Vrouwen en zending: ‘inventief, met totale overgave en doortastend’

Vrij recent viel een brochure van de Africa Inland Mission (AIM) bij ons op de mat met daarin de namen en de foto’s van alle AIM-werkers in Afrika. Een korte blik bevestigt wat al meer dan honderd jaar de praktijk is: de meerderheid van alle uitgezonden werkers in de zending is vrouw. 

Sinds de dag dat vrouwen de eerste getuigen waren van de opstanding van Christus, hebben zij deelgenomen aan de verspreiding van het evangelie zowel binnenlands als over eigen culturele en landsgrenzen heen.

Ommekeer

Hierin kwam een ommekeer in 1298, toen paus Bonifatius VIII opdracht gaf dat alle vrouwelijke religieuzen hun werk achter gesloten deuren moesten doen. Twee argumenten die toen gegeven werden om vrouwen binnen de kloostermuren te houden waren: 

  • dat er geen gevaar meer zou zijn dat ze verkracht zouden worden; 
  • dat ze niet langer de mogelijkheid hadden om mannen te verleiden.

Het vrije verkeer van vrouwen als kerkelijke werkers werd aan banden gelegd. Deze maatregel haalde gedurende vele honderden jaren een dikke streep door diverse mogelijkheden voor vrouwen om in het openbare kerkelijke leven leidende functies te bekleden. Pas in de negentiende eeuw zien wij dat vrouwen weer een actieve rol gaan spelen in het zendingswerk.

Was het aan het begin van de negentiende eeuw een enkele vrouw die diende in de zending, aan het eind van die eeuw was twee derde van het totaal aantal zendelingen vrouw. Van alle zendingsarbeiders nu is 75 procent vrouw. De meesten komen uit niet-westerse landen. Ook in de missie van de Rooms-Katholieke Kerk zijn de zusters al meer dan honderd jaar veruit in de meerderheid.

Lang gemarginaliseerd

De stemmen van vrouwen in zowel de zendingstheorie als in de zendingspraktijk zijn echter lange tijd gemarginaliseerd binnen de structuren van kennis en macht. Komen zij voor het voetlicht, dan blijkt bij verrassing dat de rol die zij in hun tijd gehad hebben een heel moderne is geweest. Sinds de laatste twintig jaar van de vorige eeuw is er meer aandacht gekomen voor hun werk in de zending.

Wanneer wij de benadering over de rolverdeling van mannen en vrouwen in de zending die tot ver in de twintigste eeuw werd gehanteerd, begrijpen, dan begrijpen wij ook beter de rol die de vrouwen daarin gespeeld hebben. 

Vrouwen leefden en deden hun werk in de zending binnen de context van een paternalistisch theologisch paradigma. In de victoriaanse tijd lag de rolverdeling vast. Tot ver in de negentiende eeuw was het ook zo, dat de hogere scholen en universiteiten geen vrouwen toelieten. 

In veel gevallen zijn het ook de vrouwen zelf geweest die ervoor gewaakt hebben om niet al te zeer voor het voetlicht te komen. Zij gingen uit voor een hoger doel en het paste dan niet om zelf op de voorgrond te komen.

Apart soort?

Het is lange tijd een populaire gedachte geweest dat vrouwen, vooral singles, die de zending ingingen, een toch wel heel apart soort mensen waren. Het beeld van de stereotiepe victoriaanse zendelinge laat een langdurig ziekelijke vrouw zien die aan het eind van haar leven het opschrift meekreeg: ‘gestorven na een leven van weldoen’; het beeld van een nogal chagrijnige vrijgezel in ouderwetse kleding, brilletje met zo’n ijzeren brilmontuur, die ergens alleen meer dan dertig jaar lang de heidense kindertjes onderwezen heeft: getrouwd met het religieuze werk als ‘an old maid missionary’.

Dat beeld is totaal onjuist. Deze vrouwen hebben directe invloed gehad op de mensen onder wie zij werkten en werden hoog gewaardeerd. Al in 1844 stuurden Chinese vrouwen een bericht naar Engeland: ‘Alsjeblieft, stuur ons een aantal vrouwelijke mannen.’

Onder de vrouwen die naar het zendingsveld gingen, zien wij vaak opmerkelijk sterke vrouwen met een duidelijke visie. Zij die alleen waren wierpen zich helemaal op hun werk, en de getrouwden deelden de ervaringen van vrouwen uit elke generatie. Geboorte was een gevaarlijke onderneming voor vrouwen in een tijd waarin men nog niet bekend was met steriele instrumenten en antibiotica. Een geboortecertificaat en een overlijdensbericht kwamen dikwijls gelijktijdig. Een roeping voor de zending was voor vrouwen veelal een roeping voor een vroege dood. In 1885 schrijft Rev. Thomas Walker naar huis: ‘Moet je nagaan, de drie vrouwen die meereisden met mij naar India, zijn al overleden.’

De China Inland Mission (CIM, nu OMF) bijvoorbeeld verwelkomde een breed spectrum van mannen en vrouwen om te werken in de zending. Het is Maria Taylor geweest, de eerste vrouw van Hudson Taylor (op 33-jarige leeftijd gestorven), die door haar voorbeeld de fundamenten heeft gelegd voor de betrokkenheid van single vrouwen binnen de zending. Toen in 1865, op 25 mei, de eerste CIM-zendelingen vertrokken, waren daar acht ongetrouwde vrouwen onder. Taylor zag in hen een krachtige mogelijkheid om juist daar binnen te komen waar mannen geen toegang hadden. In 1879 was het aantal vrouwen voor de CIM vertienvoudigd.

‘Scheepslading vol’

Gaandeweg de tweede helft van de negentiende eeuw kreeg het zendingsvrouw-zijn iets van een beroep, omdat al vrij snel duidelijk werd dat vrouwen zeer nuttig waren in het dagelijks gebeuren op een zendingspost. Toen aan Adoniram Judson (1788-1850) uit Birma gevraagd werd of hij ook niet getrouwde vrouwen kon gebruiken in de zending antwoordde hij: ‘Ja zeker, een scheepslading vol.’ De Krimoorlog maakte duidelijk dat het werk van vrouwen, verpleegsters en evangelisten zo enorm belangrijk was (cf. Florence Nightingale).

Nu kwam ‘the full flowering of women’s mission’ (E.F. Kent, in: Converting Women, 92)van de grond. Aan het eind van de negentiende eeuw hadden vrouwen een zekere status als onderwijzeressen, artsen en verpleegkundigen.

Hun werk, gemotiveerd door liefde, werd niet altijd gewaardeerd door de lokale bevolking. De verwachtingen van anderen konden ze niet altijd waarmaken en er waren ook niet altijd objectieve criteria om daarop beslissingen te nemen. Helemaal voor ongetrouwde vrouwen die ook nog eens met verdachtmakingen te maken kregen. In het hindoeïsme en boeddhisme staan vrouwen niet zo hoog aangeschreven, vooral ongetrouwde niet. Vanaf hun geboorte zijn ze eigenlijk al niet welkom.

Vrouwen in de zending kregen heel wat uitdagingen te verwerken: zij waren de dochters van de overheersers, kregen te maken met aspecten van veiligheid, lijden, het alleen zijn, niet begrepen worden, tussen thuis ver weg en hun situatie nu, een gevoel van dislocatie, gevaar van aanranding, etc. 

De meeste vrouwen raakten echter zo verbonden met hun werk dat ze bleven tot het einde van hun leven. Het overgrote deel stierf op het zendingsveld.

Afnemende status

Vanaf de jaren twintig van de twintigstee eeuw nam de status van de vrouwelijke zendeling af. Na de Eerste Wereldoorlog zijn de onafhankelijke vrouwenzendingsorganisaties samengevoegd met de grote zendingsorganisaties waarvan het bestuur uit enkel mannen bestond.

In de jaren zestig-zeventig echter ontstond er een nieuwe golf van vrouwenbeweging – ook in de wereld van de zending. Vrouwen voelden zich geknecht. In 1928 was er nog een speciale vrouwenzendingsmissiologie, tien jaar later werd deze opgenomen in de algemene missiologie (D.L. Robert, in: American Women in Mission, XVIII).

Midden jaren vijftig veranderde dit weer. Vrouwen namen in Azië binnen de kerken de plaats in van mannen die vooral na de exodus van genoemde CIM uit China naar het thuisland waren teruggekeerd. In Tamil-sprekende provincies zijn meer vrouwen actief dan mannen en in China waren in 2005 ongeveer achtduizend vrouwelijke evangelisten alleen al in de geregistreerde kerken.

Amy Carmichael

Het leven en werk van vrouwen in de zending wacht op grondig onderzoek. Amy Carmichael, over wie mijn recente studie gaat, was een van de honderden vrouwen die tegen het einde van de negentiende eeuw naar het zendingsveld ging, heel bewust alleengaand, zoals zoveel vrouwen die tijd. Na haar dood werd Amy vergeten in de academische wereld van de zending. Tevergeefs zoeken wij in de literatuur over zending tot 1980 haar naam. In Nederland is ze volkomen onbekend. Over mannen in de zending werd geschreven, over vrouwen niet of nauwelijks.

Amy Carmichael (1867-1951) was een Ierse zendelinge die na kortere tijd in andere Aziatische landen eind negentiende eeuw haar werk in India begon. In 1901 richtte ze de Dohnavur Fellowship op, die nog steeds bestaat. Op de compound vingen zij en haar medewerkers meer dan duizend kinderen op, die ze redden van de tempelprostitutie. Ook schreef zij verschillende boeken.

Aanpakken

Amy Carmichael leefde de essentie van het evangelie en haar visie is een obstakel voor velen die haar niet kunnen volgen op het punt waar zij prioriteit aan gaf: ‘Het kruis van Christus is de attractie’, zo zei ze. Weerstanden werden in het geloof overwonnen. Het evangelie is niet comfortabel, want het wijst ons terug naar het kruis. Het werpt al onze eigen paradigma’s omver en duwt ons over de grenzen van onze eigen interesse naar de ander.

Het gekruisigde leven was voor haar het kenmerk van het volgen van Jezus. Dat ze van wanten wist blijkt wel uit het gegeven dat zij in 1925 de Engelse theoloog Stephan Neill, die twee jaar met haar in Dohnavur werkte, heeft gesommeerd om te vertrekken.

Haar leven en haar bezigzijn hadden iets van een provocatie. Zij ging verder dan haar medecollega’s en deinsde er niet voor terug om het al eeuwenoude religieuze systeem van devadasi (meisjes die gewijd worden tot tempeldienst van een godheid; meestal een vorm van tempelprostitutie) tot in de wortel aan te pakken. ‘Zijn de dingen zo, dan moet ik er iets aan doen.’ 

Zo bracht zij een complete verandering teweeg in de samenleving waarin zij werkte: zo heeft ze in India bijvoorbeeld een wetswijziging in het parlement mogelijk gemaakt, waardoor kindprostitutie, gesanctioneerd binnen meer dan drieduizend jaar hindoeïsme, bij wet in 1947 verboden werd. Ze heeft een spoor getrokken en wegen aangegeven voor anderen die na haar kwamen. 

Het feit dat Amy Carmichael een vertegenwoordiger was van het koloniale systeem, is in een aantal onderzoeken door aanhangers van een feministische postkoloniale theorie en historische antropologie sterk benadrukt. Zij echter trok haar eigen lijn: geestelijk werk in de context van een theologische en sociale ontwikkeling.

Zo is de Dohnavur Fellowship van Amy Carmichael een unieke co-existentie van geloof en werk, een holistische benadering. Ze was een zendingswerker in het centrum van Gods wil. Haar ideeën over zending en opvoeding waren modern voor haar tijd. Ze werd door collega’s beschuldigd bezig te zijn als een soort nieuwlichter, dwars door alle bestaande gebruiken in India. 

Met respect

Voordat het woord enculturatie in was, hanteerde ze het al. Bij enculturatie worden waarden en normen geïnternaliseerd in een levenslang proces en dit is een voorwaarde voor integratie.

Amy had als stelregel: laat bij alles wat je doet het zendingselement op de voorgrond staan. Ze wierp de cultuur niet omver. De kinderen die onder haar hoede groot werden behielden allemaal hun Indiase namen. Met respect werden de brahmanen benaderd; wel hoorden ze van haar dat ze ‘in het donker’ leefden. 

Haar hele leven demonstreerde een benadering van de zending die intrinsiek het christelijk geloof en de kennis, geestelijk en sociaal met elkaar verweefde. Dit alles mede door haar grondige kennis van de taal; zo kon ze rechtstreeks evangeliseren.

Zij wilde vrouwen leren hoe kinderen groot te brengen en met ze te bidden. ‘Ik geloof dat alle vrouwen geroepen zijn om spirituele moeders te zijn.’ Nooit in die 55 jaar is ze met verlof geweest: ‘Een moeder verlaat haar kinderen nooit.’

Amy Carmichael schreef zendingsgeschiedenis. Zij en andere vrouwen die honderdvijftig jaar geleden gingen – en nu gaan – oefenen vaak een impliciete macht uit. De invloed en de impact van hun werk, dat wordt aangeduid als ‘inventief, met totale overgave en doortastend’, maken dat hun invloed nog vele tientallen jaren later binnen het land waar zij gewerkt hebben bekend is. Ook zijn vrouwen dikwijls veel sensitiever (geweest) om de behoeften van hun zusters in andere landen te begrijpen. Door hun leven en dienst hebben zij het recht om vandaag gehoord te worden.

* Dit artikel is een verkorte versie van een lezing over ‘Vrouwen en zending’, die Hans Kommers voor de Nederlandse Zendingsraad en MissieNederland hield op 21 juni 2018, naar aanleiding van zijn boek: ‘Triumphant Love: The contextual, creative and strategic missionary work of Amy Beatrice Carmichael in south India’. Zie voor de volledige versie met literatuur zendingsraad.nl

— Hans (dr. J.) Kommers is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland en sinds 2010 professor extraordinary aan de North West University in Potchefstroom. Hij is uitgezonden geweest door de GZB als zendingspredikant naar Kenia en Mozambique.