op Nunusaku samen totdat zij grote onenigheid kregen. Na de ruzie trokken de mensen in twee grote groepen weg: de Ulisiwa (bond van negen) en Ulilima (bond van vijf). De relatie tussen beide groepen lijkt inderdaad gekenmerkt te zijn door spanning en strijd.
Na afloop van een bloedig gevecht sloten twee dorpen vaak een verbond, dat bekrachtigd werd door het uitspreken van bezweringen, het aanroepen van de voorouders en het drinken van sterke drank vermengd met een paar druppels bloed van de twee dorpshoofden of legerleiders. Alle inwoners van de beide negeri’s(dorpen) drinken uit de beker. Ze zijn nu pela’s van elkaar geworden en omdat ‘hetzelfde’ bloed door hun aderen stroomt behoren zij tot de categorie pela keras (‘harde pela’).
Het gaat om een socio-metafysisch verbond omdat de voorouders bij de plechtigheid mede betrokken waren: de zichtbare samenleving (socio) en de samenleving van de voorouders achter de zichtbare werkelijkheid. Zij hebben de functie van hoeders van de adat-regels (de via overlevering doorgegeven sociale leefregels, omgangsnormen en traditionele gebruiken). Praktisch elk dorp, op een enkele uitzondering na, heeft een pela.
Als er één symbool in de Midden-Molukken bindend en verbindend is, dan is dat de pela. Pela is ook de verbindende schakel tussen christenen en moslims. Anders gezegd: het is de gemeenschappelijk ‘grond’ van waaruit zij beiden zijn voortgekomen. De pela vormt het hart van de Molukse cultuur.
Door het aangaan van een pela met een ander dorp, christen dan wel moslim, wordt het isolement doorbroken en wordt de band tussen de verbondsdorpen verstevigd. Het netwerk van deze socio-metafysische verbonden heeft eeuwenlang voor een relatieve vrede in de Molukken gezorgd. De uitbarsting van de broederoorlog in 1999, die werd uitgevochten langs religieuze lijnen, is een dieptepunt voor de ware of pure betekenis van pela.
Pela – pijler van Molukse identiteit
De Pela – bondgenootschappen tussen dorpen in de Molukken die gepaard gaan met een stelsel van rechten en plichten – geldt als een typisch kenmerk van de Molukse cultuur (hoewel er ook gebieden in de Molukken zijn die het systeem niet kennen). Ook dorpen met een verschillende religieuze achtergrond kunnen pela van elkaar zijn. De regels van het bondgenootschap – wederzijdse hulp en respect – golden en gelden voor alle bewoners van de betrokken dorpen. Het pela-schap wordt beschouwd als een blijvende en onverbrekelijke broederschap. Ook in Nederland houden Molukkers de pela-traditie in ere als een van de pijlers van de eigen identiteit.
- Pela keras of ‘harde pela’: verbintenissen ontstaan uit oorlogssituaties of omstandigheden waarbij een bepaald dorp vrijwillig een ander te hulp kwam in tijden van crisis, zoals natuurrampen; bezegeld met een eed en het uitwisselen van bloed.
- Pela gandong of ‘baarmoeder-pela’: gebaseerd op genealogische banden tussen clans van de geallieerde dorpen; bezegeld met een eed.
- Pela tempat sirih of ‘zachte pela’: vriendschapspacten, bezegeld met een rituele uitwisseling en het kauwen van sirih. Huwelijken tussen de betrokken dorpen zijn toegestaan en de verplichtingen zijn minder streng, maar inmiddels neemt men deze ‘zachte pela’ even serieus als de ‘harde pela’.
Transformatie van de Pela
De broederoorlog op de Molukken heeft voor de Gereja Protestan Maluku (GPM, Protestantse Molukse Kerk) geleid tot een herbezinning op en een herformulering van de rol en betekenis van de Pela. ‘Christ transforms culture’ volgens dr. John Ruhulessin, voorzitter van de Gereja Protestan Maluku, maar in de ontmoeting ontstaat een proces van dubbele transformatie, waarbij zowel pela als het beeld van Christus veranderen. In de Molukse context wordt Jezus Christus van het Nieuwe Testament zowel Tuhan Allah en Tete Manis (lieve voorouder/opa) als Jezus onze Pela. In theologische zin wordt Jezus de ‘Pela par excellence’.
De cirkel binnengaan
De relatie met Jezus Christus kunnen we zien als een cirkel, met Hem in het middelpunt. Gaan wij die cirkel binnen, dan wordt de geschiedenis van de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob ook onze gemeenschappelijke geschiedenis. De Molukse geschiedenis wordt meegenomen binnen de cirkel. Zowel de geschiedenis van Israël als de geschiedenis van Jezus worden ook als eigen geschiedenis beleefd, als de beleefde geschiedenis van het Molukse volk zoekend naar de bevrijdende God, die een verbond sloot. In de Molukse context was en is dat de Pela.
Jezus Christus wordt niet voorgesteld als door de zending van buitenaf ingebracht. Hij was er al voordat de zending kwam. Voor de Molukkers was en is Hij Upu Lanite (God van de hemel) en Tete Manis (lieve voorouder). Daarom doet de Molukse geschiedenis er terdege toe, omdat in die geschiedenis iets zichtbaar wordt van de weg die God met de Molukkers gaat. God wordt zichtbaar in de Molukse taal, in de symbolen en rituelen die in het bijzonder reliëf krijgen in de pela tussen God en de mens.
Abraham en teun
Uit de tekst van Efeze 3 kunnen we opmaken dat de geslachten geschapen zijn door Hem, die in Christus onze Vader is. Het is om deze reden dat wij onze afstamming niet alleen moeten zien vanuit de teun(voorouderlijk schrijn of adat-naam voor de clan), maar vanuit de Schepper van hemel en aarde, die gestalte heeft gekregen in Jezus Christus. Voordat Abraham er was, was Adam er. En voordat Adam er was, was Christus er.
Molukkers weten dat zij zich eerbiedig tegenover hun teun en voorouders moeten gedragen. Zij zijn onze oorsprong en wij zijn hun voortzetting. Tegen deze achtergrond wordt ook Christus verstaan als de Tete Manis. Wij hebben geen vrees voor onze teun en voorouders. Zij zijn voor ons manis: goed en liefdevol. Zij geven betekenis aan ons leven in deze wereld. Wij zijn dragers van de adat, die wij van hen via onze ouders hebben ontvangen. Een levensorde van de samenleving: de soa, de teun, de rumah tua (verwante clans), het dorp met al zijn adat-rituelen en het pela-schap.
Het evangelie heeft op dit alles een heilig licht geworpen. De adat is adat gebleven, maar ze is in het licht van het evangelie toch anders geworden. De adat is gekerstend, is nieuw geworden. Ze staat in het licht van Hem, die zegt: ‘Zie Ik maak alle dingen nieuw.’
Dat hebben de Molukkers goed begrepen, toen ze Christus Tete Manis noemden. Christus is niet alleen manis, Hij is ook onze Pela, die tot handelen bereid is. Hij komt ons te hulp in tijden van nood, in het gevecht met de heerser van deze aarde. Deze Pela staat niet naast de teuns en de voorouders, Hij woont samen met hen te midden van ons.
Jezus, de eerste voorouder: de Tete Manis
Elk volk en elke cultuur kent na de kerstening aan Jezus Christus een erenaam toe die bij dat volk of in die cultuur past. Molukkers die het christelijk geloof zijn toegedaan, herkennen Jezus als hun Tete Manis, letterlijk ‘lieve voorouder/opa’. Buitenstaanders kijken hier misschien wat vreemd tegenaan, maar deze titulatuur houdt voor de Molukkers eerbied, devotie en aanbidding in.
In zijn religieuze beleving geeft de Molukker aan Jezus Christus met deze titel een bepaald waardeoordeel. Met deze titel krijgt Hij namelijk een uitgesproken plaats in de rangorde van de adat. Hij komt zo naar voren als de eerbiedwaardigste Tete onder de voorouders. Hij is hun Heiland zoals Hij ook onze Heiland is (vergelijk 1 Korinthe 15 en Hebreeën 12). Hij staat niet gelijk aan de voorouders, maar doordat Hij is opgenomen in de orde van de adat, staat Hij tussen hen in. Zo wordt in de titulatuur het gevoel van een correlatie uitgesproken. Dat wil zeggen: zoals er een nauwe band is tussen de voorouders en de levenden op aarde, zo is Christus voor de Molukkers niet de onbereikbare godheid, maar Eén die elke dag nabij de mensen is.
Verbond, belofte en bloed
Bloed is een essentieel onderdeel van de pela-ceremonie. Het symboliseert het stoppen van het verdere bloedvergieten en biedt mogelijkheden van nieuw leven. Oude vijanden worden verbondsbroeders en zusters. Bloed staat voor leven en dood tegelijkertijd. Zonder de bevestiging van het verbond met bloed is er geen verbond. Dat is dezelfde symbolische taal van het Oude Testament.
God belooft Zijn hemelrijk te verbinden met het aardrijk, met de mensheid (vergelijk het verbond met Noach), zoals ook in de traditionele pela. De Molukse dorpen zijn koninkrijken met aan het hoofd een radja (koning) waar de rumah tua (oorspronkelijk huis en geestelijk centrum van een clan, waar de heilige erfstukken worden bewaard) van de mata rumahs (clans) en rumah tanga’s (families, figuurlijk het huis van de vele generaties) staan.
In het hemelrijk heeft God Zijn eigen rumah tua met de vele woningen (Johannes 14:1). Deze God komt naar het aardrijk en wordt de mens Jezus, die geboren is in Bethlehem om onder ons sterfelijke mensen te leven. Hij kwam van Zijn hemelrijk naar ons aardrijk om Zijn verbondsbelofte, die Hij in het Oude Testament aan de aartsvaders heeft gedaan, te bekrachtigen, te bevestigen door Zijn bloed te vergieten en Zijn leven te geven voor ons. Hij werd begraven, maar stond na drie dagen op uit het graf. Hij overwon de dood en keerde terug naar Zijn negeri, de hemel. Pela’s wonen ook niet bij elkaar in een dorp. Ieder keert terug naar zijn of haar eigen negeri.
Eschatologische betekenis
Wij kennen God door Jezus Christus. Hij liet door zijn aardse leven zien wat het leven onder het verbond, onder het pela-schap van God kan betekenen. Zijn missie was vanaf het begin duidelijk: Gods karakter reflecteren in Zijn mens-zijn, leven in trouw aan het verbond. In het kort: leven als een rechtvaardige, als vredestichter, als uitvoerder van het verbond. Zijn dood kunnen we dan ook interpreteren als de dood van een rechtvaardige. Zijn opwekking uit de dood is daarvan een bevestiging: want de rechtvaardige zal leven door zijn trouw. Met de opstanding uit de dood neemt Hij het menselijk bestaan mee uit de dood. Het menselijk bestaan is aan de dood ontheven.
Zo is Hij de tweede Adam, of in Molukse begrippen: de Pela, die vanuit het hemelrijk naar ons toe is gekomen. Tot zonde gemaakt voor ons heeft Hij de zonde zelf meegenomen naar het graf en is als de eeuwige Levende verrezen om eeuwig leven te geven aan allen die met Hem zijn gestorven in de doop, aan Israëlieten, Molukkers, Nederlanders en de andere volkeren van de wereld. Vanuit het perspectief van de opgestane Heer, krijgt het pela-schap een eschatologische betekenis.
Pela-schap en de gemeente als lichaam van Christus
Het pela-verbond verbroedert en verzustert en vergroot de kans op een vreedzaam leven. De leden vormen samen, zeker bij de ‘harde’ vorm van pela, een bond, een eenheid. De pela is er voor iedereen. De keuze om onderdeel te zijn van een pela is vrijwillig. Niet alle bijzondere handelingen, goed (goede daad) of kwaad (in een oorlog), hoeven te leiden tot de oprichting van een pela-schap. De wil moet er zijn van beide partijen.
De hoekstenen van de gemeente zijn doop en belijdenis. De doop is een eschatologisch sacrament dat ons geloof op een bijzondere wijze visualiseert en samenvat. De doop geeft de mens toegang tot het lichaam van Christus en is daardoor onderdeel geworden van de eschatologische hoop. Hij wordt als het ware ingelijfd in de gemeenschap die ons voorging. De doop is het koord dat ons verbindt met de toekomst en met het verleden, met het voorgeslacht.
Panas pela betekent ‘het opwarmen van de pela’. Tijdens de panas pela-ceremonie wordt het pela-schap opnieuw in herinnering gebracht en opnieuw bevestigd. De dorpelingen en hun pela drinken sageru en herhalen de pela-belofte. Daarna wordt gezamenlijk gegeten en gedronken en samen gevierd dat zij broeders en zusters zijn (pela gandong).
In de christelijke kerk vieren we het avondmaal als gemeenschap rond brood en wijn. De gemeenschap bestaat uit de zichtbaren en onzichtbaren, zij die ons zijn voorgegaan. De Hebreeënbrief (12:1) heeft het in dit verband over ‘een wolk van getuigen, die om ons heen is’, een wolk van getuigen waar de pela intrinsiek deel van uitmaakt. Het gezamenlijk aanzitten aan tafel maakt de solidariteit duidelijk.
Wij zijn verenigd rondom Christus, in de verwachting van het Koninkrijk Gods dat komt. De gemeente van Jezus Christus leeft op weg naar de toekomst, maar ze staat daarbij op de bodem van de geschiedenis, van de adat. De geschiedenis is in onze optiek zonder de adat niet te bevatten. Wat wij zijn en wie wij zijn, zijn wij ook dankzij hen, onze pela’s en Christus is daarin de allereerste, de immer trouwe, de ‘Pela par excellence’.
Dit artikel is een gedeelte uit een langer artikel, getiteld ‘De christelijke zending in de Molukken en de gevolgen voor de Molukse kerk in Nederland’. Het gehele artikel inclusief noten is op www.tussenruimte.com te vinden.
— Simon Ririhena is verbonden aan het Moluks Theologisch Beraad en is directeur van het Moluks Theologisch Seminarie in Houten. Hij promoveerde op Christus de Pela par excellence. De christologie van de Pela als hart van de Molukse theologie.