De stad als nieuwe ruimte voor de kerken 

Kerk ontwikkelen in stedelijke contexten is even complex als de realiteit van de stad zelf. Praktijkonderzoeken in Antwerpen en Gent maken duidelijk dat de stad als heilige plek zich niet zo eenvoudig laat ontdekken. Voor aandacht en dialoog is ruimte nodig, zodat verscheidenheid alle kans kan krijgen.

De Vlaamse samenleving was tot voor enkele decennia homogeen katholiek, op enkele kleine groepen protestanten en geïsoleerde joodse en moslimgemeenschappen na. De (katholieke) kerk stond lang symbolisch in het centrum van de wooneenheden en domineerde het landschap. In de landelijke gebieden is dat nog steeds zo, maar de steden laten hoe langer hoe duidelijker een andere skyline zien. Kantoortorens, musea en woontorens bepalen volop het beeld van de stad en de publieke ruimte. 

Dat vraagt iets van mensen, ten aanzien van elkaar, en ook van hun religieus gedrag. Wat betekent gemeenschap in zo’n samenleving? Wat betekent openbaarheid? Hoe en met wie worden verbanden aangegaan? Wie zijn de vreemdelingen? Welke accenten leggen we in het samenleven van alledag? Die context stelt ook vragen aan de kerk en de manier waarop ze zich manifesteert in de stad. 

Dit artikel bespreekt een visie op de dynamiek van de stadsontwikkeling, met daaraan parallel de vraag wat die betekent voor kerkgemeenschappen, aan de hand van twee onderzoeken in Antwerpen en in Gent.

Restruimten

Onlangs kwam het derde Cahier uit van het team Vlaams Bouwmeester over kunst en openbare ruimte. Dit team wil, vooral via kunst, bijdragen aan het debat over de leefbaarheid van de stad.1 Stadsprojecten en stadsplanning zijn vaak gericht op het functioneel benutten van de ruimte, waarbij weinig rekening wordt gehouden met de flexibiliteit die een actuele stedelijke omgeving vraagt. Het ongeplande gedrag moet ook de vrijheid krijgen, wil de noodzakelijke mentale ruimte in een stad niet al te zeer worden aangetast.

Het ongeplande gedrag moet ook de vrijheid krijgen

Het team merkt op dat er in uithoeken of aan vergeten muren zogenoemde restruimten ontstaan. Die worden ingenomen door mensen die aan het Big Brother-oog van de samenleving willen ontsnappen. Helaas zijn hier vaak de kanten van het leven die we liever verborgen houden, volop aanwezig: hondenpoep, drugsnaalden, condooms. Maar dergelijke gaten in de openbare ruimte geven paradoxaal genoeg even de nodige vrijheid aan mensen. Juist die restruimten bieden dus kansen die benut moeten worden.

In het cahier wordt – naast reportages over wat kunstenaars deden met dergelijke restruimten – ook gereflecteerd op het samenleven in de stad. Eric Corijn denkt bijvoorbeeld na over de openbaarheid van de publieke ruimte.2 Is de publieke ruimte eigenlijk wel van iedereen? Wie wordt er toegelaten, en wie wordt er naar het onbestemde verdreven? In de dynamiek van de steden wordt maar al te vaak pijnlijk zichtbaar dat de publieke ruimte niet openbaar is en maar al te vaak vervangen wordt door de zekerheid van regels en omgangsvormen van bekenden. 

Vreemdelingen

De ruimte die stedelingen ter beschikking krijgen, is nooit helemaal van hen alleen. Zij wordt gedeeld met mensen van vele rassen, culturen, talen en overtuigingen. Een stad is zo een ontmoetingsplaats van vreemdelingen die op elkaar aangewezen zijn.

In het private of parochiële kerkelijke domein proberen mensen wat zij als normaal of als herkenbaar beschouwen, zo lang mogelijk vast te houden. Maar in een publieke en openbare ruimte wordt gemeenschap gebouwd op flexibele verbanden. Dit raakt aan het levensgevoel van mensen. Niet zozeer een gezamenlijk verleden bindt hen, maar het zoeken naar een gezamenlijke toekomst.

Daarom is het bestaan van restruimten zo belangrijk. Het gevaar van de projectplanners is namelijk dat zij van de publieke ruimte een parochiële zone maken waarin mensen zich veilig voelen en zich thuis weten. Maar voor de ontwikkeling van verscheidenheid in een stad zijn vrijplaatsen of broedplaatsen nodig waar geëxperimenteerd kan worden met vrijheid en anders zijn, waar omwille van de restruimten ontmoeting en dialoog geoefend kan worden, waar openheid en aandacht worden ontwikkeld op wat goed leven in de openbaarheid kan zijn. Dergelijke plaatsen bepalen het uiteindelijke beeld van de stad en daardoor de hele mogelijkheid van leven en toekomst.

Stad van mens en/of van God

Ook in de theologie en de religiewetenschappen is de laatste jaren nagedacht over de stad als nieuwe leefomgeving van de groeiende helft van de wereldbevolking. De verschillende bijdragen willen vooral een poging zijn om de stad te laten zien als een mogelijkheid om creatief aan heden en toekomst te werken.3 Daarvoor moet het idee van de stad als plek van louter decadentie verlaten worden. Al te lang is de stad door de theologie stiefmoederlijk behandeld als een plaats waar niet veel goeds kon gebeuren. Eigenlijk al sinds het opsplitsen van de stad in een stad van God en een stad van de mens, zoals Augustinus die bedacht. De heiligheid diende elders gezocht of nadrukkelijk aanwezig gesteld te worden in zogenoemde sacrale plekken.

Om die eeuwenoude dualiteit te overstijgen moet onder meer de ruimte waarin mensen wonen, opgewaardeerd worden. De fysieke plaats waar het alledaagse bestaan georganiseerd wordt en van betekenis wordt voorzien, maakt dat de stad zelf als een religieuze plaats kan worden beschouwd. Vanuit de urban theology wordt mede nagedacht over ethische consequenties van stadsontwikkelingsprojecten, wordt aandacht gevraagd voor armoede en andere gevolgen van globalisering, gaat men op zoek naar de leefbaarheid van de stad, en komen ook migratie en interreligiositeit in het vizier.

Kerk ontwikkelen in stedelijke contexten is even complex als de stad zelf

In de praktijk blijkt het echter niet zo gemakkelijk te realiseren. Hoe wordt een kerkgemeenschap van betekenis voor haar lokale context? Wat dient zij te behoeden en wat dient ze achter zich te laten? In samenspraak met mensen die de zorg van kerkgemeenschappen ter harte nemen, blijken die vragen niet eenvoudig te beantwoorden.

Herbergkerk 

In Antwerpen en Gent lopen op dit moment onderzoeken naar de manier waarop de kerk aanwezig kan zijn in de stad. Beide onderzoeken volgen geen vanzelfsprekend parcours. 

Het eerste onderzoek speelt zich af in Antwerpen-Noord, door sommigen omschreven als een probleembuurt, als buurt van (drugs)criminelen, maar door anderen als een hippe buurt waar creativiteit ten volle de ruimte krijgt. De oorspronkelijke vraag en doelstelling van de onderzoeksprojectgroep was van de federatie Warm Noord (tien katholieke parochies en gemeenschappen) één grote parochie te maken die verscheidenheid toelaat. Na enkele jaren is het resultaat dat de parochies voorlopig blijven bestaan zoals ze bestaan. Wel worden op dit moment enkele mogelijkheden die aansluiten bij bestaande initiatieven, verder onderzocht. Zo wordt een parochie die al sterk diaconaal aanwezig is, ontwikkeld tot een ‘herbergkerk’. Voor een andere kerk, waarin verschillende culturen hun plek vinden, wordt verder nagedacht over de vraag hoe die multiculturaliteit en integratie vorm kunnen krijgen. En er wordt gedroomd van een pub of een andere ontmoetingsplek op een plaats waar jongeren zich verzamelen.

Een aantal leden van de projectgroep heeft de neiging dit onderzoek het etiket ‘mislukt’ op te plakken. Het grote probleem is echter dat te veel is uitgegaan van bestaande territoriale structuren die als fundament moesten dienen voor de veranderingen. Daardoor was er te weinig oog voor de stedelijkheid en de complexe realiteit ervan.

Weinig ruimte

Een tweede onderzoek is veel jonger. Terwijl het ook in Gent eerst de vraag was van de vierentwintig bestaande parochies van het dekenaat Gent-Stad naar drie parochies te evolueren, is de doelstelling van meet af aan, in samenspraak met de stuurgroep van het dekenaat, verbreed. Het komt er nu op aan de kerkelijke aanwezigheid in de stad Gent te analyseren en zichtbaar te maken en toekomstmogelijkheden naar boven te halen.

Ook hierbij doen zich echter moeilijkheden voor. Mensen die nauw betrokken zijn bij het bestaande parochiële functioneren, willen vooral verdedigen wat zij de laatste jaren hebben opgebouwd, ondanks hun roep om verjonging en vernieuwing. Ook de opdrachtgevers zijn sterk aanwezig als trekkers van het gebeuren. Dat maakt dat de bestaande hiërarchische patronen niet voldoende aangepakt kunnen worden. Daar komt nog bij dat ook vanuit de Vlaamse overheid een onderzoek gevraagd is naar de herbestemming van kerken. Die vraag maakt parochianen extra gespannen. Bij velen leeft de angst dat hun kerk gesloten zal worden, wat de defensieve houding alleen maar aanwakkert. 

Kerk ontwikkelen in stedelijke contexten is dus even complex als de realiteit van de stad zelf. En ook de bestaande studies over kerkopbouw gaan nog te vaak uit van bestaande structuren en bieden mede daardoor weinig ruimte voor deze nieuwe evoluties en de vereiste creativiteit in verscheidenheid. 

Uit het isolement

De onderzoeken in Antwerpen en Gent maken duidelijk dat de stad als heilige plek zich niet zo eenvoudig laat ontdekken, en dat flexibiliteit als karaktertrek van kerkelijke gemeenschappen niet de hoogste punten scoort. Dat alles maakt de vraag naar de plaats van de kerken in de steden urgent. Want het is duidelijk dat de actuele stad de kerk als vormgeving van het christendom in onze westerse cultuur uitdaagt terug te gaan naar haar oorsprong. 

Blijven de kerkgemeenschappen zich isoleren in een veilige en herkenbare parochiële ruimte of durven zij de stap te zetten naar de publieke, openbare ruimte? De eerste verhalen die we in het Nieuwe Testament vinden, getuigen van het vreemdeling zijn van de christen in de wereld, en van het pinkstergebeuren, waarbij volop voor openbaarheid in diversiteit gekozen werd. Zich een vreemde weten waar men thuis is, is een van de karakteristieken van een nieuwe stedeling. Dat zou dus juist een van de specialiteiten van christenen moeten zijn. Misschien hebben kerkmensen dat kenmerk te veel verleerd door de heilige plaatsen vast te leggen en de organisatie ervan als norm te blijven hanteren in de verscheiden contexten. Inspiratie en geestdrift zijn daardoor in een verstarring terechtgekomen. Maar in het vreemd zijn en de aandacht voor wat buiten het vanzelfsprekende valt, gloren het heden en de toekomst. Daarom moeten christenen ook zelf in die marge durven te gaan staan.

Kerk zou gestalte kunnen krijgen als een restruimte, als een plaats waar mensen de vrijheid kunnen inademen en waar asiel gegeven wordt aan de ziel van mensen. Concreet vertaalt zich dat in de vele diaconale projecten in een stad waarin de mens die naar de rand van de maatschappij wordt geduwd, centraal staat. Merkwaardig genoeg blijven deze initiatieven vaak zelf in de marge van de kerk als geheel, en leeft de kerk niet van daaruit. 

Mentaliteit openbreken

De moeilijkste opdracht bestaat erin het parochiële, vaak besloten karakter achter zich te laten en zich volop in de stadsdynamiek te gooien. Daarom wil ik een lans breken voor een nieuwe invulling van het begrip territorialiteit vanuit de stedelijke ontwikkelingen.

Enerzijds kan de kerk vanuit haar nog steeds grote aanwezigheid in de stad (al was het maar omwille van de monumentale en andere kerken) tegemoet komen aan de verscheidenheid die de moderne mens vraagt. De diversiteit van het stadsleven zou ook in de kerk alle kans moeten krijgen. Zo kunnen mensen die zoeken naar een plek waar ze willen thuiskomen, de nodige variatie vinden. Dat is de keuze voor de modaliteit die het stadspastoraat graag vooropstelt: ‘we bieden voor ieder wat wils.’

Maar kan iedereen wel aan zijn trekken komen? De restruimten in de stad leren vooral dat we in dat parochiële karakter een groep mensen vergeten. En daaraan kan het principe van de territorialiteit tegemoet komen. Haar territoriale principe dankt de kerk aan haar verlangen iedereen de mogelijkheid te geven toegang te krijgen tot het sacrament dat de kerk wil zijn. In dit principe kan dus ook de bezoeker van de restruimte als beminde broeder of zuster worden verwelkomd. Het territorialiteitsbeginsel laat niet toe dat een vrijgestelde priester of pastor zich alleen maar concentreert op de organisatie van de kerk of op de herkende parochianen. Integendeel, het breekt die organisatie of de eigen groep voortdurend open, omdat het gericht is op letterlijk iedereen. Terwijl de territorialiteit zich tot nu nog te veel concentreert op de geografische grenzen, dwingt ze de kerkelijke gemeenschappen in de stad open te breken in mentaliteit en mee te evolueren met wat de tekenen van de tijd of het waaien van de Geest laten zien.

De concrete vertaling van de stad als heilige plek is eigenlijk nog maar net begonnen. De stad als nieuwe ruimte voor de kerken zal zeker nog verder verkend moeten worden. Pas wanneer kerkelijke gemeenschappen zich een vreemde weten in hun eigen kerkelijke verbanden, zal de nieuwheid van de stad zichtbaar en voelbaar worden.

Noten

1    Vlaams Bouwmeester, Openbaarheid. Over publiek domein, planning en restruimte (Cahier 3), Brussel, 2011.

2    Eric Corijn, ‘Het publiek domein als producent van stedelijkheid’, in: Openbaarheid, 113-227.

3    Zie onder anderen Laurie Green, The impact of the Global. An urban theology, Benfoy Press Ltd, 2001; Sjeppo Kjellberg, Urban Ecotheology, Utrecht: International Books, 2000; Maaike de Haardt, ‘De stad een heilige plaats? Theologische en religiewetenschappelijke overwegingen bij urbanisatie’, Tijdschrift voor Theologie, 2011, 352-370; Erik Borgman, ‘De open stad vervult de geschiedenis’, Trouw, 9 april 2008.

— Lea Verstricht is theologe. Ze werkt als onderzoekscoördinator bij het Interdisciplinair Kenniscentrum Kerk en Samenleving (IKKS) en als educatief medewerker bij de CCV voor christelijk vormingswerk in het bisdom Antwerpen.