Godsdienstvrijheid in Kazachstan en Kirgizië: Wat is er veranderd na vijf jaar?

Het is dit jaar precies vijf jaar geleden dat ik mijn masterscriptie voor de opleiding Oost-Europese studies (UvA) afrondde. Centrale vraag was hoe de veranderingen in godsdienstvrijheid het werk van westerse protestantse zendingsorganisaties in Kazachstan en Kirgizië hadden beïnvloed. Nu, vijf jaar later, vraag ik me af: zijn de beperkingen toegenomen of kunnen we nieuwe openingen waarnemen? 

Centraal-Azië heeft een slechte naam als het gaat om godsdienstvrijheid. Dit wordt bevestigd door rapporten van onder meer de US Commission on International Religious Freedom (USCIRF) en Open Doors. In het laatste rapport van de USCIRF (mei 2015), dat een analyse van 33 landen bevat waar godsdienstvrijheid het meest onder druk staat, werden de vijf ‘stans’ elk afzonderlijk beschreven.

Dit jaar staan vier van de vijf Centraal-Aziatische republieken op de Open Doors World Watch List: Oezbekistan bezet de 15e plek, gevolgd door Turkmenistan op plaats 20, Kazachstan op plaats 42 en Tadzjikstan op de 45e plek. Hoewel Kirgizië dit jaar ontbreekt, wil dat niet zeggen dat christenen daar geen beperkingen in de uitoefening van hun geloof ervaren. Zo stond Kirgizië vijf jaar geleden nog op de 49e plek.1

De jaren negentig: van relatieve openheid naar controle

Deze ranking staat in scherp contrast met de periode direct na de onafhankelijkheid in 1991, toen de Centraal-Aziatische republieken vooruitstrevende wetten aannamen om de vrijheid van godsdienst te garanderen. Het was relatief gemakkelijk om je als religieuze organisatie te registreren en vele buitenlandse zendelingen vonden hun weg naar de regio. De kerken in Centraal-Azië maakten in deze periode een ongekende groei door.

Echter, in navolging van Rusland die in 1997 een meer beperkende religiewet aannam, begonnen de ‘stan-landen’ ook hun religiewetgeving aan te passen. De nieuwe houding ten aanzien van religie vertoonde opvallende overeenkomsten met het oude Sovjetregime. Zo werd door elke Centraal-Aziatische regering het Comité voor Religieuze Zaken (een erfenis uit de Sovjettijd) nieuw leven ingeblazen; een overheidsinstantie die controle uitoefent op alle religieuze activiteiten (van Soefi’s tot Hare Krishna) in het land. Het grootste probleem zit hem in de verplichte registratie van religieuze groeperingen en het verbod op ongeregistreerde religieuze activiteiten. 

Kirgizië: eis van minimaal tweehonderd leden 

Kirgizië werd lange tijd beschouwd als het meest tolerante en liberale land in de regio. Het tij keerde echter in 2009 toen een nieuwe religiewet werd aangenomen die de godsdienstvrijheid aanzienlijk beperkte. Grootste kritiek ontstond over de zware registratievoorwaarden voor religieuze organisaties, inclusief een ledenaantal bij oprichting van tweehonderd volwassen Kirgizische burgers. Deze tweehonderd leden moeten Kirgizisch staatsburger zijn en daarnaast hun volledige naam, geboortedatum, adres, beroep en paspoortnummer opgeven. Voor veel kleine protestantse kerken een onmogelijke opgave. Zelfs als een gemeente 200 leden heeft, is het nog maar de vraag of iedereen bereid is als zodanig te boek te staan bij de overheid. Veel kerkelijke gemeenten slaagden er niet in zich te registreren.

In 2012 werden de eerste amendementen op de religiewet aangenomen. Deze gingen specifiek over de censuur op religieuze literatuur. Verspreiding van religieuze literatuur in openbare gebouwen, op straat, in parken, opvangtehuizen, scholen en hoger onderwijsinstellingen is verboden. Op dit moment wordt er door protestantse kerken weinig gepubliceerd. Ook worden er weinig publicaties geïmporteerd vanuit het buitenland. Drukkerijen en uitgeverijen zijn vaak huiverig een dergelijke opdracht aan te nemen, omdat ze van overheidsfunctionarissen te horen hebben gekregen geen religieuze materialen te printen. In de praktijk blijkt echter dat deze nieuwe regels niet voor grotere moeilijkheden hebben gezorgd. Handhaving van de wet heeft niet de hoogste prioriteit voor de Kirgizische overheid, die met grotere problemen te maken heeft (hoge werkloosheid, etnische onrusten etc.).2

Begin 2014 gaf de regering aan de controle op religieuze organisaties te willen versterken. In een conceptversie van de plannen staat dat meer macht zal worden gegeven aan de Staatscommissie voor Religieuze Zaken. Ook wil men het minimumaantal leden verhogen van 200 naar 500 en de verspreiding van religieuze literatuur en het werk van buitenlandse zendelingen verder beperken. Tot op heden is deze wet nog niet in het Parlement besproken.

Kazachstan: twee gezichten

In Kazachstan werd in oktober 2011 een gelijksoortige wet aangenomen, al golden hier weer andere criteria voor het minimumaantal leden (50 voor een lokale registratie, 500 voor een regionale registratie en 5000 voor een landelijke registratie). Lokale en regionale organisaties mogen alleen activiteiten ontplooien in het geografische gebied waar ze zijn geregistreerd. De landelijke registratie is tot op heden alleen weggelegd voor de Muslim Board (Hanafi school) en de Russisch-Orthodoxe Kerk, uitgerekend de twee organisaties waarvan de “historische rol” apart word erkend in de preambule van de religiewet. 

Tot oktober 2012 kregen religieuze organisaties de tijd zich te herregistreren. ‘Een bureaucratische nachtmerrie’, in de woorden van de Lutherse bisschop Yuri Novgorodov.Dit leidde tot een grote daling in het aantal geregistreerde religieuze groepen, zowel aan islamitische als aan protestantse zijde. Tijdens het registratieproces werd door lokale autoriteiten druk uitgeoefend op individuele leden om niet te tekenen. Zo werden 14 van de 61 oprichters van de protestantse Grace Church in Karaturyk, met name Kazachen en Oeigoeren, door ambtenaren opgebeld of bezocht om hen te waarschuwen voor de gevaren van de ‘sektarische’ Grace Church.4 Van de 1500 kerken slaagden 400 erin zich (opnieuw) te registreren. De rest opereert nu ondergronds, veelal als huiskerken. Velen hebben de afgelopen jaren te maken gehad met hoge geldboetes voor het organiseren van “illegale” religieuze activiteiten. 

Andere veelvoorkomende schendingen van de nieuwe religiewet, zijn het verspreiden van religieuze literatuur zonder vergunning en het praten over religie (evangeliseren) zonder registratie als evangelist of zendeling. Wat betreft de religieuze literatuur is er veel onduidelijkheid. Volgens de wet mogen materialen met een religieuze inhoud en objecten met een religieuze betekenis (zoals iconen) alleen worden verspreid in geregistreerde gebedshuizen, goedgekeurde religieuze onderwijsinstellingen en door de lokale overheid aangewezen boekwinkels. Elke titel (geïmporteerd of niet) moet eerst worden goedgekeurd door het Staatsbureau voor Religieuze Zaken in een zogenaamde ‘expertanalyse’. Tot op heden ontbreekt een duidelijke lijst met boeken die goedgekeurd dan wel afgekeurd zijn.5

Het is daarom des te opvallender dat Kazachstan zich naar de buitenwereld profileert als een natie van interreligieuze dialoog en tolerantie. Zo organiseerde Kazachstan afgelopen juni voor de vijfde keer op rij het Congress of Leaders of World and Traditional Religions. Dit congres wordt sinds 2003 door Kazachstan georganiseerd om de dialoog tussen politieke en religieuze leiders te bevorderen. Maar volgens een medewerker van het Staatsbureau voor Religieuze Zaken zijn deze ontmoetingen vooral ‘voor buitenlanders’ bedoeld. De interne praktijk komt hier niet aan bod.6

Veel (internationale) aandacht kreeg twee jaar geleden de zaak van de gepensioneerde Presbyteriaanse voorganger Bakhytzhan Kashkumbayev in Astana. Op 17 februari 2014 kreeg hij een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van vier jaar voor het vermeend psychologisch beschadigen van een gemeentelid, hoewel de vrouw zelf aangaf dat hij ‘volkomen onschuldig’ was. Tijdens zijn voorarrest werd hij een maand lang onderzocht in een psychiatrisch ziekenhuis. Kerkleden moesten bloedmonsters afgeven aan de politie om te kijken of er ‘hallucinerende’ middelen werden gebruikt tijdens het avondmaal. Lokale media deden volop mee in de beschuldigingen. Waarnemers zien het proces als symbolisch voor de scherpe neergang in het respect voor godsdienstvrijheid in Kazachstan.7

Druk vanuit de lokale gemeenschap

De seculiere regeringen in de hoofdsteden maken zich doorgaans weinig druk om het procentueel kleine aantal Kirgiezen of Kazachen dat christen wordt. Zij zeggen het meerderheidsstandpunt in de samenleving te volgen. Of zoals een Kazachse voorganger het verwoordde: ‘Ons grootste probleem is de vervolging door de eigen familie.’8 De voormalige voorzitter van de Staatscommissie voor Religieuze Zaken in Kirgizië reageerde als volgt op de kritiek: 

‘Westerse zendelingen komen hier en willen alleen maar praten over rechten, rechten, rechten! Voor hen is het gemakkelijk. Na een paar jaar vertrekken ze weer, maar ze hebben geen idee welke bende ze hier achterlaten.’ 

De bekering van een dorpsgenoot leidt vaak tot veel onrust in de lokale gemeenschap. De sociale verhoudingen komen immers onder druk te staan. Als christen kun je niet langer meedoen met de lokale tradities en gebruiken. Je komt buiten de groep te staan. Dit ligt vooral gevoelig bij begrafenissen. Zo was er een christelijke familie die kort na elkaar twee oma’s moest begraven. In beide gevallen schakelde de lokale imam een groep jongemannen in om de begrafenisceremonie te verhinderen. De familie was genoodzaakt uit te wijken naar andere dorpen in de omgeving, maar telkens werden ze geconfronteerd met dezelfde weerstand.9

De ‘positieve’ gevolgen

Hoewel de buitenwereld Centraal-Azië ziet als een regio met ernstige beperkingen in de godsdienstvrijheid, is dit niet het eerste wat je hoort als je met lokale kerkleiders praat. Niet dat het er volgens hen niet is, maar meer omdat ze het als een gegeven zien. Het lijden hoort er in het leven van een christen bij. Liever leggen ze de nadruk op wat God aan het doen is in de regio, hoe mensen worden gewonnen voor Gods Koninkrijk, en hoe er zelfs zendelingen uit Centraal-Azië worden uitgezonden naar landen als India, Afghanistan en Rusland. Er is in de Centraal-Aziatische kerken een groeiende passie zichtbaar voor zending en men ziet daarin een duidelijke rol voor zichzelf. 

Anneta Vyssotskaia spreekt over een sterkend wordend ‘identiteitsgevoel’ en een groeiend ‘ownership’ onder Centraal-Aziatische gelovigen. De grote groei in huiskerken heeft hieraan zeker bijgedragen. Lokale leiders staan op en kerken worden steeds minder afhankelijk van buitenlandse zendelingen. Dit resulteert in een verdergaande contextualisatie binnen de kerken, met lokale vormen van aanbidding en ontmoeting.10

Een Kazachse voorganger vertelde dat mede door de nieuwe religiewet er betere relaties zijn ontstaan tussen de diverse kerkgenootschappen. Er is meer eenheid. Zo wordt er nu een Kazachse Evangelische Alliantie opgericht. Dit helpt de kerken om gezamenlijk op te komen voor hun rechten. In een aantal gevallen maken kleine gemeenten gebruik van de gebouwen van geregistreerde kerken om zo toch zondagse samenkomsten te kunnen houden. Dit bevordert het onderling contact.

Conclusie

Vergeleken met 2010 zijn op papier de overheidsbeperkingen voor kerken in Kazachstan en Kirgizië toegenomen. Het aantal geregistreerde kerken in beide landen is drastisch afgenomen. Politieke onrust en instabiliteit zorgen er echter voor dat de regeringen met meer prangende vragen bezig zijn dan ongeregistreerde kleine protestantse gemeenschappen.11 Dit laat onverlet dat op lokaal niveau kerken soms te maken krijgen met felle tegenstand, in de vorm van politie-invallen, geldboetes en gevangenisstraffen. 

Een groot verschil met 2010 is dat nu steeds beter zichtbaar wordt wat de gevolgen hiervan zijn voor de ontwikkeling van de kerk in Centraal-Azië. De nieuwe religiewetgeving heeft ervoor gezorgd dat er meer samenwerking is ontstaan tussen kerkgenootschappen. De urgentie leeft veel sterker dat men elkaar nodig heeft. Kerkleiders beseffen ook dat de situatie elders (en vaak niet eens zo ver van huis) vaak veel benauwender is. Daarom maken ze gebruik van de mogelijkheden die ze nu nog hebben, ook als het gaat om zending. Wat dat betreft zijn de Kazachse en Kirgizische zendelingen misschien wel beter uitgerust voor hun taak dan hun westerse collega’s. Het zou dus interessant zijn om over vijf jaar opnieuw terug te blikken.

Noten

1 In 2010 werden door Open Doors de volgende plekken toebedeeld: Oezbekistan op nr. 10, Turkmenistan op nr. 15, Tadzjikistan op nr. 32 en Kirgizië op nr. 49. Kirgizië was in 2010 nieuw op de lijst door het aannemen van de nieuwe religiewet in 2009. Kazachstan ontbrak dat jaar op de lijst.

2 Mushfig Bayram en John Kinahan, ‘Kyrgyzstan: Religious Freedom Survey’, Forum 18 News Service, 4 november 2014.

3 Brian C. Stiller (ed.), Evangelicals around the world: a global handbook for the 21st century, Nashville, 2015, 324.

4 Mushfig Bayram en John Kinahan, ‘Kazakhstan: Religious Freedom Survey’, Forum 18 News Service, maart 2014.

5 Ibidem.

6 Ibidem.

7 ‘Annual report’, U.S. Commission on International Religious Freedom, 2015, 162.

8 Stiller, Evangelicals around the world, 319.

9 Anneta Vyssotskaia, ‘Is the Silk Road still open?’, in: Hans Aage Gravaas (ed.), Freedom of Belief & Christian Mission, 316.

10 Ibidem, 318.

11 Stiller, Evangelicals around the world, 324.

— Wilma Wolswinkel woonde een jaar in Kazachstan om Russisch te studeren en werkt sinds eind 2011 bij de Gereformeerde Zendingsbond, waar ze onder andere betrokken is bij het leiderschaps- en discipelschapsprogramma (TEE) voor lokale kerken in Centraal-Azië.