God dienen, waar je ook woont

Toen ik veertien jaar geleden naar Roemenië vertrok om te gaan werken op het theologisch instituut van de Hongaarse Protestantse Kerk in Cluj, kreeg ik in Nederland vaak te horen dat die kerk zo nationalistisch was. Dat werd uiteraard niet in positieve zin bedoeld. ‘Geloof en kerk’ rijmen toch zeker niet met ‘eigen land, eigen cultuur’? 

Eenmaal daar leerde ik de nuances kennen in de Hongaarse opvattingen over de verbinding tussen kerk en etniciteit – de term nationalisme werd daar niet voor gebruikt. Daar zag ik ook dat bij de Roemeense kerken die verbinding minstens zo sterk was. 

Ik maakte kennis met de theologische ideeën achter deze verbinding en al begreep ik steeds beter waarom mensen zich daar vastklampen aan deze opvattingen, theologisch gezien nam mijn onbegrip alleen maar toe.

Kentering

Nu, veertien jaar later, is er een kentering gekomen. Niet daar, maar hier. Overal in West- en Zuid-Europa zien we populistische partijen opkomen die veel stemmen trekken, waardoor ook de traditionele partijen de neiging hebben om bepaalde standpunten over te nemen. Er is een tendens naar meer aandacht voor het eigen land en de eigen cultuur. 

De angst voor grote toestroom van migranten wordt als een van de hoofdoorzaken hiervan genoemd. De vraag is echter of dat zo is. Voedt deze angst het populisme, of gebruiken politici deze angst handig voor hun eigen doeleinden? 

Hoe dan ook, zeggen dat je je eigen cultuur, taal en land wilt beschermen, is voor velen inmiddels geen verkeerde gedachte meer. Niet alleen in de politiek, ook binnen de kerk zijn er mensen die dit gedachtegoed ondersteunen. 

Kerkelijke omarming

Op definities van en verschillen tussen nationalisme, populisme en vaderlandsliefde zal ik in dit artikel niet ingaan. Hoe je het ook noemt, verklaart of duidt: in heel Europa is er een hang naar nadruk op de eigen cultuur te zien, volgens sommigen een joods-christelijke cultuur, die gekoesterd moet worden en beschermd tegen verstorende elementen.

Waar ik me in dit artikel op wil concentreren is het feit, dat dit ook in kerken en door sommige theologen omarmd wordt en er een bijbelse onderbouwing voor wordt gegeven. Baudets partij, Forum voor Democratie, lijkt aantrekkingskracht te hebben op verschillende mensen in de rechterflank van de kerk (Reformatorisch Dagblad, 2-12-2017). 

Het gaat hierbij misschien om een kleine groep, maar in het algemeen is er binnen christelijk Nederland groeiende aandacht voor de eigen cultuur en het behoud daarvan. In sommige buitenlandse (Oost-Europese) is dat nog veel sterker. 

Een van de Nederlandse theologen die hierover positief schrijft is Willem Maarten Dekker. In dit artikel bespreek ik enkele aspecten uit het laatste hoofdstuk van zijn boek Dit broze bestaan. Over het geloof in God de Schepper (2017), die dieper op dit thema ingaan.

Aarde en dorp

Een van de dingen waar Dekker op wijst, is dat de mens gevormd is uit aarde. Aarde is in het Hebreeuws ‘adama’, daaruit is Adam, de mens, gemaakt. Die band is er volgens Dekker nog steeds: een mens hoort thuis bij de aarde, het veld, de natuur. Daarom is het dorp beter dan de stad. In een dorp leven mensen dicht bij die aarde, bij hun dieren en gewassen, met de seizoenen mee. Dat raak je in de stad kwijt. 

Ook bij anderen zie ik deze hang naar het dorp, om niet te zeggen: idealisering. In Nederland kan een dorp inderdaad een heerlijke plek zijn om te wonen, maar in Roemenië trekken de jongeren het liefst zo snel mogelijk weg uit hun dorpen waar geen medische voorzieningen zijn, geen school, water- of gasleiding, geen telefoon of internet en met een meter dik sneeuwpak in de winter waardoor je opgesloten zit.

Bijbelse argumenten voor het dorpsleven zijn niet echt te vinden. Juist de stad, Jeruzalem, speelt in de Schrift een grote rol. Niet omdat een stad beter is dan een dorp, maar omdat daar Gods huis staat. Het doet er uiteindelijk niet toe waar je woont, het gaat erom dat je God dienst, waar je ook woont.

Zonder Gods Geest zijn we niets meer dan aarde

Terug naar Adam en de aarde: de mens is inderdaad uit aarde geschapen. Betekent dat echter een positieve band? Gaat het er niet veel meer om dat we hierdoor weten dat we slechts aarde, slechts stof zijn. De mens moet zijn plaats weten, zonder Gods Geest zijn we niets dan aarde. Dat beteugelt ook de menselijke hoogmoed: we zijn uit de aarde, we zijn geen hemelse goden, al handelen we vaak wel zo.

Geschapen als Hongaar of Nederlander

‘God heeft me geschapen als Hongaar en dat betekent dat ik me mag inzetten voor mijn land, taal en cultuur’, zei een Hongaarse vriend tegen me in onze discussie over kerk en etniciteit. Dat is geen nationalisme, maar goed omgaan met hetgeen God je gegeven heeft.

In Dekkers boek komen gedachten voor, die hier enigszins op lijken. Hij zegt: ‘Het christelijk geloof leert mensen daarentegen te zijn waar ze zijn en daar te bloeien binnen de door God gegeven grenzen’ (231) Dat mensen uit andere regio’s Europa proberen binnen te komen, vindt hij dan ook niet juist. Je zou daar moeten blijven waar je geboren bent, al brengt dat lijden met zich mee. 

Al spreken ze vanuit een ander perspectief, voor beiden geldt: God heeft je in een bepaalde cultuur en land gezet en daar moet je je dus voor inzetten. Daar hoor je dan ook te blijven, in goede en kwade dagen.

Hoor je te blijven in het land waar je geboren bent?

Ik geloof ook, dat God me geschapen heeft als Nederlandse. Voor mij betekent dit echter niet, dat ik moet hangen aan mijn land en mijn cultuur. Integendeel, ik beschouw dat gegeven als een opdracht. God heeft me in een van de veiligste, rijkste landen van de wereld geplaatst, een land waar ik (ook als vrouw!) alles kon studeren wat ik me interesseerde, kon werken en gaan en staan waar ik wilde. Moet ik als christen dan juist niet al wat ik gekregen delen met anderen en mijn gaven inzetten voor anderen die het zoveel slechter hebben dan ik? En moet ik juist de ander dan ook niet die veiligheid, rijkdom en mogelijkheden gunnen? 

Wie ben ik om een ander die leeft in oorlog of armoede te zeggen dat hij in zijn eigen land moet blijven, omdat hij daar thuishoort? Als iedereen dat altijd zou doen, zou ik er niet eens geweest zijn, aangezien ik afstam van Duitse arbeiders en kooplieden, Spaanse edelen, Engelse en Franse geloofsvluchtelingen en zelfs een deserteur uit het Pruisische leger. Zo zullen de meeste Nederlanders een gemengde afkomst hebben. Wat maakt je dan tot een Nederlander? Dekker gooit het uiteindelijk op taal, want dat is wat mensen verbindt. Dan is er zelfs ruimte voor de allochtoon die de taal spreekt en de Nederlandse geschiedenis kent.

Wat de kerk betreft vindt hij het jammer dat de Nederlandse Hervormde Kerk opgegaan is in de Protestantse Kerk in Nederland. De kerk heeft niet meer als kenmerk dat ze Nederlands is, het gaat nu alleen nog maar om de geografische aanduiding dat ze ‘in Nederland’ is (zie kader).

‘Voor Nederlandse christenen geldt, dat zij eerst christenen zijn en dan Nederlander (Mat. 6:33). Maar we moeten dit niet doordrijven tot de gedachte, dat een christen eigenlijk uitsluitend christen is en geen Nederlander. (…) Als christen zouden we moeten zien dat de verbinding van geloof en volk in het verleden een theologisch legitieme was. Zij kwam tot uitdrukking in de kinderdoop en de gedachte van de volkskerk. Deze volkskerk heette de Nederlandse Hervormde Kerk.’ (Willem Maarten Dekker, Dit broze bestaan. Over het geloof in God de Schepper, Utrecht: Boekencentrum, 2017, 240)

Taalgrenzen vallen weg

Wat kunnen we hier verder theologisch over zeggen? Betekent het iets, dat ‘God ons geschapen heeft als Nederlander (of Hongaar of …)’ en kun je dat argument gebruiken om je eigen land en cultuur te beschermen? En welke rol speelt taal?

In Genesis 11 lezen we over de torenbouw van Babel. Vanwege de hoogmoed van de mensen verwart God hun taal en raken ze verstrooid over de wereld. Het ontstaan van de verschillende talen en volken is dus niet positief. Het hele Oude Testament door blijven we zien, dat er steeds strijd is tussen Israël en de volken, maar ook tussen andere volken onderling. Soms is er een tijd van rust en samenwerking, maar toch …

Eigenlijk is er maar één manier waarop de scheidslijnen tussen Israël en de volken en de volken onderling weg zal vallen: als iedereen op zal gaan naar Sion om de Here te zoeken. Niet de eigenheid staat dan meer centraal, maar God. 

De vervulling daarvan zien we met Pinksteren, wanneer de discipelen over de grote daden van God – Christus’ verzoening – spreken. Dan vallen ook de taalbarrières weg: iedereen kan het evangelie verstaan. Daarna gaat het evangelie ook verder, naar alle volken, en bindt hen zo samen in Christus.

Die verbondenheid is er nog steeds, ook al vallen de letterlijke taalgrenzen niet weg. Meer dan eens was ik in het buitenland in een kerk waar ik de taal niet verstond, maar de eenheid in Christus was merkbaar. Daar gaat het om, om die eenheid, die sterker is dan de concrete taal. 

Hongaar met de Hongaren, maar ik bleef een ‘ander’

Ik voel veel meer verbondenheid met een christen die een andere taal spreekt, dan met een Nederlander die niet gelooft. Ik verlang dus ook niet naar een Nederlandse kerk. In de Hongaarse kerk bleef ik me vaak een buitenstaander voelen, al sprak ik de taal vloeiend en was ik Hongaar met de Hongaren. Uiteindelijk bleef ik toch een ‘ander’, juist door die nadruk op de Hongaarse cultuur. Volgens mij is het mooie van de kerk, dat ze juist, als het goed is, niet verbonden is aan een bepaalde groep, volk of cultuur. De kerk overstijgt alles, omdat Christus centraal staat en niet iets anders.

Een argument dat nogal eens gebruikt wordt, is dat ook in Openbaring mensen uit alle volken, natiën en talen samen God zullen loven. Blijkbaar zijn er zelfs dan nog verschillende volken en talen. Maar gaat het hier om aan te geven dat ieder tot in eeuwigheid verbonden zal blijven aan zijn eigen volk en taal of om te laten zien hoe groot God is: dat men Hem overal ter wereld kent en hoe veelkleurig zijn volk is? Volgens mij om dat laatste.

Kritische noten 

Veel mensen in het missionaire circuit zullen zich (in grote lijnen) in het voorgaande kunnen vinden. Ik merk dat de meesten ‘global’ denken, gaan voor een gastvrije en open kerk, zich inzetten voor asielzoekers, niet van hokjes houden en stemmen op linkse partijen. 

Ook al hebben zij (waarschijnlijk), net als ik, moeite met de verbondenheid tussen geloof en de eigen cultuur, we mogen er niet te snel aan voorbijgaan. Vaak ligt er namelijk een stuk angst en onzekerheid achter, die voor mensen reëel is. Hongaren hebben veel verloren: grond en volk verdeeld over diverse landen, geloofsvervolging onder het communisme, langer geleden de bezetting door het Ottomaanse Rijk. Dat alles brengt met zich mee, dat ze zich vastklampen aan wat ze hebben en de kerk wordt gezien als hoedster daarvan. Daaraan te gemakkelijk voorbijlopen, al zijn er goede theologische redenen voor, maakt de onzekerheid alleen maar groter. En daar spelen politici handig op in! 

Ook in Nederland moeten we hier alert op zijn. Ik zie genoeg mensen die oprecht bang zijn voor alles wat er verandert. Dat geven Willem Maarten Dekker en andere predikanten die dit in hun pastoraat tegenkomen ook aan. Daar zullen hun pogingen uit voortkomen om er theologisch woorden en duiding aan te geven. Het resultaat daarvan bezie ik kritisch, maar de intentie begrijp ik. En daar moeten we misschien zelf serieuzer naar kijken.

Een tweede kritische noot is een vraag: is de grote nadruk van de laatste jaren op pionieren in je eigen omgeving en de oprichting van een dorpskerkenbeweging eigenlijk niet gewoon een ogenschijnlijk mooie missionaire variant van de kerkelijke verbondenheid aan je eigen land en cultuur?

— Foka van de Beek is theoloog en stafmedewerker bij de Nederlandse Zendingsraad en ook hoofdredacteur van TussenRuimte. Zij bereidt zich voor op uitzending naar Bulgarije door de GZB.