Hoe veilig is het achter de horizon?

Veiligheid vóór alles? Wachten op gebaande wegen? Het ‘nooit van gehoord’ hebben heeft zijn redenen. Veel gebieden zijn moeilijk toegankelijk of verboden, zelfs in een kleiner wordende wereld liggen sommige landen achter de horizon. 

In veel landen en streken is de christelijke kerk niet echt welkom en soms zijn buitenlanders niet gewenst. Dat kan overheidsbeleid zijn, maar ook uitvloeisel van het leven van de lokale bevolking. In de geschiedenis van de zending staan verhalen geschreven over hoe zendelingen met pijl, bijl, speer of zwaard verwelkomd werden. Zo was het in ons eigen Dokkum en recent ook op het Indiase North Sentinel Island. Had die zendeling niet moeten gaan? Moeten we alleengaande zendelingen of gezinnen tegen zichzelf en hun roeping beschermen? Een bijdrage van Stephen Griffiths, werkzaam voor OMF en eerder voor Leprazending, en Tim Verduijn, regio- en veiligheidscoördinator bij GZB. — Piet Both

——————————

Een ongeleid projectiel?

John Chau, een jonge Chinees-Amerikaanse zendeling, vertrok naar North Sentinel Island in de Andaman-archipel in de Baai van Bengalen. Hij ging alleen, was ongewapend, er ging geen fysieke dreiging van hem uit. Kort na aankomst op 16 november 2018 maakten een pijl en een speer een einde aan zijn leven.

Golf van verontwaardiging

Toen het nieuws van de dood van Chau bekend werd ging er een golf van verontwaardiging over sociale media, vaak in godslasterlijke en brute formuleringen. Het is verontrustend dat de grofheid op John Chau werd gericht en niet op hen die hem hebben gedood.1

De verontwaardiging draaide om drie zaken. Er sprak ongerustheid uit over het binnen brengen van besmettelijke ziekten in een bevolking die immunologisch gezien kwetsbaar is. 

Men reageerde op het illegale karakter van Chau’s onderneming. Hij had geen toestemming het eiland te bezoeken. De Indiase overheid beschermt de bevolking door hen te isoleren. Het bekeren van mensen is in de wetgeving in India vastgelegd als een illegale activiteit.2

De derde reden tot verontwaardiging was misschien het belangrijkst. Chau was naar de Sentinalezen gegaan om hun het evangelie te verkondigen, de goede boodschap van zijn christelijk geloof. In de ogen van velen die commentaar leverden is dat evangeliseren een grove overtreding: ‘John Chau is … gewoon een stomme Amerikaan die dacht dat de leden van deze stam Jezus nodig hebben, terwijl zij al lang en zonder invloed van buiten in harmonie met God en de natuur leven.’3 Chau heeft dus, naar men zegt, de eilandbewoners in gevaar gebracht, hij handelde illegaal en meende hen te moeten bekeren.

Belangrijke vragen

Hier worden belangrijke vragen gesteld: verwachten we van christenen dat zij hun eigen leven of dat van hun gezin op het spel zetten door naar gevaarlijke gebieden te gaan; belangrijker nog: aan welk risico kunnen zendelingen de mensen blootstellen die zij proberen te bereiken; moet een christen wetten eerbiedigen die zendelingen verbieden een gebied binnen te gaan; en waarom moeten christenen zo nodig hun geloof opdringen aan hen die anders geloven?

Schadelijk?

Chau was zich bewust van het risico waaraan hij de Sentinalezen blootstelde. Hij had meerdere vaccinaties gekregen en was in quarantaine gegaan voordat hij naar het eiland ging. Om Sentinalezen van praktisch nut te kunnen zijn had hij een medische training doorlopen. De vraag werd gesteld of zijn voorbereidingen adequaat zijn geweest. Waarschijnlijk zouden eilandbewoners risico’s hebben gelopen als er contact met hen zou zijn geweest, maar hij was beslist niet de eerste persoon die van buiten naar hen toekwam. 

En wat gezondheidsrisico betreft, een onderzoek wees uit dat gebieden waar protestantse zendelingen een belangrijke bijdrage hebben gehad ‘nu economisch gezien gemiddeld beter ontwikkeld zijn en, in vergelijking met andere gebieden, ook wat betreft gezondheid, kindersterfte, corruptie, alfabetisering en hoger onderwijs beter scoren (dat betreft vooral ook vrouwen)’.

Contact tussen mensen kan altijd schade teweegbrengen, maar kan ook tot zegen zijn. Geen mens is een eilandje of leeft geheel en al op zichzelf. We horen bij een continent en zijn een deel van een geheel. De mens is geschapen naar het beeld van God en om in gemeenschap te leven. 

Geschapen om in gemeenschap te leven

Nalaten naar Gods gebod te handelen en doen wat een ander ons influistert, wordt makkelijk overgenomen en om die reden is alle menselijke interactie riskant, onvolmaakt en potentieel schadelijk, ook datgene wat zendelingen doen onder hen die zij proberen te bereiken. 

Iedere christen die werkt in een andere dan de eigen cultuur behoort eigen handelen te overdenken en daarvan te leren, zich te verdiepen in theologie en missiologie en, uitermate belangrijk, deel te zijn van een team. Chau’s weigering om als lid van een team te opereren5 is in strijd met de praktijk van Christus en van de vroege kerk.

Illegaal?

Wat te denken over het illegale handelen van Chau? Alle grote wereldgodsdiensten, islam, boeddhisme en christendom, dragen hun boodschap uit. De Verenigde Naties beschouwen en beschermen ‘zending’ als een legitieme uitdrukking van religie en geloof.6 De uitersten waartoe overheden soms neigen, van onhandig paternalisme in de richting van minderheden tot het opleggen van volledige isolatie, zijn discutabel. 

Seculiere denkers in India en elders hebben bezorgdheid uitgesproken over hoe Chau het recht onthouden werd zijn boodschap uit te dragen, over het doden van een buitenstaander die een overtreding begaat en over een vorm van protectionisme door een etnische groepering welke in andere situaties als crimineel en racistisch zou worden beschouwd.

In de vroege kerk werden volgelingen van de Weg aangemoedigd goede burgers te zijn, overheden te gehoorzamen, de rol van de rechterlijke macht te erkennen en belasting te betalen. Christenen werden gehouden aan het zich onderwerpen aan de wet en hierin niet selectief te zijn. Maar er was een uitzondering: men kon en moest burgerlijk ongehoorzaam zijn wanneer een wet door mensen gemaakt in strijd was met de wet van God. De wet van God maakte de dienst uit. Christus zegt in Mattheüs 28 dat Hem alle macht is gegeven en Hij gaf de opdracht heen te gaan en discipelen te maken onder alle etnia, onder elke bevolkingsgroep, zonder uitzondering.

In Oost-Azië kennen zes- tot zevenhonderd miljoen mensen het evangelie niet. Er is geen kerk, men komt niet in contact met volgelingen van Jezus en de Bijbel is niet beschikbaar in een eigen taal. Tachtig procent van deze mensen leeft in een land waar aan een zendeling geen visa worden verstrekt en proselitisme is daar verboden. 

Creativiteit nodig om binnen te komen

De redenen voor deze beperkingen variëren. Het kan gaan om landen in oorlog, zoals in Myanmar en Noord Korea. In andere landen is atheïsme de officiële ideologie. En ook het bestaan van nauwe banden tussen een religie en de overheid kan een reden zijn om christelijke zendelingen buiten de deur te houden. Deze landen zijn niet gesloten, maar er is creativiteit nodig om daar binnen te komen. Binnenkomen is niet illegaal wanneer men door middel van een beroep kan bijdragen aan de opbouw van een land en er gewerkt kan worden aan goede betrouwbare relaties.

Opdringerig?

Het derde bezwaar heeft te maken met Chau’s intentie het evangelie te verkondigen. De joods-christelijke wereldbeschouwing begint met een zichzelf openbarende Schepper-God. Hij die alles maakte en zag dat het goed was. Na de zondeval leven allen in, zoals Paulus dat beschrijft, ‘de tegenwoordige slechte wereld’ onder het oordeel van God. God heeft ons ook ‘vóór de grondlegging van deze wereld’ bestemd ‘om als zijn kinderen aangenomen te worden’. 

De christelijke wereldbeschouwing is buitengewoon wat betreft de enorme reikwijdte, het machtige vermogen en de gefundeerde hoop. Chau nam het goede nieuws van die christelijke wereldbeschouwing serieus, en wat er met hem is gebeurd zal voor altijd getuigen. De eilanders hebben wellicht iets gekend van God door het getuigenis in zijn schepping, maar kunnen de God die verlost niet kennen zonder over Hem te hebben gehoord. En zonder te hebben gehoord kennen zij geen vertrouwensrelatie met God, geen vertrouwen onderling en geen harmonie in de omgang met de natuur.

Zonder te hebben gehoord geen vertrouwensrelatie

Gehoorzaamheid

Christenen verwachten de terugkomst van Christus en tot die tijd maken zij deel uit van een van oorsprong joodse beweging, door God bestemd zich tot het uiterste van de aarde uit te breiden. Christenen zijn geroepen discipel te zijn en onder alle volken discipelen van Christus te maken en dat niet alleen onder de veilig en makkelijk te bereiken volken. 

Hoe zorgvuldig, sensitief en weldenkend christenen ook kunnen zijn, zij zullen te maken krijgen met onverschilligheid, verzet en vervolging. Voor christenen geldt in de eerste plaats gehoorzaamheid en niet veiligheid en comfort.

*Vertaling uit het Engels van een ingekorte versie: Piet Both. De originele versie met verwijzingen is beschikbaar via de website van NZR/TussenRuimte op zendingsraad.nl/publicaties.

— Stephen Griffiths, auteur van The Axe and the Tree, werkte met zijn vrouw en hun gezin als zendingsarts in Mozambique (Leprazending) en in Cambodja (OMF). Stephen en Anna waren Assistant General Director voor OMF International en zijn nu Strategy Coordinator for New Horizons voor OMF in Brazilië.

————————————–

Uitzenden: alleen naar veilige landen?

Het uitzenden van mensen is sinds de oprichting van de GZB in 1903 een belangrijke taak geweest. Namens gemeenten in Nederland zendt de GZB werkers uit om met lokale gemeenten en christenen het evangelie te verkondigen.

Zending is gehoorzaam zijn aan Gods opdracht en deelnemen aan zijn heilsplan voor deze wereld. Het is geen initiatief van mensen, maar door God Zelf geïnitieerd. In zijn plan gebruikt God mensen, maar is Hij niet afhánkelijk van mensen. 

God heeft geen mensen nodig om mensen te bereiken met het evangelie. Hij kan het evangelie op heel veel manieren bekend maken. Zijn Geest gaat rond over deze aarde. In de zendingsgeschiedenis zijn er talloze voorbeelden te noemen hoe Gods Geest mensen trekt en hoe Hij zich aan hen openbaart: de missio Dei. Het is Gods zending en wij mogen hierin meedoen, onder andere door het uitzenden van mensen.

Het is Gods zending en wij mogen hierin meedoen

Ook Jezus zond zijn discipelen uit. Sindsdien zijn er talloze mensen uitgezonden om het Goede Nieuws te verkondigen. Juist omdat het niet van mensen afhangt, geeft het een grote mate van ontspanning, ook in de uitzending van mensen! 

Doodgestoken

Tien jaar na de oprichting van de Gereformeerde Zendingsbond werd op 30 juli 1913 de eerste zendingswerker, Aris van de Loosdrecht, samen met zijn vrouw Ida, uitgezonden vanuit de hervormde gemeente in Veenendaal naar Indonesië. De familie Van de Loosdrecht werd uitgezonden naar het toenmalige Celebes (het tegenwoordige Sulawesi) als zendeling-leraar. 

Al snel werd de GZB geconfronteerd met onveiligheid van het werkgebied. Vier jaar na zijn aankomst in Rantepao is Van de Loosdrecht op 26 juli 1917 vermoord. De eerste zendingswerker van de GZB doodgestoken! 

Voor de GZB was dit echter geen reden om het uitzenden van zendingswerkers te stoppen en ook niet om andere werkers terug te halen vanwege onveiligheid. Ook ziekte was een oorzaak waardoor latere werkers zijn overleden.

In Rantepao zijn verschillende graven van overleden werkers of hun kinderen te zien. Stille getuigen van mensen die gehoor gaven aan Gods roepstem. Het weerhield het bestuur van de GZB er niet van om nieuwe werkers uit te zenden naar Indonesië.

Uitzenden als kerntaak

Sinds de eerste uitzending in 1913 heeft de GZB honderden werkers uitgezonden naar alle delen van de wereld. Ook nu, anno 2019, staat in het beleidsplan van de GZB dat het uitzenden van mensen, namens de gemeenten in Nederland, behoort tot de kerntaken van de GZB.

Er worden geen landen uitgesloten wegens onveiligheid

Hoewel de GZB keuzes maakt in landen waarnaar uitgezonden wordt, is het zeker niet een keuze tussen veilige en onveilige landen. Er worden geen landen uitgesloten vanwege onveiligheid. Zo zijn er mensen uit gezonden naar Democratische Republiek Congo, volgens het ministerie van Buitenlandse Zaken een onveilig land. Toch heeft de GZB twee gezinnen met kinderen uitgezonden naar de rurale gebieden van dit grote, zeer instabiele land.

Verantwoord 

Kijkend naar de statistieken neemt de onveiligheid wereldwijd toe. Veiligheid is niet te garanderen en zelfs in zogenaamde veilige landen is er de kans op een aanslag of zijn er andere veiligheidsrisico’s. 

Als uitzendende organisatie is de GZB verantwoordelijk voor de uitgezonden werkers. Deze zorgplicht willen we op een verantwoorde manier uitvoeren. Verantwoord wil zeggen dat we antwoorden moeten kunnen geven op vragen, ook bij een eventuele crisis. Een goed veiligheidsbeleid is daarom noodzakelijk.

Voortdurend alert

Een goed veiligheidsbeleid voorkomt geen problemen. Het belang van het beleid is om de risico’s te benoemen en voorzorgsmaatregelen te nemen om het effect van de risico’s te verminderen.

Met de uit te zenden werkers wordt uitgebreid gesproken over de risico’s van een land of regio en vervolgens wordt er over nagedacht hoe de gevolgen van de risico’s zo klein mogelijk gemaakt kunnen worden. Het je bewust zijn van de risico’s is de eerste stap om onveiligheid te verkleinen.

Dit begint bij de uitzending en is ook van belang tijdens de uitzending. Een voortdurende alertheid is belangrijk. Als een werker langere tijd werkzaam is in een land, ontstaat er een loyaliteit naar collega’s, de bevolking en de partnerorganisatie. Deze loyaliteit is een teken dat de werker helemaal op zijn of haar plaats is. Heel mooi om te zien.

Belangrijk is echter wel, dat er op afstand meegekeken én meegedacht wordt op het gebied van veiligheid. De GZB vervult deze rol door regelmatig het onderwerp veiligheid te bespreken, maar in geval van een toenemende onveiligheid ook een bindend besluit te nemen, zoals bijvoorbeeld een (tijdelijke) evacuatie.

Persoonlijk veiligheidsplan

Veiligheid begint al bij de zoektocht naar een werkplek voor nieuwe werkers. Wat zijn de afwegingen die de GZB maakt bij het plaatsen van een nieuwe zendingswerker? 

In het proces van zoeken naar de plaats waar de werker zijn of haar talenten zo goed mogelijk kan inzetten, wordt ook het aspect van veiligheid meegenomen. Iedere werker is uniek en niet iedereen heeft de gave om op een bepaalde plaats te werken. 

De verantwoordelijkheid van de GZB ligt in het samen zoeken naar Gods plaats voor de werker en eventueel gezin. In de zoektocht nemen we het karakter en de persoonlijkheid mee van de werker, gezinssamenstelling, aanwezige faciliteiten op het gebied van onderwijs, medisch zorg, de partnerorganisatie, enzovoort. Met alle betrokkenen wordt een afweging gemaakt, die leidt tot een keuze voor een werkplek.  

Na het zoeken naar de juiste werkplek en een goede voorbereiding door onder andere een veiligheidstraining te volgen, worden de werkers uitgezonden. Iedere werker heeft een persoonlijk veiligheidsplan afgestemd op het woon- en werkgebied. Dit plan wordt jaarlijks, en in geval van toenemende onveiligheid vaker, aangepast en besproken.

Ook de medewerkers op kantoor worden getraind hoe te handelen in een crisissituatie. Door een keer een simulatieoefening te doen, heb je als organisatie een voorsprong bij een echte crisis.

Geen voorwaarde

Maar ook met een goed veiligheidsbeleid kun je geen veiligheid creëren. Als zendingsorganisatie weet je dat de wereld niet maakbaar is en kan veiligheid nooit een voorwaarde zijn bij het uitzenden van mensen in Gods Koninkrijk. Een Afrikaanse predikant verwoordde het zo: ‘De vraag is niet of de plaats veilig is om naar toe te gaan, maar of het de plaats is waar God ons roept.’

‘Gaan naar de plaats waar God ons roept’

In de zoektocht naar de plaats waar God een werker roept heeft de werker, uitzendende gemeente en de GZB een rol. Ieder geeft vanuit een eigen rol input en met elkaar bevestigen we de roeping. Zo kan een werker uitgezonden worden in Zijn dienst, geroepen door God.

— Tim Verduijn is regiocoördinator Azië en veiligheidscoördinator bij zendingsorganisatie GZB.