Tussen politiek engagement en profetische houding

Opvallend in de jaren tachtig is dat de verbinding van kerk en zending met politiek engagement vanzelfsprekend lijkt voor de auteurs van Wereld en Zending. Het is er een decennium lang van doordrenkt. Hoe was dat echter in de jaren daarvoor? 

Schrijven van de Nederlandse Zendingsraad aan de Nederlandse regering, 18 februari 1982

De Nederlandse Zendingsraad neemt hierbij de vrijheid om zich tot u te richten in verband met de betrokkenheid van ons land bij de kernwapenwedloop. (…) Dat naast vele anderen, waaronder kerken, nu ook de NZR zich tot u richt, is omdat naar ons oordeel in veel gevallen onvoldoende gewicht wordt gehecht aan de reeds nu optredende gevolgen van de machtsstrijd van de twee supermachten voor talloze volkeren, soms binnen, maar vooral buiten de twee grote machtsblokken. De aandacht voor die gevolgen is voor de NZR voor de hand liggend vanwege onze betrokkenheid op mensen en ontwikkelingen in de zogenaamde Derde Wereld. Die betrokkenheid doet ons luisteren naar woordvoerders uit de niet-bevoorrechte meerderheid van de wereldbevolking.1

Met deze woorden begint een lange brief aan de regering, waarin de Nederlandse Zendingsraad met voorbeelden aangeeft, dat ‘de verabsolutering van het Oost-West-conflict politiek en economisch een blokkade vormt voor het oplossen van het Noord-Zuid-conflict’. De brief is integraal opgenomen in een nummer van het missiologisch-oecumenische tijdschrift Wereld en Zending van dat vroege voorjaar.

Politiek engagement in de jaren tachtig

In de jaren tachtig is er in Wereld en Zending een groot politiek engagement te zien. Er worden hele nummers gewijd aan thema’s als de vredesbewegingen en de wapenwedloop en de gevolgen van de wereldeconomie voor mensen in armere landen. Dit is ook te zien aan hoe in een themanummer over spiritualiteit daarover gesproken wordt: 

‘Vasten wordt een uiting van doorleefde solidariteit met de strijd om vrijheid en gerechtigheid in de Derde Wereld. Bidden biedt perspectief en moed om door te gaan met geweldloze akties tegen mensen-vernietigend machtsmisbruik ondanks gevoelens van machteloosheid en woede. Meditatie leidt tot een scherper zicht op eigen positie met betrekking tot ‘de toestand in de wereld’ en laat alternatieve oplossingen oplichten wanneer alles geblokkeerd lijkt.’2

Wereld en Zending is daarmee een afspiegeling van wat er op dat moment ook in meer Nederlandse kerken en in de Wereldraad van Kerken leeft. Zo hebben de Gereformeerde Kerken in Nederland een ‘deputaatschap voor de bestudering van het oorlogsvraagstuk’. In de Wereldraad wordt regelmatig over het onderwerp nucleaire bewapening en vermilitarisering van de samenleving gesproken, ook al gaat dat volgens H.M. de Lange, aldus een artikel in Wereld en Zending, niet ver genoeg en moet de Wereldraad krachtiger optreden.3

Eerdere jaren: Indonesië en Zuid-Afrika

In de jaren tachtig lijkt de verbinding van kerk en zending met politiek engagement vanzelfsprekend voor de auteurs van Wereld en Zending. Hoe was dat echter in de jaren daarvoor? 

In 1948 wordt De Heerbaan, de voorloper van Wereld en Zending, opgericht. In de eerste jaren van dat tijdschrift is er veel aandacht voor allerlei aspecten van politiek en maatschappij in Indonesië en de rol van de kerken daarin. Dit heeft echter een andere achtergrond dan het politieke engagement uit de jaren tachtig. 

Het meeste Nederlandse protestantse zendingswerk vond plaats in Indonesië en in die periode maakte Indonesië zich los van Nederland met alle gevolgen van dien voor kerk en zending. Nauwlettend worden de ontwikkelingen gevolgd en wordt er meegeleefd met de kerken daar in een samenleving die op politiek terrein snel verandert.

Een ander land, dat op regelmatige belangstelling op zowel politiek als kerkelijke terrein kan rekenen, is Zuid-Afrika. Ook hier speelt echter een rol, dat er een eeuwenlange band tussen Nederland en Zuid-Afrika is. De interesse in de politieke ontwikkelingen daar hebben in eerste instantie vooral daarmee te maken. 

In de loop van de tijd is daarin echter wel een verschuiving te zien: meer en meer komt er kritiek op de apartheid in Zuid-Afrika en wordt hetzelfde engagement, dat men ziet bij vragen rond vrede en bewapening, ook zichtbaar als het gaat om racisme. 

Verschuivingen

In december 1949 had in Bangkok de Conferentie van Oost-Aziatische kerken plaats. Een van de stukken die aangenomen werden was de nota ‘De kerk in het sociale en politieke leven’, dat in zijn geheel in De Heerbaanwerd opgenomen.4

In de nota wordt gesteld: 

‘De kerken mogen geen zuiver passieve, onverschillige of neutrale houding aannemen tegenover de critieke politieke en sociale bewegingen in deze tijd.’ 

Met deze woorden blijkt echter iets anders bedoeld te worden dan in de jaren tachtig. Het gaat niet om een actieve betrokkenheid en om daden om de politiek om te buigen, maar om 

‘opnieuw te ontdekken en te verkondigen, zowel aan haar eigen leden als aan buitenstaanders, die fundamentele bijbelse waarheden betreffende het leven der mensen in maatschappij en staat, welke geen enkele persoon of overheid ongestraft kan veronachtzamen’. 

Alleen de kerk kan ‘de profetische waarschuwing’ geven die nodig is. 

‘Het gemis aan kennis van God als de Rechter van de historie is de wortel van alle neiging tot nihilisme en totalitarisme, in Azië en waar ook ter wereld. De verkondiging van Gods Woord met een diep besef van zijn actuele betekenis voor de ideologische en politieke conflicten van het Oosten, is daarom de centrale taak van de kerk in Azië.’ 

De kerk moet daarom een gemeenschap zijn ‘van personen, die geworteld zijn in Gods Woord, d.w.z. een biddende gemeenschap (…)’.

Spanning kerk en ideologie

In de loop van de jaren zestig begint er in De Heerbaan een verschuiving op te treden van deze meer verkondigende, profetische houding naar het politieke engagement in de jaren tachtig. In 1965 wordt in De Heerbaan een artikel opgenomen van dr. A.Th. van Leeuwen over de Praagse Christelijke Vredesconferentie.5Deze PCV wil een ‘Vredes-beweging zijn, d.w.z. pionierende initiatieven van christenen in Oost en West, die elkaar vinden in een gezamenlijke visie en een gemeenschappelijke nood’. Hierbij wil de PCV ‘zich bewegen op het terrein der concrete politieke beslissingen, welke nodig zijn op de weg naar ontwapening’. Van Leeuwen hoopt er ook op, dat ‘men de moed zal hebben om ook die politieke kwesties aan de orde te stellen, welke voor beide groepen deelnemers precair zijn’. 

Uitgebreid gaat hij in op de houding tegenover het communisme, waarbij hij de Tsjechische theoloog Josef Hromadka als voorbeeld neemt, die hij een ‘anti-anti-communist’ noemt. Het gaat Hromadka ‘om bevrijding van Evangelie en Kerk uit de ideologische gevangenschap van een anti-communisme (….)’. 

We zien hier dat, naast de vragen rond ontwapening, de vraag is hoe christenen zich moeten verhouden tot socialisme, marxisme en communisme. Van Leeuwen ziet er, naast de problemen die hij ook wel opmerkt bij communistische regimes, veel positieve aspecten in, iets wat we ook kunnen opmerken bij anderen in westerse kerken en binnen de Wereldraad. 

Al eerder kwam in De Heerbaan de verhouding van kerken tot het communisme aan de orde, maar dat was altijd terloops. Het geeft aan, dat er meer betrokkenheid gevoeld gaat worden bij de grote politieke en maatschappelijke stromingen waarmee kerken te maken hebben. 

Dit blijkt ook uit een nummer van De Heerbaan in 1968 dat volledig gewijd wordt aan ‘de functie van ideologieën in ontwikkelingslanden en de spanning tussen Evangelie en ideologieën’. J. Verkuyl schrijft in het voorwoord bij dit nummer: ‘… deze eeuw is niet alleen de eeuw der religies, maar ook de eeuw der ideologieën. Het wordt tijd dat de missiologie aandacht aan de ideologieën schenkt.’6

In een artikel in datzelfde nummer gaat hij hier verder op in. Volgens hem had de kerk altijd al te maken met andere religies en mythen. Nu zijn daar de ideologieën bijgekomen en de kerk mag en kan deze als gesprekspartner niet negeren.

‘Ze wordt geroepen tot ontmoeting, tot gesprek, soms tot conflict en tot een geestelijke worsteling, in ieder geval tot een confrontatie tussen Evangelie en ideologieën.’ 

Het geloof mag ook nooit vereenzelvigen met een bepaalde ideologie, het heeft juist een ‘kritische en schiftende functie’ en kan zo een ‘bijtend zout’ zijn.7

Sociale en politieke vragen

In 1972 verschijnt er in Wereld en Zending een artikel van Verkuyl getiteld ‘Missio politica oecumenica’. Hierin gaat hij in op de verhouding van geloof en politiek. 

‘De Missio Dei (Gods zending) en de op de Missio Dei afgestemde missiones ecclesiarum (zendingstaken der kerken) hebben door alle eeuwen heen een politieke dimensie gehad en zullen die altijd hebben.’ 

De bedoeling van deze stelling ‘is niet om te zeggen, dat de beloften en eisen van God opgaan in het politieke, maar ze includeren het politieke aspect wel’. ‘God is diep geïnteresseerd in het politieke en sociale leven, omdat Hij de Bevrijdende God is.’

Volgens Verkuyl is het opvallend, dat de laatste decade door de onderlinge oecumenische samenwerking ‘de relevantie van de Bijbelse boodschap midden in de realiteit van de sociale en politieke vragen steeds meer aan het licht treedt’.

Hij merkt dat theologen over de hele wereld bezig zijn met de vraag wat het ‘op ons toekomende Messiaanse Rijk’ betekent voor ons leven en werken in de concrete geschiedenis. Hij vindt dat de kerken moeten trachten om te doen wat ze kunnen om veranderingen teweeg te brengen in situaties waar ‘vuurhaarden van conflicten branden en de machtigen en de machtelozen elkaar bedreigen’.8

Verkondiging naast concrete actie

In datzelfde nummer van Wereld en Zending bespreekt C.H. Koetsier van het Generaal Deputaatschap voor de Zending de twee houdingen die hij bij Nederlandse kerkleden vindt als het gaat om de politieke dimensie van zending. 

De ene groep legt de nadruk op evangelieverkondiging en bekering. Werelddiaconaat is belangrijk, maar hoort dicht bij de verkondiging te blijven. De andere groep staat sympathiek tegenover of neemt zelf deel aan activiteiten die volgens hem niet zozeer onder zending vallen. De voorbeelden die hij noemt, variëren van de wereldwinkel tot de steun van zendingsorganen aan het Fonds tot Bestrijding van het Racisme, waarbij een deel van de steun mogelijk gaat naar revolutionaire bewegingen in Afrika. 

Hij stelt dat het Koninkrijk van God ook met politiek te maken heeft, maar ‘rekening houden met de politieke dimensie van zending betekent allerminst verpolitiseren van de zending’. Het veronderstelt ‘een zending, die omdat ze zich niet laat koppelen aan enigerlei politieke stroming, zich vrij kan opstellen tegenover de machten en haar vrijheid ten dienste stelt van de vertwijfelde slachtoffers van onrecht en uitbuiting’. 

Dit klinkt misschien niet heel anders dan wat er in 1950 over dit thema gezegd werd in De Heerbaan. Uit de voorbeelden die Koetsier in zijn artikel noemt, blijkt echter dat er een wezenlijk verschil in opvatting is. Het gaat niet alleen meer om een profetisch geluid, maar ook om concrete actie, waarbij die actie echter wel verbonden moet blijven met de christelijke hoop.

Na 1990: omslag en hernieuwde bezinning 

In de periode ervoor is er in de tijdschriften dus een aanloop te zien naar die grote aandacht voor politieke betrokkenheid vanuit de zending in de jaren tachtig. Opvallend is, dat het politieke engagement waarmee Wereld en Zending een decennium lang doordrenkt was, opeens en snel lijkt te verdwijnen. Het thema komt nog een enkele keer ter sprake in de eerste helft van de jaren negentig, maar verdwijnt dan uit de aandacht. 

Een duidelijke reden wordt hiervoor niet aangegeven, maar de grote politieke omwentelingen rond 1989 zullen hierbij een grote rol gespeeld hebben: in Europa viel de muur, in Zuid-Afrika werd Mandela vrijgelaten en ook waren er politieke veranderingen in Latijns-Amerika. Nu allerlei vaste structuren omvielen, kwam er ook in het denken over zending een omslag. Solidariteit en activisme leken dood te lopen. 

Dit leidde tot een hernieuwde bezinning op de bronnen van het geloof – de eerdere aanzetten die daartoe in de kerken al gegeven waren, kwamen nu weer tot leven en Wereld en Zending ging hierin mee. 

Noten

Wereld en Zending, gebundelde jaargang 1982, blz. 186 

2 Wereld en Zending, nr. 4, jaargang 1986, blz. 281

3 Wereld en Zending, jaarbundel 1982, blz. 202 

4 De Heerbaan, jaarbundel 1950, blz. 129-133

5 De Heerbaan, jaarbundel 1965, blz. 90 

6 De Heerbaan, jaarbundel 1968, blz. 101 

7 De Heerbaan, jaarbundel 1968, blz. 113-115

8 Wereld en Zending, jaarbundel 1972, blz. 398-407

Wereld en Zending, 1982, blz. 186 [2],

Wereld en Zending 1986, nr. 4, blz. 281

Wereld en Zending 1982, blz. 202 [2],

De Heerbaan 1950, blz. 129-133 [III],

De Heerbaan 1965, blz. 90 [XVIII],

De Heerbaan 1968, blz. 101 [XXI],

De Heerbaan 1968, blz. 113-115 [XXI],

Wereld en Zending 1972, blz. 398-407 [4],

— Foka van de Beek is theoloog en stafmedewerker bij de Nederlandse Zendingsraad.