Zangerig Arabisch en sappig Antwerps: moskee voor Vlaamse bekeerlingenZangerig Arabisch en sappig Antwerps

In de stad Antwerpen openen elk weekend tweeënzeventig kosters de deuren van een rooms-katholieke kerk voor de zondagliturgie. Slechts enkele duizenden gelovigen laten zich nog door hun dringende klokgelui aanspreken, in schril contrast met de oude bioscopen en achterafzaaltjes buiten de stadskern waar evangelische genootschappen van alle tongen en talen met juichende liederen hun groeiende, veelal gekleurde aanhang verwelkomen. Om niet te spreken van de ontelbare moskeeën in Antwerpen-Noord en -Zuid, in Borgerhout, Deurne en Berchem waar elke week een indrukwekkende groep mannen schouder aan schouder aanschuift voor het vrijdaggebed. Een van de moskeeën die voor de toenemende groep gelovigen te klein wordt, is De Koepel. 

Een voormalig timmeratelier van zo’n 240 m² achter een uitgeleefd pand in hartje Borgerhout. De imam, een Vlaamse man met zeven jaar islamitische school in Jordanië achter de rug, preekt hier in het Nederlands. En de gelovigen wensen elkaar na afloop van de dienst in zangerig Arabisch de vrede toe, maar meteen daarop wisselen ze in sappig Antwerps onder elkaar de nieuwtjes van de afgelopen week uit. 

De Vlaamse imam preekt hier in het Nederlands

De Koepel is een moskee voor Nederlandstalige moslims. Voor negentig procent zijn dit jonge Maghrebijnen en Turken die de taal van hun grootouders niet meer machtig zijn. Maar het gaat deels ook om een groeiende groep Vlaamse mannen en vrouwen, veelal rooms-katholiek gedoopt en door hun ouders ook zo opgevoed, die min of meer recent hebben gekozen om zich bij de islam aan te sluiten. In De Koepel vinden ze elkaar niet alleen voor het wekelijkse gebed. Dagelijks wordt op het secretariaat administratief werk geleverd. Op dinsdag houdt de imam een spreekuur. In de ruimtes op de eerste verdieping ontmoeten vrouwen elkaar. Beneden in de grote gebedshal worden ook lezingen of feestjes gehouden. ‘We hebben meer voor ogen dan gebed alleen’, zegt Ibrahim die aan de wieg van dit initiatief stond. ‘In en rond de moskee moeten mensen elkaar kunnen vinden voor een goed gesprek, voor een debat, voor de vriendschap, voor wijze raad.’ Hij staat boven op een wankele stoel die hij op de werktafel heeft geplaatst. Met zijn linkerhand houdt hij een plafondtegel schuin omhoog, met zijn rechter graait hij naar een eindje draad van de elektrische leiding om de bedrading van een beveiligingscamera aan te koppelen. De laatste weken worden nogal wat inbraken gemeld in deze wijk van de stad. Maar de klus lijkt niet zo eenvoudig als gedacht. Dus klimt Ibrahim van zijn stelling, stoelen worden bijeengeschoven, koffie en thee staan klaar. [82 woorden evt. weg]

Volgens zijn doopceel heet Ibrahim eigenlijk Eric. En Ali is Bart, Abrahman is Björn. Met zijn drieën ontvangen ze mij in het benepen bureautje waar zij het secretariaat van de stichting Belgisch Islamitisch Centrum* (BIC) bemannen. ‘Zoals andere mannen van onze leeftijd zich in hun vrije tijd bezighouden met sport of cultuur, zo kiezen wij ervoor onze tijd aan het welzijn van de Vlaamse moslimgemeenschap te besteden.’ 

Tien goede punten

‘Die Arabische namen van jullie, moet dat zo?’ Ze bekijken elkaar een beetje meewarig. Alweer die vraag. Ibrahim: ‘Nee, het hoeft helemaal niet. Wij hebben zelf een Arabische naam toegevoegd aan onze officiële naam, omdat we dachten daardoor in de kring van de traditionele moslims beter aanvaard te worden. Maar de Koran eist dit niet van de gelovigen. In De Koepel komen momenteel moslims bidden die David of Peter heten en ook zo door de anderen worden aangesproken.’ Ali strijkt zich goedkeurend door zijn rosse baard. 

‘De baard moet wel?’ Ibrahim zucht: ‘Nee, ook die baard moet niet. Het is gewoon gemakkelijk. Moet je niet elke ochtend met het scheermes aan de slag. En wat meer is, het is een soort hommage aan de Profeet. Hij liet zijn baard groeien. Wij, die hem volgen, kunnen dat ook doen. Uit eerbied voor hem. Het levert een goed punt op. Elke goede daad die een moslim bewust stelt, is goed voor tien goede punten. Als je jezelf of een ander kwaad doet, krijg je een slecht punt. Weersta je boze plannen of kwade opzet, dan is dit ook weer een goed punt waard. Weiger je het goede te doen, dan levert dit een slecht punt op. Aan het einde van je leven wordt hiervan de afrekening gemaakt. Wie meer goede dan slechte punten heeft, erft het paradijs.’ 

‘Die baard moet wel?’ ‘Nee, ook die baard hoeft niet’

‘En als aan het eind van de rit blijkt dat helemaal niemand zich druk heeft gemaakt over die boekhouding?’

Ibrahim, met een brede glimlach: ‘Dan is er helemaal niets aan de hand. Ik heb goed geleefd. Daar is niets mis mee, toch? Maar stel dat het wel zo is, dan heb jij wel pech gehad, niet?’ 

Er zijn meer van die uiterlijke zaken waarin de Profeet tot vandaag wordt nagevolgd. Ibrahim: ‘Bijvoorbeeld, onze kledingvoorschriften. Voor zover het onze vrouwen betreft, worden die hier in de stad druk besproken. Maar zoals zij horen ook wij, mannen, ons eenvoudig te kleden. De profeet leerde ons om altijd en overal onze aura voor onbescheiden blikken te bedekken. Mannen moeten wijde broeken dragen. En vrouwen wordt gevraagd om zoveel en zo vaak mogelijk de nacht bij hun man door te brengen. Ook dat levert weer goede punten op.’

Bekeringsmoment

Waarom kiezen deze normaal ogende en vrij jonge mannen ervoor om op die manier door het leven te gaan? Wie of wat leidde hen tot de Profeet? Ali: ‘Voor mij waren dat mijn makkers op de werkvloer. Velen zijn Maghrebijnen, ze werden mijn vrienden. Op een dag begon ik met hen te praten over hun godsdienst. Ik voelde me aangetrokken door de manier waarop zij met elkaar omgaan, hun respect voor elkaar, de broederschap, hun behulpzaamheid. En de leer is duidelijk. Je weet wat je moet doen, wat je mag eten, hoe je moet leven. Geen discussie. Dit overtuigde me. Zo wilde ik leven. Dus heb ik me voorbereid op de shahada.’ 

We ronselen geen medestanders. Kiezen voor de islam moet een bewuste keuze zijn’

De shahada is het bekeringsmoment bij uitstek. Het is het openbaar uitspreken van het geloof in Allah en de erkenning van de islam als de enige ware godsdienst. Wie de shahadh uitspreekt, liefst in het bijzijn van medegelovigen, mag zich moslim noemen. Hij of zij wordt in de ogen van Allah ‘zondeloos als een pasgeboren baby‘ en krijgt een compleet nieuwe start in het leven. Alle kwaad uit het verleden, is vergeven. 

Ook Ibrahim werd katholiek opgevoed, ging trouw naar de kerk, was zelfs misdienaar. Maar het ritueel, de devoties, de stenen beelden in de kerkgebouwen en de zondagpreken waarin pastoors elkaar soms tegenspreken, brachten hem in de war. Een zuivere leer vond hij, naar eigen zeggen, in de Koran en op de islamitische websites van het internet. ‘De belijdenis van de islam ligt me beter. Niemand hoeft het met mij eens te zijn. We ronselen geen medestanders. Kiezen voor de islam moet een bewuste keuze zijn. Wie zich wil bekeren, moet dit doen met een zuivere intentie.’

Veel volk

Het Belgisch Islamitisch Centrum (BIC) maakt uiteraard wel propaganda voor de islam, maar heeft vooral toch tot doel de moslim in België bij te staan, als gelovige te sterken en als mens te emanciperen. Veel papierwerk komt daarbij kijken. Bijvoorbeeld om mensen een bewijs te verstrekken dat ze belijdend moslim zijn en dus het recht hebben op een islamitische begrafenis. Dit BIC is een stichting naar Belgisch recht en als zodanig ook erkend. Dit betekent dat de aangesloten imam, net zoals een pastoor of een vrijzinnig lekenconsulent, mag rekenen op een salaris van de overheid. Mocht de moskee te kampen krijgen met financiële problemen, dan zal de provincie het tekort bijpassen, zoals ze dit doet voor een kerkbestuur. Ibrahim: ‘Zo zegt de wet het. Maar de provincie hoeft niet bang te zijn. De gelovigen onderhouden ons gul. Ze weten waarvoor we hun geld vragen, we voeren een open boekhouding.’ 

Er hangt een affiche voor een ‘Benefiet’ tijdens het kerstweekend. Een activiteit uitsluitend voor vrouwen en kinderen, met koranrecitatie en daarna een maaltijd, modeshow, quiz, kinderanimatie en boekenverkoop op het programma. Het wordt een volle zaal, want de tickets (5 euro voor een volwassene, 3 euro voor een kind) zijn uitverkocht. 

Ibrahim: ‘Ja, onze activiteiten trekken veel volk. Naar het vrijdaggebed komen wekelijks vierhonderd mannen en zeventig vrouwen. Ook onze lessenreeks over echtscheiding die nu loopt, wordt door meer dan honderd mensen gevolgd. De mannen oog in oog met de gastspreker beneden in de zaal, de vrouwen boven voor een gesloten tv-net.’ Oei, ook hier die strikte scheiding tussen mannen en vrouwen. ‘Is dit geen moeilijk voorschrift voor jongelui die samen de schoolbanken delen, of volwassenen die samen op de werkvloer staan?’ Ibrahim: ‘Ook dit is geen voorschrift. Maar zolang de vrouwen ervoor kiezen zich van de mannen af te scheiden, moeten we dit respecteren. De zaaltjes hierboven en de trap die erheen leidt zijn verboden terrein voor mannen.’

Ontgoocheld

Ali meent te weten dat ook niet-moslims de lessen bijwonen. Hij gaat er prat op dat de moskee goede contacten heeft met de buurt, het stadsbestuur en de wijkraad. ‘Ook met de mensen van de katholieke parochiekerk aan de overzijde van de straat?’ Ibrahim, enigszins berustend: ‘Dit mogen we niet zeggen, nee. We sturen onze nieuwsbrief naar alle parochies van de stad, ook naar de bisschop. Maar het is nog wachten op een eerste reactie.’ 

Vooral Ali is hierover ontgoocheld: ‘Jaarlijks organiseren wij een campagne voor een goed doel: de fisabililaah, dit wil zeggen: ik geef in naam van Allah. Vorig jaar kozen we voor hulp aan de dorpsgemeenschap van Ilula in Tanzania: een waterput slaan, de oogst helpen commercialiseren, tuinbouw en kleinveeteelt verbeteren. Toen hebben we de parochie uitdrukkelijk uitgenodigd om met ons mee te doen. Maar er kwam geen antwoord.’ 

Hebben ze er ooit over nagedacht aan de bisschop te vragen of ze een van de leegstaande kerkgebouwen in de stad mogen overnemen? ‘Daar zijn we heel voorzichtig in’, reageren Ali en Ibrahim eensgezind. ‘Natuurlijk doet het ons pijn dat die gebouwen bijna niet meer gebruikt worden. Maar de tijd is daarvoor niet rijp. De bisschop zou het misschien nog aanvaarden. Maar de mensen, vooral zij die niet meer naar de kerk gaan, zouden het een schande vinden. Ze roepen nu al dat de islam de stad bezet. Ach, we vormen in België niet eens zes procent van de bevolking!’

Nog pionieren

Dat er binnen deze kleine groep veel beweegt en nog veel zal veranderen, wordt nu al in De Koepel zichtbaar. Ibrahim: ‘Ons gebed is zoals van elke moslim. We bidden in een en dezelfde Arabische taal. Dit schept over de hele wereld gemeenschap en houdt ons als gemeenschap bijeen. Hoe we als persoon of als groep de islam belijden en beleven, dat verschilt immens. Veel van wat moslims hier beleven is sterk met hun cultuur verweven. Daarom hebben wij ervoor gekozen een aparte moskee te openen. Niet om ons af te scheiden. Wel om te zoeken hoe we de islam met de Europese cultuur kunnen verweven. En, met permissie gezegd, dit kunnen wij niet overlaten aan het inzicht van een imam die overgevlogen wordt van zijn bergtop in een ver land. Op dit punt is het voor ons nog pionieren. Op het kompas van de Koran helpt onze Vlaamse imam relativeren wat ons overkomt. Het bestaan van de Schepper dreigt hier verloren te gaan. Zoveel belang wordt gehecht aan onbelangrijke zaken. De media zwepen dit op: het atheïsme, de secularisering, de dwang om te consumeren. Wie de regels van de islam volgt, is tevreden met wat hij heeft. Hij vertrouwt op de Voorzienigheid, op de Heer der werelden. Dat zal zo zijn invloed hebben op alles wat leeft. Het Woord van God volgen is voor ons, zoals voor elke religie: liefhebben en delen. Dat is goed voor allen.’ 

‘Het woord van God volgen is voor ons liefhebben en delen’

* Het Belgisch Islamitisch Centrum met de daaraan verbonden moskee De Koepel bevindt zich aan Stenenbrug 11 te 2200 Borgerhout, telefoon: 00 32 485 717 726, www.belgisch-islamitisch-centrum.be.

— Mark Fillet werkte dertig jaar in Nederland en België als derdewereldjournalist met een bijzondere aandacht voor missie en zending en reisde naar heel wat landen in Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Zeventien jaar werkte hij als redacteur aan de Missie-Zendingskalender mee.