Binnen het netwerk van de Nederlandse Zendingsraad bestaat er een brede overeenstemming over de vraag wat zending is: deelnemen, participeren, in de zending van God. Maar wat betekent dat in de praktijk van kerken en organisaties? Hoe vertaalt zich dat in beleidskeuzes, in het vaststellen van prioriteiten, werkvormen en praktijken? Deze vraag staat centraal in het NZR-jaarthema 2024: Samen geroepen: leven, leren, delen.
Afhankelijk van de context waarin we leven en werken, en afhankelijk van onze theologische keuzes, komen we tot verschillende prioriteiten en praktijken. We zien verschillende mogelijkheden en verschillende gevaren. Voor sommigen is discipelschap het centrale thema, terwijl voor anderen het allereerst gaat om solidariteit in relaties of om verkondiging, sociale actie, eenheid en oecumene, integrale zending, of nog andere prioriteiten.
Op de NZR-website staan een aantal interviews, waarin aan verschillende mensen, die verbonden zijn met het NZR netwerk, steeds dezelfde vijf vragen worden gesteld. Deze interviews laten al zien dat er binnen het netwerk ook een belangrijke diversiteit bestaat.
Deze verschillen en diversiteit hebben alles te maken met het feit dat wij slechts een klein deel zijn binnen de kerk wereldwijd. Juist in relatie met kerken en organisaties in zending in andere landen en op andere continenten ontdekken we nóg weer andere vragen en mogelijkheden. Diversiteit in cultuur, religie en ook in economische en politieke realiteiten beïnvloeden ons verstaan van zending, van God, van geloof en van elkaar.
Vanuit het besef dat echte verbinding, ook binnen de NZR, slechts mogelijk is als we eerlijk en authentiek elkaar ontmoeten en bevragen, willen we dit jaar zoeken naar mogelijkheden om het gesprek met elkaar aan te gaan, juist ook daar waar we verschil en diversiteit ontdekken. Omdat we samen geroepen zijn, als deel van Gods kerk wereldwijd, om het Evangelie te leven en te delen, willen we ook samen leren.
‘Zoeken naar de dingen die boven zijn’: wat is heil? (15 maart)
Zicht verliezen op het heil? Wat is heil in onze tijd? Is het boven? Of juist beneden? Over de vragen naar de vertolking van het evangelie in een seculiere, immanente samenleving gaat het boek (onder redactie van Sake Stoppels, Jan Marten Praamsma en Jan Martijn Abrahamse) wat de aanleiding was voor deze studieochtend. Waartoe zijn we geroepen? Wat is het doel van onze missie? Wat is het goede nieuws? Berdine van den Toren haalde in haar inleiding op de ochtend (zie hier) de diepe zorg aan die in het boek wordt verwoord, dat we het zicht verliezen op wat heil is. Dat roept de vraag op: weten we het zelf eigenlijk nog wel goed uit te leggen?
Een deelnemer merkte op dat het gesprek dat we voerden uitzonderlijk was. Meestal zijn we binnen de kerk en ook binnen de NZR vooral bezig met hoe-en-wat-vragen. Dat zijn thema’s die cirkelen rondom de centrale waaromvragen, zoals deze vraag wat ten diepste het goede nieuws voor ons is. Eerlijk onderzoeken wat vandaag (nog) de antwoorden zijn op die existentiële vragen kan je geloof doen schudden op zijn grondvesten, zo bleek. Het boek is een uitnodiging om dat gesprek aan te gaan.
Verschil van antwoord. Het gesprek wat we voerden was ook uitzonderlijk omdat we bij elkaar waren als mensen en als organisaties die op deze vragen heel uiteenlopende theologische antwoorden geven. Des te belangrijker om dat gesprek te voeren en elkaar te kunnen bevragen.
De verscheidenheid aan antwoorden bleek al toen we elk voor onszelf probeerden de vraag te beantwoorden: ‘wat is het heil voor jou, in onze context?’ Een greep uit de antwoorden: rust, naastenliefde, community, herstel van de schepping, gerechtigheid, leven met de ander/Ander. Sake Stoppels, zelf deelnemer aan het gesprek, signaleerde als opmerkelijk dat niemand het heil omschreef als ‘verzoening door het bloed van Christus’. Is dat dan jargon van vroeger waarvoor we nieuwe woorden hebben gevonden? Of hebben we nieuwe betekenissen gegeven aan de essentie van het christelijk geloof? Misschien is er al iets mis met de vraagstelling ‘wat is voor jou het heil?’ Misschien getuigt de vraag zelf al van een te geprivatiseerde opvatting van geloven: geloven als authentieke expressie van het individu in plaats van inbedding in een traditie. Tegelijk is het ook legitiem en nodig dat we ons eigen antwoord vinden op de vraag hoe we God kennen in ons eigen leven en in onze eigen context. Op het grote canvas van de verschillende soorten van cultuur: schaamte, macht of schuld. Maar ook in de persoonlijke ontmoeting is het nodig dat we authentiek geloofwaardig kunnen uitleggen wie God voor ons is en hoe Hij in ons leven het verschil maakt.
De verscheidenheid aan antwoorden bleek ook toen we als oefening de verschillende websites bezochten van (onze) missionaire organisaties en onderzochten hoe daar wordt verwoord waar het om gaat: wat is de visie en missie; wat is het goede nieuws waarvoor de organisatie bestaat? Soms vind je een klassieke verwoording van wat verlossing is, soms worden we ‘geïnspireerd door Jezus’ en soms is zijn naam per ongeluk helemaal van de website verdwenen. Een boeiende vraag is: ervaren we gêne om te spreken over termen als zending, evangelisatie en bekering? Mag het nog over de eeuwigheid gaan?
Contexten. Het boek ‘zoeken naar de dingen die boven zijn’ peilt de betekenis van heil in de seculiere samenleving waarin wij leven. Als vissen die zelf zwemmen in de cultuur van onze tijd hebben we ons te verhouden tot de immanentisering, het transcendentieverlies van die samenleving. Missionaire pioniers worden in het boek aangevoerd als de graadmeters en vertolkers van de heilsboodschap. In hun functioneren en in hun vertolken zien we dat het christelijk leven in het hier en nu de volle aandacht krijgt: immanent heil inderdaad. Ten tweede hebben we ons te verhouden tot de bijbels-theologische bronnen en verhalen, om te peilen wat de betekenis vandaag is van evangelie, zending, discipelschap en hoop. Maar in het gesprek dat we samen voerden kwamen nog twee andere contexten nadrukkelijk meespreken: anders dan het boek hebben wij (ook) de niet-westerse context van de kerk wereldwijd in gedachten. Wat is voor onze broers en zussen uit andere culturen de betekenis van salvation? Het kan zo maar zijn dat de westerse verlegenheid met zending bij hen helemaal geen rol speelt, bijvoorbeeld. Ook vraagt een eerlijke verbondenheid met deze kerken dat we met hen een gelijkwaardige relatie zoeken en hen niet afschrijven als ‘nog niet door de Verlichting gegaan’. Een vierde context voor deze vragen bestaat uit de achterliggende eeuwen: ons spreken over wat heil is in de visie en praktijk van zending(sorganisaties) kan niet losstaan van wat er in die afgelopen eeuwen is voorgevallen in de praktijk van zending, evangelisatie en kolonialisme. Waar we een zekere verlegenheid ervaren en zoeken naar een geloofwaardige inkleuring van ‘heil’ heeft dat dus te maken met ons eigen immanente cultuurklimaat én met de vele vragen die opkomen uit de praktijk van de zending.
Wereldkerk. Wouter van Veelen van de NZR reflecteerde op het boek vanuit het bredere zendingsperspectief. Hij waardeerde positief dat de missiologie weer een belangrijk woord meespreekt: dit boek zoekt naar missiologische antwoorden voor onze seculiere context, en doet dat met een empirische insteek en een contextuele gevoeligheid. Echter, de (missiologische discussie uit de) wereldkerk blijft wel erg buiten beeld in dit boek. In die discussie is al een halve eeuw (Lausanne 1974) sprake van een integratie van de verschillende aspecten van salvation en mission. Sterker, vanuit niet-westers perspectief is de tweedeling immanent-transcendent helemaal niet zo zinvol. Als Nederlandse kerk kunnen we veel leren van dat bredere discours. Wouters bijdrage is hier na te lezen.
Relaties in zending en in de kerk wereldwijd: presentatie en bespreking van een NZR-onderzoeksprogramma (29 mei)
Op 29 mei waren aangesloten kerken en organisaties uitgenodigd voor een NZR-rondetafelgesprek. Ook belangstellenden waren welkom. In dit gesprek werd in verschillende werksessies een eerste aanzet gegeven aan het onderzoek rond relaties in zending. Dit onderzoek is de NZR in samenspraak met haar netwerk en in samenwerking met de Theologische Universiteit Utrecht aan het vormgeven. Hierbij gaat het om het samenbrengen van de geleefde praktijk en ervaring van relaties in zending van Nederlandse kerken en organisaties als deel van de kerk wereldwijd, met een gedegen missiologische reflectie.
Een vraag die maar kort aandacht behoefde, was de vraag naar de urgentie van dit onderzoek. Eén van de onderzoeksterreinen betreft de beelden die wij als mensen binnen de Nederlandse kerken en organisaties hebben van onze partners in andere landen en culturen. ‘Wat verwachten we van die ander, hoe zien we onze rol en is dat nog passend?’ Verschillende van de aansloten leden en organisaties gaven aan dat deze vragen bij hen spelen en dat er de wens is om dit onderzoek te gebruiken voor de vertaling naar beter beleid. Als reden van deze noodzaak werd genoemd: enerzijds vanuit het slavernijverleden en/of het deel zijn van organisaties die ontstaan zijn in de koloniale tijd, anderzijds door snelle lokalisatie in de gebieden.
Waar het gaat om machtspositie vs. wederkerigheid en gelijkwaardigheid werd ingebracht dat a) in veel relaties wel iets van ongelijkwaardigheid zit en dat er ook goede asymmetrische relaties kunnen zijn, b) in een bepaald gebied op het oog homogene groepen onderling niets met elkaar te maken willen hebben en c) ook in de Nederlandse samenleving sprake is van onrechtvaardigheid. Toch was het gesprek hiermee niet klaar. De praktijkvoorbeelden van de deelnemers raken duidelijk de vragen ‘Wat verwachten we van de ander, hoe zien we onze rol en is dat nog passend?’
De praktijkvoorbeelden van de aangesloten kerken en organisaties zijn verschillend, maar herkenbaar. Eén van de deelnemers bracht in: ‘Wij krijgen veel aanvragen vanuit een zendingsgebied terwijl we zelf een meer relationele partnerschap willen. Er worden steeds nieuwe projecten ingediend.’ Er bleken ook meerdere voorbeelden van situaties waarin “wij” bezig zijn met oplossingen voor problemen waar de ander geen probleem in ziet. Na verloop van tijd gaan de werkers in een gebied weer weg en gebeurt er niets meer aan het nieuwe gebouw, de voorziening of de start-up, want: ‘Jij wilde dit.’ Men gaat verder met de eigen manier van leven. Toch hebben de deelnemers het gevoel dat zij als “supporting partner” nu meer bereid zijn om te leren van en te werken met de lokale partner. Vrijwel alle aanwezigen vinden het belangrijk om te proberen elkaar beter te begrijpen zonder aan beide kanten waardes te verliezen. Hierbij ervaren zij dat het leren begrijpen van elkaar vaak niet de stijl is waarin projecten gedaan worden. Projecten duren vaak maximaal drie jaar, dat verhindert de relatie.
Verschillende aangesloten kerken en organisaties benoemden dat het moeilijk is om je eigen bril te zien. “We weten niet wat we niet zien.” Er is zeker ruimte voor en behoefte aan wel weten en begrijpen; ‘We willen de bril analyseren.’ Hiervoor is inzicht in de onderliggende verhalen en beelden nodig.
Vragen die opgeworpen werden, zijn enerzijds of de kring groot genoeg is, anderzijds of de lokale partner de ruimte heeft / het durft om kritisch te zijn naar de supporting partner. Hoewel niet alle aangesloten kerken en organisaties beschikken over onderliggende verhalen en beelden van de mensen en situaties die het betreft, zijn er wel voorbeelden te noemen.
Genoemd werd dat waardigheid (dignity) een belangrijk thema is in andere delen van de wereld, een begrip dat in het Westen wordt verbonden aan wederkerigheid. Waardigheid wordt vaak niet ervaren in relaties. Dit uit zich bijvoorbeeld in de vraag vanuit zendingsgebieden waarom er eenzijdig gerapporteerd moet worden op grond van agenda’s verbonden aan financiële ondersteuning, maar er zijn meer voorbeelden.
Na verschillende werksessies en plenaire terugkoppelingen en natuurlijk onderlinge ontmoetingen bedankte Berdine van den Toren-Lekkerkerker alle aanwezigen heel hartelijk voor hun komst en inbreng en de goede sfeer. Zij gaat verder met wat is opgehaald en neemt dit ook mee in de buitenlandse bezoeken die zij de komende periode gaat afleggen.
Berdine stelde voor om zodra de volgende fase aanbreekt een rondschrijven uit te sturen met de vraag wie mee wil doen aan bijvoorbeeld casusbesprekingen, interviews of focusgroepen. Aangesloten kerken en organisaties kunnen zo hun eigen vragen en uitdagingen in het onderzoek laten meenemen.
Volgende bijeenkomst rond het jaarthema:
10 oktober: Ronde Tafel Gesprek – Samen geroepen, delen in een multireligieuze context
Afbeelding: Swanson, John August. Celebration, from Art in the Christian Tradition, a project of the Vanderbilt Divinity Library, https://www.johnaugustswanson.com/.