Grenzeloze naastenliefde?

Twee meningen over de opvang en bejegening van al die vluchtelingen in Europa. Bas van Bommel vraagt zich af of naastenliefde het oprekken van regels en wetten wel rechtvaardigt. Bram van de Beek stelt dat Christus’ kerk één is en naastenliefde niets te vrezen heeft. Van de Beek en Van Bommel reageren vervolgens op elkaars bijdrage.

Persoonlijke opdracht niet verwarren met politiek dogma

Het lijkt een toenemende trend in christelijk Nederland om in bijbelse waarden een aanmoediging te zien tot het overtreden van wetten en regels.

Bas van Bommel

De kraak van de zogeheten Vluchtkerk in 2012 – een misdrijf waar tot twee jaar celstraf op staat – werd breed bejubeld en zelfs gefaciliteerd door leden van de protestantse kerken. Een jaar later spande de Protestantse Kerk in Nederland een proces aan tegen de Nederlandse staat om deze te dwingen onvoorwaardelijke opvang te bieden aan uitgeprocedeerde asielzoekers: mensen over wie de Nederlandse overheid via de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en vaak ook rechters hebben geoordeeld dat ze terug kunnen en moeten naar hun land van herkomst. Ook in de huidige migrantencrisis brengen christenen hun geloof steeds vaker tegen de rechtstaat in stelling. In het asielbeleid, zo stelde de fractievoorzitter van de ChristenUnie Leerdam onlangs in Elsevier, gaat het niet om ‘regels en wetten’, maar om ‘liefde voor mensen’. 

Ware, christelijke nederigheid

Het artikel van Bram van de Beek is een typerend voorbeeld van een zorgelijke tendens onder hedendaagse christenen. Stelselmatig verwart Van de Beek een christelijke levenshouding met politieke verantwoordelijkheid. Zeker: in Christus’ mystiek lichaam ontstijgt de Kerk alle aardse grenzen. Maar juist daarom biedt ons geloof ook geen politieke receptuur. 

De massale toestroom van migranten treft onze samenleving met zeer reële problemen: van segregatie tot onveiligheid, van werkloosheid tot terreurdreiging. Het is onze morele plicht deze problemen uiterst serieus te nemen, omdat zij worden gedragen door de samenleving als geheel. Natuurlijk is het een goede zaak als we ons inzetten voor een goede opvang van vluchtelingen in de regio, en hulp bieden aan die nieuwkomers in ons eigen land die onze steun het meeste nodig hebben. Nog belangrijker is echter te beseffen dat we slechts mensen zijn en onmogelijk alle wereldproblemen kunnen oplossen. Dat is de ware, christelijke nederigheid. 

Van de Beek denkt echter dat hij in Christus’ naam onze samenleving mag opzadelen met ernstige problemen, waarvan de gevolgen nog generaties voelbaar kunnen blijven. Bezorgde medemensen praat hij een ‘angstpsychose’ aan. Wie zijn landgenoten bejegent met zoveel onverschilligheid en dedain, moet zijn concept van naastenliefde nog eens goed doordenken. — Bas van Bommel

Valse tegenstelling

Dit is echter een valse en riskante tegenstelling. Zeker lijkt een bepaalde onverschilligheid ten aanzien van de gevestigde orde besloten te liggen in het christendom zelf. Vroeg Jezus zijn discipelen niet huis en haard te verlaten om zich geheel te wijden aan het koninkrijk van God? Getuigen we niet bij uitstek van Christus’ liefde wanneer we ons inzetten voor mensen die het meest buiten de samenleving staan, zelfs, of júist tegen politieke risico’s in? 

Zonder twijfel zijn we geroepen om naastenliefde te betonen – ook aan asielzoekers, uitgeprocedeerd of niet. En toch is er een belangrijk verschil tussen persoonlijke caritas en politiek asielactivisme. Anders dan bijvoorbeeld de vroege christenen, die zich geheel van de politiek afzijdig hielden, zet de kerk momenteel bewust in op het omzeilen of frustreren van democratisch verworven beleid. Dat is geen politieke onverschilligheid met het oog op Gods Koninkrijk, maar het concreet najagen van een politieke agenda. Dat kan, maar dan moet de kerk ook eerlijk en helder nadenken over de gevolgen van het beleid dat ze voorstaat. En die kunnen ernstig zijn.

Zoals onlangs betoogd door de Tilburgse hoogleraar Harry Verbon, dreigt door de onophoudelijke verwelkoming van asielzoekers in ons land een permanent werkloze onderklasse te ontstaan, daar banen voor laag opgeleiden – circa negentig procent van alle migranten – steeds schaarser worden. Ook drukt het huidige asielbeleid zwaar op onze financiële draagkracht. Bovenal leidt massa-immigratie tot een groeiend gevoel van onveiligheid en vervreemding onder de bevolking, en versterkt zij het momenteel al aanzienlijke risico van religieuze en interculturele conflicten.

Morele zelfgenoegzaamheid

Juist om deze problemen het hoofd te bieden bestaan er wetten en regels, die onderscheid maken tussen tijdelijke hulpverlening en blijvend asiel, tussen vluchtelingen en arbeidsmigranten, tussen succesvolle en onsuccesvolle asielprocedures. Dergelijke regels zijn van levensbelang om de politieke stabiliteit te waarborgen en bij alle zorg voor migranten de zorg voor de eigen naasten niet te vergeten. 

Het is een slechte zaak dat de Protestantse Kerk en de ChristenUnie oproepen om deze regels te negeren of op te rekken in naam van de christelijke barmhartigheid. De naastenliefde wordt zo een vrijbrief om zich niet meer voor de gevolgen van grootschalige immigratie te hoeven interesseren. Terwijl die gevolgen wel door de hele gemeenschap worden gedragen. Wie uit christelijk idealisme de samenleving aldus structureel dupeert, getuigt niet van naastenliefde, maar van een morele zelfgenoegzaamheid die eerder verwant is aan de hoofdzonde. 

Het is van cruciaal belang om een christelijke grondhouding te onderscheiden van bestuurlijke verantwoordelijkheid. Wie persoonlijke offers brengt om asielzoekers te helpen geeft blijk van bewonderenswaardige barmhartigheid. Maar wordt barmhartigheid van persoonlijke opdracht tot politiek dogma, dan verandert zij fundamenteel van karakter. 

De migrantencrisis is te complex om tot een simpele oppositie van ‘liefdevol’ en ‘harteloos’ te reduceren. Waarlijk christelijk is om zoals Jezus opdroeg ‘aan de keizer te geven wat des keizers en aan God wat van God is’. Dat doen we door morele idealen te verwezenlijken in een persoonlijke levensweg van liefde en mededogen, maar door de politiek in haar volle complexiteit aan de overheid over te laten. Dat is fair jegens asielzoekers én jegens de eigen naasten.

— Bas van Bommel is universitair docent literatuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht.

………………………………………………………………………………………………………………………………………………..

‘Zij kenn’ eerlang geen grenzen meer’

De kerk heeft nooit iets met grenzen gehad. Het heeft daarom geen zin om de grenzen van een christelijk Europa te bewaken tegen al die vreemdelingen die binnenkomen. 

Bram van de Beek

Christus bindt mensen aan zichzelf en aan elkaar over de hele wereld en voor christenen is dat belangrijker dan alle andere bindingen. Er zijn geen christelijke naties en er is geen christelijke cultuur. Er is alleen een gemeenschap van gelovigen die verspreid is onder alle volken en gestalte krijgt in alle culturen. ‘Elk vreemd land is hun vaderland en elk land is hun vreemd’, schrijft een onbekende auteur rond het jaar 200. Zo was het toen en zo is het nu.

Lastige christenen – lastige mensen

Van Bommel heeft gelijk met zijn basisstellingen dat christenen de overheid moeten gehoorzamen en dat de vroege christenheid zich afzijdig hield van de politiek. Beide moet men wel nuanceren. Zij hielden zich afzijdig van de actieve politiek, want de overheid oefent geweld uit en in God is geen geweld. Ze deden echter wel hun mond open door de politiek te veroordelen, de keizer af te schilderen als een beest en tegelijk een beroep te doen op recht dat hun werd onthouden.

Ook de gehoorzaamheid kende haar grenzen. Men weigerde zich aan de overheid te onderwerpen als dat tegen het leven met God inging: men weigerde voor de keizer te offeren en men ontfermde zich over de verstotenen. Toen de keizer christenen liet vervolgen en verbood hen te helpen, nam Cyprianus talloze vluchtelingen uit de omgeving op in zijn landgoed, wat hij zelf met de marteldood moest bekopen. Zorg voor de vluchtelingen ging boven het verbod van de keizer.

Het probleem is dat we met mensen te doen hebben: overheidsambtenaren met beperkte kennis van de achtergronden van vluchtelingen, goed bedoelende christenen die zich om de tuin laten leiden door een zielig verhaal. Ook onder vluchtelingen zijn boeven en cultuur is niet iets wat je bij de grens achterlaat. Dat los je niet op met regels en wetten, net zo min als je vluchtelingen tegenhoudt met gesloten grenzen. Ze komen – en we zullen een weg moeten vinden om samen te leven, een andere samenleving dus dan de huidige. — Bram van de Beek

……………………………………………………………………………………………………………………………………………

Muren tegen moslims?

De gedachte aan een christelijk Europa roept vanuit het geloof meteen een hele reeks vragen op. Is er dan een onchristelijk Midden-Oosten? En een onchristelijk Afrika? Zijn dat gebieden waar Christus niet thuis is? Christenen zijn in veel gebieden in de minderheid, maar verkeren ze niet altijd als vreemdelingen op aarde? En dan meteen de volgende vraag: zijn christenen dan in de meerderheid in Europa? Zijn de meeste Europeanen geen atheïsten, agnosten of ongeïnteresseerden? Er is een minderheid Europeanen christen, een nog kleinere minderheid in het Midden-Oosten en een wat grotere minderheid in sommige Afrikaanse landen. We zijn één in Christus. Daarom gaat het gezang (Gezang 103 uit de Hervormde Bundel van 1938; de titel van deze bijdrage is een citaat uit het eerste couplet – red.) verder met de hoop dat elke muur zal vallen. Dat is wat anders dan muren bouwen en hekken plaatsen.

Nu kan men zeggen: we bouwen geen muren tegen christenen, maar tegen al die moslims die hier binnenkomen. Laten zij in hun eigen landen blijven. Moeten zij dus maar aan hun lot overgelaten worden? Moeten zij dan maar niet met het christelijk geloof in aanraking komen? Daar staan wíj immers voor in deze redenering? Laat de moslims maar aan hun lot over. Blijkbaar heeft Christus niets met hen. In elk geval hebben christenen niets met hen – behalve angst. 

Zijn we wel christen?

Dat brengt mij bij de kernvraag: zijn we wel christen? Onderzoek uzelf of u in het geloof bent. Vindt de Mensenzoon het geloof wel in Europa? Zijn mensen zo in Hem geworteld dat zij anderen met open armen tegemoet treden om hun de liefde van Christus te laten kennen? Dat doe je niet met honderden kilometers scheermesjesdraad. Dat doe je door met ontferming over mensen bewogen te zijn. De angst voor mensen maakt de idee van een christelijk Europa tot een lachertje. En als christenen in Europa geen ander geluid laten horen en geen andere daad stellen dan het populisme van de angst, dan wordt de Naam vanwege hun houding gelasterd. 

Christenen hoeven geen angst te hebben. Niets kan ons immers scheiden van de liefde van God in Christus. Het is beter dat signaal te geven aan de stromen migranten – zij die op de vlucht zijn voor oorlog én zij die op de vlucht zijn voor armoede – dan de angstpsychose die nu Europa lijkt te overspoelen. De vloed van de angst is heel wat erger dan de stroom vluchtelingen en laten christenen daar niet aan mee doen. 

Honderd jaar geleden kon men dit gezang nog uit volle borst zingen. Was het geloof toen sterker? Of was het omdat men geloofde dat alle grenzen konden worden overschreden door een kerk die macht had? De kerk van alle eeuwen weet dat zij alle grenzen overschrijdt omdat christenen over de hele wereld als vreemdelingen verblijven en dat zij één zijn als zij het brood, dat verspreid was over alle velden van de wereld, eten als het ene lichaam van Christus. ‘Blijf door uw trouw ons zwak geloof beschamen.’ 

— Bram van de Beek is emeritus hoogleraar theologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Stellenbosch, Zuid-Afrika.