Avin Kunnekkadan van Societas Verbi Divini:‘Dialoog is het sleutelwoord’

Diverse katholieke religieuze instituten die in de buitenlandse missie hebben gewerkt, nodigen tegenwoordig leden uit andere continenten uit naar Nederland. De ideeën die de Nederlanders daarbij hebben, lopen niet altijd gelijk op met die van hun buitenlandse medebroeders. Wie bepaalt dan het beleid? De Societas Verbi Divini (SVD) ging het waagstuk aan. TussenRuimte in  gesprek met de Indiase pater Avin Kunnekkadan, sinds 2016 overste van de Nederlands-Belgische provincie van dit Gezelschap van het Goddelijke Woord.

De Societas Verbi Divini (SVD) – Gezelschap van het Goddelijke Woord – is een van de grootste religieuze instituten (= gemeenschap met kloostergeloften) in de Rooms-Katholieke Kerk. Het telt 6.200 leden uit 84 landen. 

De oorsprong ligt in Nederland, in Steyl bij Venlo. De stichter, Arnold Janssen, was een Duitse priester die een missiecongregatie wilde oprichten. Voor zijn plan moest hij uitwijken over de grens, omdat in Duitsland de Kulturkampf heerste, waarin rijkskanselier Bismarck een antikatholieke koers voer. Van meet af aan was missie het doel van de gemeenschap en de SVD was vanaf het begin internationaal samengesteld.

Ook honderden Nederlanders werden lid, zij zwermden uit over de wereld. In de vele landen waar men actief was, sloten nieuwe leden zich aan. De SVD droeg veel bij aan de missionaire beweging die in Nederland zo sterk was in de twintigste eeuw. Maar hoewel de congregatie als geheel zeer internationaal en intercultureel was, was dit in Europa heel lang niet zichtbaar. Intussen is dat veranderd. 

Hoe is de SVD begonnen met het uitnodigen van buitenlandse medebroeders naar Nederland?

‘Zo’n dertig jaar geleden begon men in de Nederlandse congregaties na te denken over de toekomst, in het licht van de terugloop in roepingen. Er was een tijd geweest waarin er heel veel roepingen waren, maar er had zich een omslag voorgedaan. Zozeer, dat men op termijn het einde kon voorzien van veel congregaties in Nederland. De SVD besloot toen om alle vastgoed te verkopen en alle geld dat over zou blijven te bestemmen voor het grote geheel: het generaal bestuur en de missieprovincies. 

Er was echter een kleine groep die er iets anders over dacht. Enkele missionarissen die waren teruggekeerd uit hun missieland en nog te jong waren om al met pensioen te gaan, vonden dat er in Nederland ook sprake is van een missionaire situatie. Hun gedachten vonden gehoor.’

Een belangrijke stap was de oprichting van de Missionaire Leefgroep SVD in Nieuwegein in 1981. Door observatie en dialoog met de lokale kerkelijke en civiele autoriteiten kregen zij geleidelijk inzicht in de missionaire uitdagingen in hun omgeving en in het land: mensen in de knel, de lokale Roma-gemeenschap, vluchtelingen, migranten, ondersteuning van het huwelijk en de bevordering van gerechtigheid en vrede. In 1989 werd de Missionaire Leefgroep SVD versterkt door de paters Didacus Diwa en Florentinus Gekeng Making uit Indonesië.

In het daaropvolgende jaar, 1990, vond er in Roscommon in Ierland een vergadering plaats van de Europese provinciale oversten (= afdeling, meestal bestaande uit de leden in één land). Hier werd uitgesproken dat er in Europa, net zo goed als in alle andere continenten, sprake is van missionaire situaties. Deze Roscommon Consensus zette de Europese SVD op een nieuw spoor. Het idee om medebroeders uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika uit te nodigen om in Europa te komen werken, werd als gemeenschappelijk standpunt aangenomen. 

In Nederland werd dit voortvarend doorgezet. Het was ondenkbaar dat de SVD zou verdwijnen uit het land waarin ze was gesticht. Leden uit andere provincies gingen samen met Nederlanders proberen missionair werk te doen in de Nederlandse context. Daarbij werkten ze samen met de Missiezusters Dienaressen van de Heilige Geest (SSpS), de congregatie van vrouwen die ook door stichter Arnold Janssen was opgericht. 

Deze samenwerking kreeg een concrete invulling in 1995 door de oprichting van de Haagse Internationale Religieuze Communiteit Schilderswijk (HIRCOS): een gemeenschap van SSpS-zusters en SVD-medebroeders. De Schilderswijk was destijds een no-go area. Het was niet de bedoeling om de kerk om zo te zeggen ‘te redden’; de missionarissen moesten op afstand blijven van de parochies. Het ging om maatschappelijke situaties. In Den Haag werden enkele medebroeders actief in inloophuis het Aandachtcentrum. Het meest kerkelijk nog was het migrantenapostolaat; daar was hulp hard nodig.

Door de ervaringen opgedaan in Nieuwegein en Den Haag werd het steeds duidelijker dat medebroeders en zusters van buiten Europa niet alleen wenselijk, maar zelfs noodzakelijk zouden zijn om de missionaire uitdagingen het hoofd te kunnen bieden.’ 

Pater dr. Avin Kunnekkadan SVD is geboren in India in 1960. Hij was op weg zakenman te worden toen zich in zijn woonplaats Bhopal de ramp met de chemiefabriek voordeed. Hij raakte onder de indruk van de mensen die hulp verleenden en trad enige jaren later toe tot de Societas Verbi Divini (SVD – Genootschap van het Goddelijke Woord). Hij promoveerde op een onderzoek naar het Sanskriet. Tot zijn vertrek naar Nederland in 2005 gaf hij les in Indiase filosofie en religies. In Nederland was hij vanaf 2007 tot 2016 als studentenpastor werkzaam in Den Haag, Delft en Rotterdam. Nu is hij pastor in Schiedam en overste van de Nederlands-Belgische provincie van de SVD.

Wat hebben jullie in Nederland aangetroffen?

‘Nederland heeft een heel hoog niveau van secularisatie. Dat is een groot verschil met de landen waar we vandaan komen. Ook voor de teruggekeerde Nederlandse missionarissen is dat moeilijk. In de houding tegenover migranten zit iets tegenstrijdigs. Voor arbeidsmigranten staan de deuren open, maar er is geen warm welkom; ze krijgen niet snel een thuisgevoel. Voor de migranten is religie vaak een verbindende factor. In de migrantenparochies komen de medebroeders landgenoten tegen, kunnen ze hun eigen taal spreken. Als ze geen werk hebben, hebben migranten vaak heel veel tijd. Dan voelen ze zich dikwijls eenzaam.

Het is erg wennen dat het leven zich vooral binnenshuis afspeelt. Wij zijn van ons eigen land gewend dat je buiten altijd mensen ontmoet. Het hele sociale leven speelt zich buiten af. Hier in Nederland is dat heel anders. Hier gebeurt alles binnen. En om binnen te komen, moet je een afspraak maken. Zomaar bij iemand op bezoek gaan wordt niet erg op prijs gesteld. In onze eigen communiteiten was het gewoonte dat je jezelf aanmeldde voor het avondeten. Dat was voor ons heel raar. Als iemand binnenkomt rond etenstijd, zet je toch gewoon een bord neer!

Hoewel Nederland een mooi land is om in te leven, heeft het één echt vervelende eigenschap: het is een land van papier: contracten en formulieren. Meestal hebben die te maken met (veel) regels waar je aan moet voldoen. Zonder papieren kun je geen inkomen verwerven; je hebt eerst diploma’s en vergunningen nodig. Veel migranten, die proberen een betere toekomst op te bouwen voor zichzelf en hun kinderen, lopen hier tegenaan.

Intussen is Nederland vergeleken met zestig jaar geleden, sterk veranderd. Nederland is kleurrijk geworden. In de Roscommon Consensus van 1990 bleek men het goed te hebben gezien: de situatie in Europa is net zo goed missionair als in elk ander continent.’

Hoe hebben jullie, de medebroeders uit andere continenten, je weg gevonden?

‘Het was bepaald niet gemakkelijk. Er is hier een wezenlijk verschil in de situatie vergeleken met het Zuiden. In andere continenten heeft de missie zich altijd ingezet voor kwetsbare groepen, vooral door het oprichten van scholen, ziekenhuizen, centra voor sociale hulp. Hier in Nederland worden onderwijs, gezondheidszorg en welzijnsorganisaties door de staat georganiseerd. Dat betekende dat wij niet wisten wat we moesten doen. 

We besloten de zorg voor migranten op te pakken en ook iets te doen in een no-go area. Vandaar de keuze voor Nieuwegein en voor de Schilderswijk in Den Haag. We gingen aan de slag in buurthuizen, legden contacten met de Indonesische gemeenschap, met Portugees sprekenden, met Afrikanen. In de Schilderswijk ging een van de zusters werken met prostituees en met het probleem van vrouwenhandel. 

In Nieuwegein begon een van de Nederlandse paters met Marriage Encounter en een ander met het begeleiden van vluchtelingen. De communiteit heeft ruim vijftien jaar onderdak geboden aan vluchtelingen uit vele landen.

In de Schilderswijk kwamen we in contact met de Missionarissen van Afrika, ook bekend als de Witte Paters. Zij doen soortgelijk werk. Maandelijks komen wij met hen samen. Er was veel oecumenische samenwerking: met STEK (Stichting voor Stad en Kerk – van de protestantse diaconie) en in het oecumenisch beraad in de Marthakerk. Ook vertegenwoordigers van andere godsdiensten spreken we regelmatig, vooral imams en moskeebesturen. De hele veelkleurige wijk komen we tegen in het Multicultureel OntmoetingsCentrum (MOC). Alle katholieke gemeenschappen gingen samen jaarlijks een internationale eucharistieviering organiseren in de Marthakerk, iets wat nog steeds gebeurt.’

Hoe was jullie relatie met de parochies en het bisdom?

‘Toen wij in Nederland begonnen, vroegen we aan de provinciaal overste wanneer hij ons zou gaan voorstellen aan de bisschop. Tot onze verbazing vond hij dat helemaal niet nodig. De Nederlandse religieuzen zagen In de theologie van na het Tweede Vaticaans Concilie aanleiding om veel meer een eigen koers te varen, los van de bisschoppen. Bisschoppen en religieuzen trokken niet samen op. Tot dan toe hadden de bisschoppen voldoende diocesane priesters gehad. Die situatie is in de voorbije jaren sterk veranderd, en er is een proces van wederzijdse toenadering op gang gekomen.

We waren niet bezig kerk en parochie te redden. Daar was de situatie niet rijp voor. Maar het knelde op een bepaald moment wel. Nederlandse missionarissen die na decennia in het buitenland terugkwamen, voelden zich niet meer thuis. Toen ze jong waren, zaten de kerken nog vol. Nu gingen zelfs veel van hun eigen familieleden niet meer naar de kerk. De sfeer in de Nederlandse kerk was sterk veranderd.

Voor ons als buitenlandse missionarissen was de situatie in de kerk hier vreemd. Wij keken wat anders aan tegen de relatie met de bisschop. Bovendien voelden we ons vaak ongelukkig met de vage taak die we hadden. Hadden we niet meer om bij te dragen? Zouden we niet een rol kunnen spelen in bisdommen en met name in de parochies?’

Er is toen iets veranderd. Hoe is dat gegaan?

‘Voor mij persoonlijk werd het op een gegeven moment te zwaar. Ik wilde terug naar mijn eigen land. Mijn intellectuele bagage als wetenschapper bleef ongebruikt. De provinciaal overste wilde me graag in Nederland houden en ik besloot het nog eens te proberen, maar er moest wel iets veranderen. Ik heb contact opgenomen met de bisschop van Rotterdam, die zich heel welwillend toonde. Ik kreeg een benoeming voor het internationaal studentenpastoraat in Delft. Daar was ik prima op mijn plek.

Mijn stap was aanleiding om nog eens goed te praten over onze missie. De buitenlandse medebroeders wilden verandering van koers. De situatie in de Nederlandse kerk is zo sterk veranderd, dat wij als SVD ons daarbij moeten laten betrekken. De toekomst is in het geding, als familie wil je toch niet uitsterven?! Er is weinig personeel. Waarom zouden wij dan buiten het kerkelijke werk moeten blijven? 

In de samenwerkingsverbanden waarin we betrokken waren, ontdekten we dat het anders moest en kon. We konden het provinciaal bestuur overtuigen en namen contact op met de bisdommen waarin we werkten. De bisschoppen ontvingen ons heel goed. We gingen in het pastoraat werken. Er is toen een duidelijke visie ontwikkeld en er werd een begeleidingsgroep gevormd van Nederlandse oud-missionarissen. 

Zo hebben we de oorspronkelijke missionaire opdracht vernieuwd. Dat deden we in dialoog met de Nederlandse medebroeders. Wij zijn immers de geestelijke kinderen van de Europese missionarissen.’

Hoe gaan jullie nu verder?

‘Momenteel zijn we met 23 buitenlandse SVD’ers en binnenkort komen er nog twee bij. We hebben nog wat meer communiteiten nodig. Een groter aantal mensen en plaatsen geeft meer stevigheid aan het geheel. We zijn nu in Den Haag, Nieuwegein, Duivendrecht, Schiedam, Breda en Hoofddorp, en ook in België: in Leuven, voor intellectueel pastoraat. Als Missionarissen van het Goddelijke Woord proberen we speciale aandacht te hebben voor de missionaire dimensie van het pastoraat, zoals aandacht voor randgroepen en de bevordering van interculturaliteit in een multiculturele maatschappij. 

Onze oudere leden wonen in Teteringen. Elke communiteit is intercultureel samengesteld. Het parochiewerk dat we steeds in teamverband doen, helpt ons in het oefenen van de taal. Net als veel mensen die we ontmoeten, moeten we inburgeren. Het parochiewerk is voor ons ook een bron van inkomen. Dat is niet alleen praktisch. We krijgen er ook zelfrespect door. Zonder participatie geen inburgering.

Een belangrijk punt is dat we de samenwerking zoeken met leken. We proberen de leken die zich betrokken voelen bij ons werk, er ook nader bij te betrekken. Daarvoor hebben we ook een begeleider aangetrokken.

Interculturaliteit is een opgave, maar ook een rijkdom. We verschillen allemaal van elkaar en botsen weleens. Het is net als met de apostelen. Die waren heel verschillend, en geen van allen volmaakt. Jezus nam zelfs Judas aan als apostel. Petrus, de voornaamste van het stel, verloochende Hem. Paulus was eerst een fel bestrijder van de christenen. Hoe kan het dat de christenen hem geloofden na zijn bekering? 

De apostelen hadden hun richtingenstrijd, net als wij. Zij kwamen eruit door dialoog. Dat is het sleutelwoord: dialoog. Dat geldt ook nu ik sinds 2016 provinciaal overste ben. Mijn zwakheid brengt mij dicht bij andere mensen. Daarom betrek ik ook anderen erbij.

Wij proberen het Woord van God te incarneren. Dat antwoord ik altijd als iemand mij vraagt of we niet beter in India of Afrika kunnen gaan werken. Wij proberen desem, zout en licht in de samenleving te zijn. Wie onder de lezers kennis willen maken met ons: wees welkom.’

— Tom Boesten is stafmedewerker van de Konferentie Nederlandse Religieuzen, het samenwerkingsverband van rooms-katholieke kloosters in Nederland. Van 2011 tot 2015 maakte hij deel uit van de redactie van TussenRuimte.