Vijf vragen aan… Willem van ’t Spijker (CGK)

1. Even voorstellen: Wie ben je en wat heb je met zending?
Willem van ’t Spijker, predikant binnen de christelijke gereformeerde kerken. Sinds juni 2018 ben ik daar in dienst van het deputaatschap zending als ‘zendingsconsulent’. Dat betekent dat ik leidinggeef aan het zendingsteam op ons landelijk Dienstencentrum in Veenendaal, ik onderhoud de contacten met de zendingsprojecten van zending CGK, en ik heb een grote rol in de toerusting en motivatie van onze kerken en kerkleden op het gebied van zending. Mijn betrokkenheid bij zending gaat terug naar 1992, toen ik een plek kreeg in het zendingsdeputaatschap (bestuur) van onze kerken. In 1996 reageerde ik op een vacature voor opbouwpredikant in Zuid-Afrika. Daar vertrokken we in 1997 heen met ons gezin. Ik werkte daar in een team van lokale evangelisten en was betrokken bij gemeenteopbouw en ook bij theologische vorming. Een aantal van de evangelisten waar ik mee werkte werden predikant in de kerken, en in 2004 werd de verantwoordelijkheid voor het opbouwwerk overgedragen en gingen wij terug naar Nederland. In 2005 werd ik bestuurslid van Interserve en in 2008 werd ik gevraagd voor het bestuur van de Nederlandse Zendingsraad. Na twee bestuursperiodes had ik een soort ‘tussenjaar’, waarin ik op verzoek van het bestuur als adviseur de vergaderingen bijwoonde. Na dat jaar werd ik opnieuw gevraagd om lid te worden van het bestuur en met mijn benoeming toen werd ik ook voorzitter van het bestuur. Het lijkt dus of ik vooral bestuurlijk ‘iets heb’ met zending, maar door de jaren in Zuid-Afrika en mijn functie als zendingsconsulent ben ik ook met veel praktisch zendingswerk bezig.

2. Waar liggen voor jou programmatisch de uitdagingen voor jouw werk/jouw organisatie in de komende tijd?
Van belang is voor onze ‘organisatie’ om de kerkleden, jonger en ouder, in onze kerken op een goede manier betrokken te houden en soms weer betrokken te krijgen. Door de situatie van kerken in West-Europa en de (terechte) typering van Nederland als zendingsland gaat er momenteel heel veel aandacht naar missionair werk in eigen omgeving. Dat snap ik wel, maar dat is toch eenzijdig. Gezien het grote aantal mensen wereldwijd dat geen vrije toegang heeft tot het goede nieuws over Jezus blijft wereldwijde zending noodzakelijk. Om dat goed te laten doordringen in de kerken is een grote uitdaging, die vraagt om een goede aanpak.

3. Hoe zie jij de verhouding tussen zending binnen Nederland en zending vanuit Nederland en zending van overal naar overal?
Zodra die beide in een concurrentiepositie terechtkomen tegenover elkaar, gaan er dingen niet goed. Uiteraard moet er heel goed gekeken worden naar alle dingen die in het verleden niet goed gegaan zijn in de wereld van zending. Mijn goede vriend Silas Nefefe uit Zuid-Afrika heeft een indringend hoofdstuk geschreven over ‘kolonialisme en zending’ in het Basisboek Missiologie, dat vorig jaar verscheen, en daar moeten we niet te snel mee klaar zijn. Maar dat neemt niet weg dat er nog steeds werk te doen is in internationale relaties. Stel je voor dat we niet van de geestelijke wijsheid en praktische levenslessen van de jonge kerken, of van vervolgde kerken zouden kunnen leren, omdat er geen oecumenische zendingscontacten meer zouden zijn, wat raakten we dan geïsoleerd!

4. Waar gaan jouw ogen van glimmen?
Er zijn verschillende zaken waar ik blij van word. Dit jaar heb ik al een aardig aantal gesprekken gevoerd met jonge mensen uit onze kerken die willen worden uitgezonden, naar verschillende gebieden. Het is prachtig om verhalen te horen van evangelisten en predikanten uit onze projecten, hoe ze ondanks moeitevolle omstandigheden toch hun vreugde blijven vinden in het volgen van hun roeping. Het is mooi om te zien hoe in de kerken mensen enthousiast zijn om voor het werk van zending te bidden en te geven. En ik vind het heerlijk om op zondagen in kerkdiensten voor te gaan met wat ik aan missionaire juweeltjes heb gevonden in de Schriften.

5. Wat verwacht je van het netwerk van de Nederlandse Zendingsraad? Hoe kunnen we elkaar als kerken en zendingsorganisaties versterken in de missionaire opdracht?
De Nederlandse Zendingsraad is een plek waar zendingsorganisaties en kerken elkaar treffen rond de diepere vragen van de missiologie. Daar wordt het gesprek gevoerd in een kostbare openheid. De verandering van de raad naar een netwerkorganisatie is een mooie stap om nog meer te benadrukken dat je niet zonder elkaar kunt, en dat je elkaar ook iets te bieden hebt. Het is niet zo dat de raad de thema’s aanlevert, de thema’s waar we het over moeten hebben komen uit het netwerk. Dat was vroeger natuurlijk ook wel zo, maar de raadsvergaderingen waren toen meer ingericht als plekken waar ‘gezonden’ werd, al ontbrak de reflectie op het gezondene nooit. Maar juist als netwerk onderstrepen we dat we een gezamenlijke missie hebben en delen we onze gaven met elkaar.