Vrijheid van godsdienst of levensbeschouwing voor iedereen

Stefanus geldt als de eerste christelijke martelaar. Volgens Handelingen 7 werd hij gestenigd nadat hij de priesters in het Sanhedrin in een lang betoog over de geschiedenis van het volk Israël had verweten dat zij zich tegen de heilige Geest verzetten, net als hun voorouders dat deden toen zij Mozes als leider en bevrijder afwezen. Naar hem heet de Stefanus Alliance, een Noorse organisatie die oorspronkelijk werd opgericht om zending achter het IJzeren Gordijn te verrichten. Thans stelt zij zich tot doel om kerken en personen te helpen die om hun geloof worden vervolgd of onderdrukt. 

De Stefanus Alliance werkt op een wijze die vergelijkbaar is met die van Amnesty International: door te lobbyen bij regeringen en mensen te vragen brieven aan autoriteiten te schrijven. De organisatie wil ook meer in het algemeen de aandacht vragen voor het belang van de vrijheid van godsdienst en heeft daartoe een boekje uitgebracht, dat ook via hun website is te downloaden.1

In dit boekje wordt uitgelegd waarom vrijheid van godsdienst of levensbeschouwing belangrijk is, wat de centrale elementen zijn, hoe zij wordt misbruikt en hoe zij kan worden bevorderd. Het boekje is bedoeld als instrument voor iedereen die er belang in stelt hier meer van te weten. Uitgangspunt is artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: 

Een ieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst; dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst of overtuiging te veranderen, alsmede de vrijheid hetzij alleen, hetzij met anderen zowel in het openbaar als in zijn particuliere leven zijn godsdienst of overtuiging te belijden door het onderwijzen ervan, door de praktische toepassing, door eredienst en de inachtneming van de geboden en voorschriften.

Diverse internationale verdragen definiëren ook de vrijheid van godsdienst; het meest verregaand wordt dat gedaan in artikel 18 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.2

Verontrustende trends

Hoewel de organisatie van christelijke oorsprong is, richt het boekje zich nadrukkelijk op de vrijheid van elke godsdienst of levensbeschouwing. In democratische landen lijkt de vrijheid van godsdienst of levensbeschouwing wellicht vanzelfsprekend, maar wereldwijd is dit allerminst het geval. 

Veertig procent van de landen in de wereld zou zware beperkingen opleggen aan religie. En, omdat sommige van die landen dichtbevolkt zijn, leeft 79 procent van de wereldbevolking in landen met zware beperkingen aan de vrijheid van godsdienst. Die beperkingen komen dan vooral ten laste van religieuze minderheden, die vaak worden beschouwd als economische, culturele of politieke bedreigingen voor de meerderheid. Een rapport van Kerk in Nood, een rooms-katholieke hulporganisatie, geeft zelfs nog hogere cijfers.3 Er zouden verontrustende trends voor gelovigen waarneembaar zijn in ruim 100 van de 196 landen (59 procent).

Dimensies 

Vooral aan de hand van genoemde verdragstekst onderscheidt de Stefanus Alliance zeven dimensies aan de vrijheid van godsdienst.

  1. De vrijheid om een godsdienst of overtuiging te hebben, te kiezen of daarin te veranderen. Het gaat hier om innerlijke vrijheid die niet kan worden beperkt. Men wijst erop dat religieuze identiteit vaak wordt beschouwd als verbonden met etnische of nationale identiteit. Het wordt dan problematisch als mensen overstappen naar een geloof dat niet traditioneel is verbonden met de etnische groep of nationaliteit. Vele regeringen verbieden dat en discrimineren of vervolgen dergelijke personen.
  2. De vrijheid om een godsdienst of overtuiging uit te oefenen. Daar behoort onder meer toe:
  • bidden of met anderen in relatie tot een geloof bij elkaar komen en huizen van aanbidding te vestigen of in stand te houden;
  • spullen maken, verwerven of gebruiken in verband met rituelen die bij het geloof horen;
  • religieuze literatuur schrijven, uitgeven of distribueren;
  • een geloof of overtuiging op geschikte plaatsen onderwijzen;
  • financiële giften vragen of ontvangen;
  • leiders en leraren opleiden volgens de normen van het geloof;
  • communicatie onderhouden met personen en groepen in zaken van geloof op nationaal en internationaal niveau;
  • rustdagen in acht nemen en ceremonies vieren overeenkomstig het geloof; 
  • eten en zich kleden overeenkomstig de voorschriften van het geloof, religieuze symbolen gebruiken;
  • het geloof met anderen delen in missionaire activiteiten zonder dwang.

3. Vrij zijn van dwang. Niemand mag worden gedwongen om een bepaald geloof te hebben of daarvan te veranderen. Mensen onthouden van medische zorg of onderwijs wordt als indirecte dwang beschouwd.

4. Discriminatie mag beslist niet. De staten zijn gehouden om de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging te eerbiedigen, te beschermen en te bevorderen ten aanzien van alle mensen in hun land. Meerderheden hebben niet meer rechten dan minderheden.

5. Rechten van ouders en rechten van kinderen. Ouders hebben het recht om kinderen in overeenstemming met hun levensovertuiging op te voeden. Maar kinderen moet ook worden toegestaan om eigen keuzes te maken in hun geloof.

6. Het recht op organisatie en juridische erkenning. Religieuze of levensbeschouwelijke groeperingen hebben het recht om zich in gemeenschappen te organiseren en als zij daar behoefte aan hebben moeten zij ook een juridische vorm kunnen aannemen om hun belangen te kunnen behartigen.

7. Het recht op erkenning van gewetensbezwaren. De vrijheid van godsdienst beschermt mensen ook tegen gedwongen worden om tegen hun geloof te handelen, speciaal waar het gaat om het dragen van wapens. Wie bezwaar heeft tegen militaire dienstplicht moet de gelegenheid krijgen om alternatieve nationale dienstplicht te verrichten.

Beperkingen

Rechten en vrijheden kunnen aan beperkingen worden gebonden en dat geldt ook voor de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging.

In overeenstemming met de tekst en bedoelingen van de mensenrechtenverdragen, is het hebben, het kiezen of het wijzigen van overtuiging een absoluut recht, maar kan het uitoefenen van die rechten aan regels worden gebonden. Dat moeten dan wel regels zijn die vastliggen in nationaal recht en ze moeten noodzakelijk zijn om zaken te beschermen als publieke veiligheid, openbare orde, gezondheid, openbare zeden (d.w.z. zeden die de zeden van een godsdienst overstijgen) en de grondrechten en vrijheden van anderen. Die regels moeten dan wel proportioneel en non-discriminatoir zijn.

Misverstanden

Voor de goede orde wijdt de Stefanus Alliance nog een hoofdstukje aan gebruikelijke misverstanden over de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Wat is het niet

  • Het gaat niet om het afdwingen van religieuze harmonie of het bewaren van religieuze patronen in de samenleving. Mensen hebben het recht een overtuiging te kiezen of van overtuiging te veranderen, ook als de religieuze kaart van een land daardoor verandert.
  • Ook is het geen westers of christelijk concept. Elementen van geloofsvrijheid kan men in vele verschillende tradities vinden.
  • Ook betekent het niet dat religie uit de publieke sfeer moet worden verwijderd en tot het private domein moet worden beperkt.
  • En ook betekent het niet dat godsdienst en levensovertuiging moeten worden gevrijwaard van bespotting of kritiek. Het zijn de personen die worden beschermd door het recht, niet de ideeën.

Discussies over het recht in Nederland

De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging wordt in Nederland beschermd door de internationale verdragen waarbij Nederland is aangesloten en door artikel 6 van de Grondwet. 

Voor het eerst werd er een regeling getroffen in 1579 bij de Unie van Utrecht, waarbij voor een ieder gewetensvrijheid werd gegarandeerd en huiselijke godsdienstoefening volgens de eigen overtuiging werd vrijgelaten. Openbare godsdienstoefening werd echter voorbehouden aan de heersende Gereformeerde Kerk. Alleen die kerk werd gesteund en de overheid bemoeide zich op zijn beurt met de interne aangelegenheden van die kerk. Aan die verstrengeling van kerk en staat werd in stappen in de loop van de negentiende en de twintigste eeuw een eind gemaakt.4

De heersende opvattingen over de inhoud van het recht zijn thans geheel conform hetgeen hierboven als uitleg van de Alliance is weergegeven.

Schrappen?

In de afgelopen jaren is herhaaldelijk door columnisten de vraag opgeworpen of we de wettelijke bescherming van de vrijheid van godsdienst wel nodig hebben, of, sterker nog, of dat recht niet uit de Grondwet geschrapt zou moeten worden. In grote lijnen zijn de daarvoor gebruikte argumenten5:

  • dat het bepaalde gelovigen de vrijheid zou geven tot intolerantie en het opdringen van opvattingen aan anderen;
  • dat het aan gelovigen meer bescherming zou bieden dan aan niet-gelovigen en daarom discriminatoir is;
  • dat godsdienst en levensovertuiging onbepaald zijn en de handhaving van deze rechten daarom willekeurig is en het de overheid dwingt tot positie bepalen in religieuze discussies;
  • dat de vrijheid van drukpers, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van vergadering en betoging voldoende bescherming bieden aan iedereen, zonder gelovigen voor te trekken.

Niet alleen over godsgeloof

Een misverstand dat aan veel van dit soort opvattingen gemeenschappelijk lijkt te zijn, is dat het bij de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging alleen over godsdienst gaat. Ham Rutten: ‘Godsdienstvrijheid is het recht van elke burger om er onbewezen en onbewijsbare opvattingen omtrent een of meerdere fictieve opperwezens op na te houden, en dat in vrije vereniging en vergadering met elkaar naar buiten te brengen of te belijden.’ Maar de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging beschermt iedereen die opvattingen heeft en daaraan publieke uiting wil geven. 

Zoals de Alliance betoogt, gaat het daarbij allerminst alleen om een godsgeloof. En ook gaat het er niet om dat sommigen meer worden beschermd dan anderen, meerderheden meer dan minderheden, of andersom. Volgens Paul de Beer leidt dit tot absurde consequenties. De overheid zou dan immers op de persoonlijke opvattingen van de gelovige af moeten gaan en geen enkel beroep op de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging kunnen afwijzen. 

Dit laatste argument is echter door de Hoge Raad ontkracht in het arrest over de Zusters van Walburga, een seksclub op de Amsterdamse Wallen die zich presenteerde als een onderdeel van de Kerk van Satan. Dit leek bedoeld te zijn om gevrijwaard te worden van regelmatige politiecontrole.6 Het Hof had reeds geoordeeld dat het hier niet om een godsdienst ging gezien de aard van de activiteiten en dat de deelnemers geen gestructureerde organisatie vormden; de Hoge Raad voegde er aan toe dat er ook geen sprake was van enige religieuze ervaring. De rechter heeft dus wel degelijk een normenkader ontwikkeld om te toetsen of het bij publieke uitingen om een godsdienst gaat en van willekeur is geen sprake. 

Niet vanzelfsprekend

Bieden de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering dan niet voldoende bescherming? ‘Elke gek heeft zijn gebrek’, zegt Ham Rutten en ‘iedereen heeft het recht zijn kind thuis religieus op te voeden, maar dan wel in de privésfeer.’ Daarmee beperkt hij het recht in kwestie eigenlijk weer tot dat van de Unie van Utrecht: er is vrijheid van godsdienst, maar dan wel binnenskamers. 

De vrijheid van godsdienst of levensovertuiging biedt juist het recht om daar publiek uiting aan te geven, daar naar te leven en daar ook missionaire aandacht voor te vragen. Dat dit allerminst vanzelfsprekend is blijkt ook uit de door Amnesty International aangehaalde uitlatingen van de speciale rapporteur voor de mensenrechten van de Verenigde Naties, die verslag deed van talloze maatregelen en praktijken als het verbieden van erediensten, inbeslagname van religieuze voorwerpen en literatuur, verbod op religieus onderwijs en het uitspreken van doodvonnissen over ketters. Hij beval aan dat niet alleen de rechten van gelovigen, maar ook die van niet-gelovigen als atheïsten en vrijdenkers beschermd moeten worden tegen discriminatie.7

Tegen de haren in

Stefanus werd gestenigd en dat was niet om zijn opvattingen, maar omdat hij daaraan uiting gaf en daarbij de mannen met macht tegen de haren in streek. Op veel plaatsen in de wereld moeten mensen die andere opvattingen verkondigen dan die van de machthebbers nog steeds voor hun leven vrezen. Het lijkt dan ook nog steeds nodig om het belang van een goede bescherming van de vrijheid van godsdienst of levensovertuiging uit te dragen en te bevorderen, zoals ook de Stephanus Alliance met het hier besproken boekje doet.

Noten

1 https://www.stefanus.no/english/; uitgebracht in 2012, nieuwe versie in 2017

2 New York, 19 december 1966; Tractatenblad 1969, 99; Nederlandse vertaling, Tractatenblad 1978, 177

3 https://kerkinnood.nl/dossiers/vrijheid-van-godsdienst

4 Nederland rechtsstaat. Wetenschappelijk commentaar op de Nederlandse Grondwet: https://www.nederlandrechtsstaat.nl/grondwet/artikel.html?categorie=3&auteur

5 Zie o.m. Ham Rutten in de Volkskrant, 1 september 2010; Paul de Beer in Socialisme en democratie, jrg 64, nr. 10, 2007, p.9, 18-24, of op http://www.sebisme.nl/afschaffing-godsdienstvrijheid/

6 Arrest van 31 oktober 1986, NJ 1987, 173. Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Zusters_van_Sint_Walburga

7 https://www.amnesty.nl/encyclopedie/godsdienst-geloof-religieuze-onverdraagzaamheid-en-mensenrechten

— Dick (D.P.) van den Bosch was tot een jaar geleden in diverse beleids- en juridische functies werkzaam bij de rijksoverheid. Hij is thans belast met een aantal bestuurlijke functies en werkt daarbij als kerkmusicus in Zoetermeer.