Druk op religieuze vrijheid in Nederland

Neemt de druk op godsdienstvrijheid toe? In relatieve zin gaat het in Nederland goed, en toch is vrijheid nooit vanzelfsprekend. Tekenend zijn de waardeoordelen die worden geuit ten opzichte van minderheden. Denk aan het dragen van religieuze symbolen of discussies over de rol van geweten op de werkvloer, of de racistische uitlatingen in het kader van islamofobie. Dit artikel bespreekt een aantal van deze kwesties.

Het thema godsdienstvrijheid en vervolging klinkt in Nederlandse oren doorgaans als iets van ver weg en lang geleden. Recente ernstige verhalen over vervolging van moslims, christenen, atheïsten, en minder bekende gemeenschappen, zoals de Jezidi’s en Rohingya, lijken te komen uit andere landen. Misschien kijkt men met medelijden naar landen die niet onze standaard van vrijheid kennen. 

Maar ook Nederland heeft in het verleden te maken gehad met ingrijpende maatregelen tegen protestanten, rooms-katholieken en joden. De associatie van macht en exclusieve overtuiging, binnen een scala van religieuze en niet-religieuze overtuigingen, is historisch gezien vaak dramatisch geweest.

Hoewel mensen in Nederland in relatief grote vrijheid leven, is vrijheid ook vandaag niet vanzelfsprekend. Er zijn talloze discussies op gang gekomen over zogenoemde islamisering, rondom de vraag hoe orthodox-gelovige gemeenschappen en samenleving zich tot elkaar verhouden – in de erkenning dat zij deel uit maken van dezelfde samenleving. 

Juridische vrijheid en maatschappelijke acceptatie

De laatste jaren zijn er verschillende spraakmakende kwesties geweest wat betreft religieuze vrijheid in Nederland. De ervaren druk op godsdienstvrijheid en maatschappelijke acceptatie lijkt te zijn toegenomen onder religieuzen. Het is belangrijk gevoelens van afwijzing en zorgen over vrijheid in de toekomst te onderkennen, daar deze interne reacties op maatschappelijke gebeurtenissen mede beïnvloeden en processen van polarisering kunnen versterken. 

Daarbij is het belangrijk een onderscheid te maken tussen een afname in maatschappelijke acceptatie van bepaalde religieuze overtuigingen en gedragsuitingen daarvan enerzijds, en overheidsregulering die de juridische vrijheid van godsdienst aantast anderzijds. Hoewel beide invloed kunnen hebben op godsdienstvrijheid – voor zover grondrechten ook tussen burgers onderling van toepassing zijn – is dit verschil belangrijk, omdat dit onderscheid tot uitdrukking komt in juridische constellaties met betrekking tot de vrijheid van godsdienst. Niet elke ervaren maatschappelijke intolerantie impliceert druk op de juridische vrijheid van godsdienst.

Geweten, hoofddoek en sekse

Hoewel maatschappelijke houdingen en juridische godsdienstvrijheid onderscheiden zijn, zijn de scheidslijnen niet altijd duidelijk. Een aantal kwesties blijft de gemoederen bezighouden. Dit betrof in recente jaren de bescherming van het geweten in een diversiteit van functies, zoals onder ambtenaren en medici, maar ook de individuele keuze om een religieus symbool te dragen of zich in religieuze zin te uiten in open en publieke ruimtes, zij het als dienstverlener of cliënt. 

Een voorbeeld hiervan is de discussie rondom de hoofddoek bij de politie in het afgelopen jaar. Het College voor de Rechten van de Mens adviseerde dat het niet noodzakelijk was het dragen van een hoofddoek in combinatie met een uniform te beperken. Het College stond daarin lijnrecht tegenover de politieke discussie. 

De vraagstukken omtrent sekse en seksualiteit lopen misschien nog het hoogst op, waarschijnlijk omdat dit type thema’s nog minder scherp te vangen zijn in categorieën als ‘publiek’ en ‘privé’. 

Onder invloed van toenemende politieke polarisatie en wederzijds exclusieve ideeën lijkt de wens tot overheidsregulering soms toe te nemen, bijvoorbeeld in het onderwijs. Het verbaast niet dat zulke politiek gevoelige thema’s met wantrouwen worden bekeken vanuit de diverse geloofsgemeenschappen. 

Echter, ook overheidsregulering is niet ongelimiteerd. De hogere rechtspraak, waaronder ook het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Raad van Europa) en het Europees Hof van Justitie (Europese Unie), corrigeert doorgaans onvoldoende rationeel onderbouwde generaliserende beperkingen van vrijheid in meer complexe vraagstukken.

Ambivalente houding

In christelijke kringen ziet men nogal eens een ambivalente houding ten opzichte van overheidsregulering. Ik keer even terug naar de discussie rondom hoofdbedekking van agentes. Ineens is dan scheiding van kerk en staat een zwaarwegend principe en wordt er geschermd met de culturele eigenheid van de joods-christelijke cultuur in Nederland, of zelfs de neutraliteit van de staat; terwijl bij thema’s die christenen zelf direct raken de persoonlijke vrijheid eerder centraal lijkt te staan en de klaagzangen over secularisme de lofzang haast overstemmen. Denk ook aan het debat over de gewetensbezwaarde ambtenaar. Het is belangrijk om op dit punt tot een enigszins coherente, gebalanceerde, en consistente stellingname te komen. 

Om de eigen vrijheid te waarborgen, zullen christelijke gemeenschappen zich ook moeten inzetten voor de vrijheid van godsdienst- en levensovertuiging in het algemeen. Een manier om dat te doen is het hanteren van een case-to-case benadering in plaats van te leunen op algemene concepten die onvoldoende recht doen aan de complexiteit van de samenleving. Welke beperking van vrijheid is strikt noodzakelijk? En zijn er echt geen andere manieren om conflicterende belangen in praktische zin op te lossen?

Te afwijkend

Een zorgelijke en meer nieuwe ontwikkeling is dat bepaalde overtuigingen op zichzelf als problematisch of zelfs gevaarlijk worden bestempeld en om die reden geweerd lijken te worden. 

Neem de discussie over het gebruik van publieke faciliteiten door organisaties of kerkgenootschappen die als te afwijkend worden ervaren in het publieke debat. Zo werd in Rotterdam besloten structurele religieuze samenkomsten in buurthuizen niet langer toe te staan en hoorde de Christian Revival Church dat ze niet langer welkom is in de door de Amsterdamse gemeente beheerde Oosterkerk. 

Deze discussie speelt misschien heftiger in landen als de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, maar ook in Nederland speelt deze vraag meer en meer. Dat is historisch gezien iets bijzonders. De meeste verlichtingsfilosofen geloofden dat men overtuiging niet kon afdwingen en ook, dat een overtuiging niet per se problematisch of gevaarlijk was. Zij ageerden tegen de tendens tot het afdwingen van conformiteit van gedrag, los van afwijkende persoonlijke overtuiging. 

Zorgelijk dat bepaalde overtuigingen op zichzelf als problematisch of zelfs gevaarlijk worden bestempeld

Bovendien was men het erover eens dat conformiteit een culturele convergentie behelsde en een beperking van tolerantie was. Ook in onze tijd wordt dit soort beleid als intolerant gezien: een intolerantie waar de constitutionele staat met de fundamentele vrijheden een einde aan zou hebben gemaakt. 

De nieuwe discussie over ‘platforming’ (het buiten de deur houden van controversiële ideeën) in het kader van universiteiten en andere instellingen is op een bepaalde manier ook een praktische eis van conformiteit aan een onduidelijk gedefinieerd ‘wij’. Wat hierdoor in de hand wordt gewerkt is vooral een verdere fragmentatie van het publieke debat, waardoor de blootstelling aan andere (exclusieve) overtuigingen wordt beperkt. Hierin bestaat een paradox van schijnbare eenheid te midden van fragmentatie. Daarom is het belangrijk om in de toekomst scherp te blijven op het gebruik van overheidsmacht ten aanzien van conformiteit van gedrag op basis van overtuiging.

Gezond zelfbewustzijn

Het is tevens belangrijk dat kerkelijke gemeenschappen een zekere openheid nastreven voorbij eigen exclusieve overtuiging. Hier ligt een interessante uitdaging in een tijd waarin burgers steeds intensiever worden geconfronteerd met contrasterende exclusieve overtuigingen. 

Dit fenomeen is echter niet nieuw. De meeste kerken hebben lang vastgehouden (en sommigen nog) aan een mate van uniformiteit van zowel leer als leven in combinatie met een scherpe wij-zij-retoriek: ‘Zullen we het onkruid maar uitrukken, Here?’ Terwijl ook het koren groeit in verschillende maten. Gaven en vruchten verschillen nu eenmaal en deze zijn te rijmen met de complexiteit in de kerk en daar buiten. Een gebrek aan de conceptualisering van verschil binnen het Lichaam van Christus, samen met theologische verabsolutering, maakt het misschien niet heel verrassend dat zij die de kerk verlieten zich ook zo scherp kunnen uiten over deze gemeenschappen.

Belangrijk voor kerken om een zekere openheid na te streven voorbij de eigen exclusieve overtuiging

Het zou geen kwaad kunnen om kritisch naar die conceptualisering van verschil te kijken, alsook naar de onbarmhartigheden binnen een gemeenschap. Hoe leren wij elkaar om te gaan met verschillen? Proberen we de ander te begrijpen? Of staat het oordeel over de ander voorop? Kunnen we de ander vervolgens ruimte laten in de minder fundamentele aspecten van meningsverschil? En, sta je stevig genoeg in je schoenen om met een voortdurend meningsverschil en complexe tegenstrijdigheden relatief comfortabel te zijn? 

Zo’n houding gaat uiteraard niet over onverschilligheid, maar over een gezond zelfbewustzijn en wederzijds respect. Het is belangrijk te onderkennen dat veel overtuigingen op een bepaalde manier exclusief zijn. Tegelijk gaat het over het erkennen en herkennen van elkaars pijnpunten, juist waar de verschillen het grootste zijn. Consensus is niet het primaire doel. Het is eerder belangrijk om het debat gaande te houden op basis van wederzijds respect.

Te midden van ideologische polarisatie en vervreemding kan het verder zinvol zijn kritisch te kijken naar de fundamentele en minder fundamentele aspecten, of de kern en de periferie van de eigen overtuiging (nog zo’n oud thema), en daar ook bij anderen op aan te dringen. Diversiteit wat betreft minder fundamentele aspecten kan een begin zijn van nieuwe dialoog, misschien ook werkelijk acceptatie van dat er nu eenmaal grote en tastbare maatschappelijke verschillen zijn – een post-verzuilingsyndroom? 

Zo’n meer barmhartige cultuur staat het missionaire karakter van de kerk en haar leden niet per definitie in de weg, maar kan het profiel ook versterken. Geloof en overtuiging laten zich ten diepste niet duurzaam opdringen. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen, zachte woorden, vrijmoedigheid van leven en persoonlijke integriteit zijn soms meer duurzame schakels in het geheel.

Herbezinning

Neemt de druk op godsdienstvrijheid toe? In relatieve zin gaat het in Nederland goed, en toch is vrijheid nooit vanzelfsprekend. Sommigen zullen de druk meer ervaren dan anderen. Ook daar mogen we niet tekort aan doen. Men mag in openheid de dialoog aangaan, en zal meer voor elkaars rechten moeten leren opkomen. 

In openheid de dialoog aangaan en meer voor elkaars rechten leren opkomen

In praktische zin is het belangrijk om op de hoogte te zijn van juridische kaders van godsdienstvrijheid, om niet onnodig tegen conflicten aan te lopen. Tegelijk mag men ook anderen kritisch bevragen op exclusieve overtuiging en de noodzaak om vrijheid te beperken. 

Verder is het belangrijk om tot een gezamenlijke herbezinning te komen ten aanzien van diversiteit en radicalisering van zowel exclusieve religie als exclusieve ideologie, juist vanuit het perspectief van religieuze minderheden. Een meer structurele doordenking van de plaats van onder andere kerken, specifiek in onze tijd en omstandigheden, vraagt durf, maar zal de gemeenschappen in ons land op de lange termijn ten goede komen.

—Mariëtta van der Tol doet promotieonderzoek naar tolerantie en religieuze vrijheid aan de Universiteit van Cambridge. Zij studeerde staatsrecht en socio-politieke geschiedenis in Utrecht en geschiedenis van het christendom aan Yale Divinity School.