Dialoog in drievoud 

In een afsluitend perspectief maken we de balans op van dit TussenRuimte-nummer over interreligieuze dialoog. Aan de hand van een volgens ons vruchtbare typologie bespreken we recente voorbeelden van interreligieuze dialoog, waarna een antwoord wordt geformuleerd op de sleutelvraag in missiologisch perspectief: ‘Brengt de dialoog ons verder?’

Missiologisch licht

Voordat we onze beschouwing van interreligieuze dialoog induiken (de intra-christelijke dialoog wordt hierbij niet betrokken), geven we ons eerst rekenschap van de centrale vraag: ‘Brengt de dialoog ons verder?’ Ten eerste: wie hebben we eigenlijk op het oog als we spreken over ‘ons’? Deze vraag stellen we met het oog op de lezerskring van TussenRuimte: mensen uit een grote oecumenische breedte, meestal met een diepe betrokkenheid bij missionair werk in de Lage Landen, maar ook ver daarbuiten. Daarom bespreken we het thema interreligieuze dialoog in missiologisch licht. In onze vraagstelling staat het woord ‘dialoog’ tegenover meer apologetische vormen van zending, waarin het eerder gaat om eenrichtingsverkeer dan om een gesprek.

Een tweede prealabel punt is dat wij geloven dat dialoog zich voltrekt op alle niveaus van de samenleving. Interreligieuze dialoog gebeurt: op straat, in een café, in een winkel, op het schoolplein, op de werkvloer, in de collegezaal. Dialoog is daarom niet te controleren, en slechts tot op zekere hoogte te organiseren. Terecht wordt vaak gesproken over de dialoog van het (geleefde) leven. Omdat deze dialoog van het leven zo algemeen, diffuus en oncontroleerbaar is, nemen we deze vorm niet op in onze typologie. Maar we veronderstellen haar wel in alles wat volgt. 

‘Interfaith’

Ten derde maken we een aantekening bij het adjectief ‘interreligieus’. Dit woord kan al te gemakkelijk de suggestie wekken dat

het gaat om een systematische of fenomenologische vergelijking van religies. Dat bedoelen wij echter niet. De Engelse term interfaith geeft beter aan wat wij ons voorstellen bij interreligieuze dialoog, namelijk de ontmoeting van gelovigen uit verschillende tradities, met verschillende overtuigingen.

Het gesprek tussen deze gelovigen zal uiteindelijk gaan over de vragen: Wie is God? / Wat is het goddelijke?, en: Wat betekent dat voor ons leven? In hun antwoord op die vraag zullen christenen steevast verwijzen naar de persoon Jezus Christus. Dat is hun evangelie, dat is hun overtuiging, dat nemen ze mee de dialoog in. Voor christenen zal de dialoog daarom eerder een persoonlijk gesprek zijn dan een systematische verhandeling.

De typologie waarvoor wij kiezen onderscheidt drie vormen van interreligieuze dialoog: samen zoeken, samen werken en samen getuigen. We volgen daarmee de Nederlandse zendeling en hoogleraar missiologie Verkuyl (1975), die onderscheid maakt naar het doel van de verschillende vormen van dialoog. 

Samen zoeken

In zijn Debat-bijdrage in dit nummer van TussenRuimte beschrijft Jorge Castillo hoe rooms-katholieke bisschoppen in Latijns-Amerika tot een grotere waardering kwamen van inheemse religieuze tradities. Castillo citeert de Braziliaanse bisschop Pedro Casaldáliga die spreekt over zijn verstaan van macro-oecumene: ‘Het is een nieuwe attitude, visie, spiritualiteit.’ Deze gerichtheid op spiritualiteit kenmerkt de vorm van dialoog die wij typeren als ‘samen zoeken’. Het gaat om een gezamenlijke intellectuele maar zeker ook mystieke zoektocht naar de waarheid. De grote veronderstelling is dat God zich door de ander, door het geloof van de ander, op een nieuwe manier ‘aan mij’ kan openbaren. De onlangs uitgewezen abt van het Mar Musa-klooster in Syrië waar interreligieuze dialoog en stille meditatie worden beoefend, Fr. Dall’Oglio, lichtte deze benadering eens toe: ‘Ik claim niet dat ik absolute kennis heb. Ik beschouw het als een weg, een pad waar we samen op lopen’ (New York Times, 19 januari 2010).

De nadruk op spiritualiteit krijgt in deze benadering vaak een pneumatologisch fundament. Zo heeft Amos Yong (2003) vanuit de pentecostale theologie een voorstel voor een pneumatologische benadering van de religies gedaan. Het gegeven dat de Geest is uitgestort op ‘alle vlees’ (Handelingen 2:17) is voor Yong bepalend. Hij suggereert dat de Geest ook andere religieuze ‘talen’ spreekt en dat de Geest christenen ook die talen kan leren verstaan. Dialoog heeft voor hem daarom een spirituele dimensie. Andere evangelische theologen vinden deze nadruk op de pneumatologie echter verwarrend: hoe kan er dan nog onderscheid gemaakt worden tussen ware, goede elementen enerzijds en valse, kwade elementen in andere religies anderzijds (Ott en Strauss, 2010)?

Samen werken

De tweede vorm van dialoog die wij onderscheiden is het interreligieuze gesprek dat in dienst staat van een vreedzaam en vruchtbaar samenleven. Los van de waarheidsvraag zoeken gelovigen uit verschillende tradities naar samenwerking. Sociale, politieke en economische problemen staan centraal. In het Antithese-artikel van dit nummer geeft Jan Gruiters een aantal voorbeelden van dialogen waarin vertegenwoordigers van religies zoeken naar vrede. Hij wijst erop dat interreligieuze dialoog niet automatisch het antwoord is voor situaties waar aanhangers van verschillende religies botsen. Praten over religie kan ook een cover up zijn. Voorzichtigheid is dus geboden. Toch kan interreligieuze dialoog leiden tot wederzijds begrip en toenadering, stelt Gruiters.

Een bekend voorbeeld van samen werken is het project Global Ethic (GE), waarmee de naam van de katholieke theoloog Hans Küng onlosmakelijk verbonden is. GE werd ontwikkeld in de jaren negentig, maar is nog steeds onderwerp van gesprek in interreligieuze dialogen. Aanhangers van verschillende religies zijn op zoek gegaan naar ethische overeenkomsten. Doel was niet een ethische code, maar het komen tot een gedeelde attitude. Tot de kern van deze attitude behoren: geweldloosheid en respect voor leven; solidariteit en economische gerechtigheid; tolerantie; gelijke rechten voor mannen en vrouwen. Tijdens de bijeenkomst van het World Parliament of Religions in 1993 ondertekende een aanzienlijk deel van de aanwezigen de verklaring ‘naar een wereldwijde ethiek’. Het project kent echter ook zijn critici. Zo is ingebracht dat het initiatief nogal westers is, en dat het uit lijkt te gaan van een essentialistische visie op religie (Hedges 2008).

Een ander voorbeeld van de dialoog van de samenwerking is het initiatief dat bekend werd als A Common Word between Us and You. Dit is een open brief aan de christelijke gemeenschap die in het eerste stadium (2007) ondertekend werd door 138 islamitische geleerden en geestelijken. De schrijvers van deze brief identificeren liefde voor God en liefde voor de naaste als de gemeenschappelijke deler van islam en christendom. Op basis van deze common ground kunnen moslims en christenen werken aan vrede. Dat is volgens A Common Word cruciaal, omdat moslims en christenen samen meer dan 55 procent van de wereldbevolking vormen. ‘Als moslims en christenen niet in vrede leven,’ zo stelt de brief, ‘kan de wereld niet in vrede leven’ (Volf, bin Muhammed & Yarrington 2010). Deze vorm van dialoog trekt begrijpelijkerwijs al snel de interesse van politici. In sommige gevallen zijn politieke leiders er vanaf het begin bij betrokken. Dat was het geval in het Common Word-project dat tot stand kwam door de inspanningen van prins Ghazi bin Muhammad van Jordanië. Maar ook het GE-project stond een tijd lang in de warme belangstelling van UNESCO. Dat publieke belangstelling zowel een zegen als een vloek kan zijn, behoeft nauwelijks betoog. Bekendheid is mooi, maar het risico is dat religies een al te instrumentele rol toebedeeld krijgen.

Samen getuigen

De derde vorm van dialoog staat het dichtst bij de apologetiek. De deelnemers starten het gesprek met een sterke geloofsovertuiging en geven elkaar de ruimte om die overtuiging uiteen te zetten. Het doel is om elkaar te informeren, beter te begrijpen en misschien zelfs te bekeren. Dit is de vorm van dialoog die in Het Kruispunt wordt beoefend, zoals beschreven door Erika van Nes.

De kracht van deze vorm is ongetwijfeld dat het ook de ‘preciezen’ uit de verschillende geloofstradities om de tafel kan brengen. In het meer getuigende gesprek van de ‘proclamatie’ zullen ze ruimte ervaren. Het resultaat is dat ook deelnemers aan deze dialogen regelmatig rapporteren dat het gesprek met de ander het eigen geloof verdiepte. 

Als tweede voorbeeld van samen getuigen noemen we het onlangs tot stand gekomen document Christelijk getuigenis in een multireligieuze wereld (2011). Dit document, uitgegeven onder auspiciën van de Pauselijke Raad voor Interreligieuze Dialoog, de Wereldraad van Kerken en de Wereldwijde Evangelische Alliantie, bevat richtlijnen voor christelijk getuigenis op plaatsen waar religies naaste elkaar bestaan. De opstellers van het document betrokken leiders uit andere religieuze tradities bij het denkproces. Vooral het onderwerp bekering is in deze dialoog eerlijk besproken. Dat is een verrassende wending, omdat in andere richtlijnen voor dialogen juist is uitgesproken dat de partners er niet op uit moeten zijn elkaar te bekeren. De bovengenoemde recente initiatieven bewijzen echter dat dialoog en getuigenis samengaan, en dat bekering geen taboe hoeft te zijn. 

Verder?

Een keuze voor een van deze drie vormen van dialoog – samen zoeken, samen werken, samen getuigen – hangt niet alleen af van het doel, maar ook van de theologische overtuiging van de dialoogpartners. Met name de visie op openbaring in de andere religie is van belang. In hoeverre en hoe openbaart God zich aan mij door het geloof van die ander? 

De erkenning dat dialoog nieuw inzicht brengt, is fundamenteel. Om het met David Bosch (1991) te zeggen: ‘Dialoog is, evenals zending, alleen mogelijk als we op weg gaan in het geloof dat we ons niet in een vacuüm begeven, maar gaan in de verwachting dat we de God ontmoeten die ons is voorgegaan.’ Hier dringt de metafoor van de weg zich weer op. De vraag of dialoog ons verder brengt, kan misschien alleen maar zo beantwoord worden: dialoog is een weg om samen op te lopen. Als de dialoogpartners gezamenlijk die weg willen gaan, komen ze zeker verder. Alle bovengenoemde dialogen zijn in dat licht significante stappen voorwaarts. 

Spanning

Veel missiologen blijven echter op hun hoede als dialoog ter sprake komt. Ze geven toe dat dialoog de zending dient, zeker als het groter wederzijds begrip en samenwerking stimuleert. Ze waarschuwen echter dat dialoog en zending niet in elkaar op mogen lossen. Het doel van zending is niet hetzelfde als het doel van dialoog. Daarom blijft de spanning tussen zending en dialoog bestaan (Bosch, 1991). In zending is het element van verkondiging beslissend, in dialoog het wederzijdse gesprek. Verkuyl (1975) geeft in zijn bespreking daarom de meeste ruimte aan de missionaire dialoog. Hij noemt deze ook ‘de diepere vorm van dialoog’. Hij vertelt in dit verband hoe hij zich op de zendingsconferentie in Mexico City (1963) met anderen verdiepte in de dialoog die wordt tot een trialoog. De aanwezigheid van de Drie-enige God kan de dialoog onverwachts op een ander niveau tillen, zo gelooft hij. Verkuyl citeert dan een zin van de Sri Lankaanse kerkleider D.T. Niles: ‘In de missionaire communicatie gaat het er voor de christen niet in de eerste plaats om, dat hij Jezus Christus brengt in het leven van de andersgelovige, maar dat Christus hem in het leven van de ander inbrengt.’ Die woorden typeren de nauwe verbondenheid en de onoplosbare spanning tussen zending en dialoog op het scherpst.

Literatuur

David Bosch, Transforming Mission: Paradigm Shifts in Theology of Mission, Maryknoll, NY: Orbis, 1991.

Paul Hedges, ‘Concerns about the Global Ethic: A Sympathetic Critique and Suggestions for a New Direction’, Studies in Interreligious Dialogue 18/2, 2008, 153-68.

Craig Ott and Stephen J. Strauss with Timothy C. Tennent, Encountering Theology of Mission: Biblical Foundations, Historical Developments, and Contemporary Issues, Grand Rapids: Baker Academic, 2010.

Johannes Verkuyl, Inleiding in de nieuwere zendingswetenschap, Kampen: Kok, 1975.

Miroslav Volf, Ghazi bin Muhammed and Melissa Yarrington, A Common Word: Muslims and Christians on Loving God and Neighbor, Grand Rapids: Eerdmans, 2010.

Amos Yong, Beyond the Impasse: Toward a Pneumatological Theology of Religions, Grand Rapids: Baker Academic, 2003. 

― Wilbert van Saane is stafmedewerker van de Nederlandse Zendingsraad en hoofdredacteur van TussenRuimte